Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
[passagier sub 3], wonende te [woonplaats]
[passagier sub 4]
[passagier sub 5]beiden wonende te [woonplaats]
[passagier sub 6]
[passagier sub 7]beiden wonende te [woonplaats]
[passagier sub 8]
[passagier sub 9]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
- € 4.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 februari 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 726,00 dan wel € 659,45 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
€ 600,00 per passagier.
4.De beoordeling
GROUND HANDLING IMPAIRED BY ADVERSE WEATHER CONDITIONS”. Daarnaast is de vlucht vertraagd uitgevoerd vanwege code 75 (
De-icing of aircraft, removal of ice and/or snow, frost prevention excluding unserviceability of equipment). Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat als er sneeuw valt of sprake is van een lage temperatuur, er dan ijsvorming kan ontstaan op het vleugelprofiel van het toestel. Vanwege de vliegveiligheid dienen vliegtuigen daarom, kort vóór vertrek, ijs- en sneeuwvrij te worden gemaakt. Het ijsvrij maken van een toestel houdt volgens de vervoerder in dat een chemische stof op het vliegtuig wordt gespoten om het toestel ijsvrij te maken en voor een bepaalde tijd ook ijsvrij te houden. Tijdens dit proces is de vervoerder afhankelijk van de luchtverkeersleiding. De vervoerder mag niet zelf bepalen wanneer
de-icingplaatsvindt.
de-icingprocedure als de uitvoering van de
de-icingprocedure aangemerkt worden als buitengewone omstandigheden, mits voldoende onderbouwd. De vervoerder is hier in geslaagd. Anders dan de passagiers stellen maakt de omstandigheid dat te Schiphol sneeuw kan vallen in februari niet dat
de-icingals gevolg van de weersomstandigheden geen buitengewone omstandigheid kan vormen dan wel dat de vervoerder dit heeft kunnen voorzien. Dit zou, afgezien van de vraag of de passagiers dit voldoende hebben onderbouwd, eveneens gelden voor het tekort aan de-icingmateriaal. Gelet op deze en alle overige omstandigheden van het onderhavige geval is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de vervoerder een geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden.