ECLI:NL:RBNHO:2023:3492

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
9646454
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en restitutie van ticketprijs in luchtvaartzaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TAP Air Portugal, de vervoerder. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Casablanca via Lissabon, die op 17 juli 2021 werd geannuleerd. De passagier verzocht om compensatie van € 1.200,00 en restitutie van de ticketprijs, gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van het grondafhandelingspersoneel in Lissabon.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de passagier recht had op compensatie. De rechter volgde de redenering dat compensatie een persoonlijk recht is en dat de passagier niet had aangetoond dat hij ook aanspraak kon maken op compensatie voor andere reisgenoten. De kantonrechter wees de vordering tot compensatie toe tot een bedrag van € 400,00, maar wees het verzoek om restitutie van de ticketprijs af, omdat de passagier niet had toegelicht welk bedrag hij had betaald.

De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter besloot dat er geen hoger beroep mogelijk is tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9646454 \ CV FORM 22-405
Uitspraakdatum: 29 maart 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: L.M. Marsen (DAS Rechtsbijstand)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TAP Air Portugal
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm & mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 20 januari 2022;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 25 mei 2022.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten voor het vervoer van drie personen van Amsterdam Schiphol Airport via Lissabon (Portugal) naar Casablanca (Marokko) op 17 juli 2021, hierna: de vlucht.
2.2.
De vervoerder zou de vlucht uitvoeren.
2.3.
De vlucht is geannuleerd.
2.4.
De passagier heeft restitutie van de betaalde ticketprijs en compensatie in verband met de voornoemde annulering verzocht.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van in totaal
€ 1.200,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op restitutie van de betaalde ticketprijs.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder voert primair aan dat de passagier niet-ontvankelijk is in zijn vordering omdat hij geen ondergetekende machtiging heeft overgelegd waaruit volgt dat DAS Rechtsbijstand als gemachtigde wordt aangewezen. De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 80 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de kantonrechter verlangen dat de gemachtigde een schriftelijke volmacht overlegt waaruit blijkt dat zij inderdaad bevoegd is om de passagier te vertegenwoordigen. Aangezien DAS in de onderhavige procedure de boekingsbevestiging, boekingsbescheiden en
e-mailcorrespondentie tussen passagier en de vervoerder heeft overgelegd - die door de passagier aan DAS zijn verzonden - ziet de kantonrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de bevoegdheid van DAS Rechtsbijstand om de passagier te vertegenwoordigen. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer.
Compensatie
4.3.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
De kantonrechter volgt de vervoerder in zijn betoog dat een vordering tot compensatie op grond van de Verordening een persoonlijk recht is. Dit betekent dat de passagier in beginsel uitsluitend aanspraak kan maken op compensatie voor de door hemzelf geleden schade. De passagier heeft niet gesteld en onderbouwd dat hij ook gerechtigd is de eventuele aanspraken op compensatie geldend te maken voor de overige reisgenoten.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op 17 juli 2021 sprake was van een staking van het grondafhandelingspersoneel te Lissabon als gevolg waarvan de vlucht is geannuleerd. De staking van het grondpersoneel op de luchthaven is geen gebeurtenis die inherent is aan de normale bedrijfsvoering van een luchtvaartmaatschappij, zodat de staking naar het oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid oplevert.
4.6.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen dan wel de vertraging als gevolg van de annulering te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met beschikbare plaats naar de eindbestemming. Het betreft exact dezelfde vlucht, maar dan 12 dagen later. De passagier heeft deze vlucht niet geaccepteerd. De kantonrechter begrijpt dat de passagier de alternatieve vlucht niet heeft geaccepteerd omdat hij van mening is dat de alternatief aangeboden vlucht geen redelijke maatregel vormt.
4.7.
Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. Het is aan de vervoerder om in een dergelijk geval voldoende aannemelijk te maken dat er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door hemzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder daarin niet is geslaagd. Hoewel de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er beperkt luchtvervoer van en naar Lissabon mogelijk was, betreft het in dit geval een vlucht van Amsterdam (via Lissabon) naar Casablanca. De vervoerder heeft niet gesteld en onderbouwd dat er geen enkele andere (directe of indirecte) mogelijkheid bestond om de passagier van Amsterdam naar Casablanca te vervoeren met een vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de alternatief aangeboden vlucht. Zodoende is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder er niet in is geslaagd om voldoende aannemelijk te maken dat de alternatief aangeboden vlucht een redelijke maatregel vormt in de zin van bovengenoemd arrest. Dat de passagier er uiteindelijk voor heeft gekozen om, met een door hemzelf geboekte vlucht, vanaf Brussel te vliegen doet daar niets aan af. Het verzoek tot compensatie zal tot een bedrag van € 400,00 worden toegewezen, en voor het overige worden afgewezen. De passagier heeft niet toegelicht vanaf welke datum hij rente vordert, zodat de rente zal worden toegewezen vanaf de dag waarop het A-Formulier ter griffie van de rechtbank is binnengekomen.
Restitutie
4.9.
De passagier heeft in het A-Formulier tevens om restitutie van de betaalde ticketprijs verzocht. De kantonrechter begrijpt dat dit verzoek is gebaseerd op artikel 5 lid 1 sub a in samenhang met artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening. De passagier heeft echter niet toegelicht welk bedrag hij voor de geannuleerde heenreis heeft betaald. Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie in het dossier (zie het arrest van de Hoge Raad van 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404).
4.10.
Op grond van artikel 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet het verzoekschrift de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij (in dit geval de passagier) de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
4.11.
De passagier heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt het verzoek tot restitutie afgewezen. De passagier wordt, gelet op het doel en het karakter van de EPGV-procedure, niet meer in de gelegenheid gesteld om zijn vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
4.12.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.13.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open