ECLI:NL:RBNHO:2023:3573

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
C/15/338310 / FA RK 23-1479 en C/15/33831 / FA RK 23/1480
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing rechterlijke machtiging en toewijzing voortzetting inbewaringstelling in psychogeriatrische zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 april 2023 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om een rechterlijke machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene. De betrokkene weigerde echter om met de arts in gesprek te gaan, waardoor het niet mogelijk was om een duidelijke diagnose te stellen. De rechtbank overwoog dat er enkel sprake was van een vermoeden van een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, en dat dit niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een rechterlijke machtiging. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat er geen diagnose was vastgesteld en dat een vermoeden van dementie onvoldoende was voor een rechterlijke machtiging. De rechtbank concludeerde dat de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling de geëigende maatregel was, gezien het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat de betrokkene zou kunnen ondervinden. De rechtbank verleende daarom de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 19 mei 2023, en wees het verzoek om een rechterlijke machtiging af. De beschikking werd gegeven door rechter W.P. van der Haak en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
toewijzing machtiging voortzetting van de inbewaringstelling en afwijzing rechterlijke machtiging
zaak-/rekestnr.: C/15/338310 / FA RK 23-1479 en C/15/33831 / FA RK 23/1480
beschikking van de rechtbank van 7 april 2023,
naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
thans verblijvende in een voorziening van Geriant,
[verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschriften, ingekomen ter griffie op 4 april 2023, heeft het CIZ (primair) verzocht om afgifte van een rechterlijke machtiging, dan wel (subsidiair) om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten behoeve van betrokkene.
Bij de verzoekschriften zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van 3 april 2023;
- de medische verklaringen van 16 maart 2023 en 3 april 2023;
- de aanvraag van het CIZ voor een rechterlijke machtiging van 28 maart 2023 (met bijlagen);
- het bericht van Geriant ( [naam] ) van 6 april 2023, met als bijlagen de (ongedateerde) verklaring van partner en dochter van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van beide verzoeken heeft plaatsgevonden op 7 april 2023, in voornoemde accommodatie.
1.3.
Ter zitting zijn verschenen:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- [specialist ouderengeneeskunde] , specialist ouderengeneeskunde;
- [klinisch casemanager] , klinisch casemanager;
- [specialist ouderengeneeskunde in opleiding] , specialist ouderengeneeskunde in opleiding.
1.4.
De zitting heeft plaatsgevonden op de kamer van betrokkene, waar betrokkene in bed lag. De rechtbank stelt vast dat betrokkene bij aanvang van de zitting riep dat iedereen weg moest en dat zij dit niet wilde, maar dat zij vlak daarna niet meer aanspreekbaar was omdat zij in slaap was gevallen, althans haar ogen dicht had en nergens meer op reageerde. Mr. Engels heeft ter zitting toegelicht dat betrokkene vlak voor de zitting ook niet met haar in gesprek wilde en dat betrokkene ook een paar dagen daarvoor een gesprek met een waarnemend kantoorgenoot heeft geweigerd. Ter zitting heeft mr. Engels namens betrokkene het woord gevoerd.

2.Beoordeling

2.1.
Op 28 maart 2023 is er bij het CIZ een aanvraag rechterlijke machtiging ingekomen. Op 3 april 2023 heeft de burgemeester van de gemeente Dijk en Waard ten behoeve van de betrokkene een last tot inbewaringstelling afgegeven. Het CIZ heeft verzocht om gelijktijdige behandeling en daarbij aangegeven dat de voorkeur uitgaat naar de toewijzing van de rechterlijke machtiging. Ter zitting hebben ook de behandelaars hun voorkeur uitgesproken voor een rechterlijke machtiging.
2.2.
De advocaat van betrokkene heeft zich ter zitting niet akkoord verklaard met de toewijzing van de rechterlijke machtiging. Daartoe heeft de advocaat aangevoerd dat er tot op heden geen diagnose is vastgesteld door een arts en dat een (sterk) vermoeden van dementie onvoldoende is om een rechterlijke machtiging toe te kunnen wijzen. De advocaat refereert zich met betrekking tot de voortzetting van de inbewaringstelling aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 24, derde lid, aanhef en onder a, van de Wzd, kan de rechter op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging verlenen, indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel.
Op grond van het vierde lid, aanhef en onder a, van de Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging verlenen ten aanzien van een persoon met een psychische stoornis en de stoornis van die persoon gelijkstellen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, indien de rechter op basis van de verklaring van een ter zake kundige arts oordeelt dat sprake is van een psychische stoornis.
Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Wzd in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Wzd kan de rechter – kort samengevat – een voortzetting van de inbewaringstelling gelasten indien er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat vermoedelijk wordt veroorzaakt door een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap.
2.4.
De rechtbank onderschrijft het standpunt van de advocaat dat niet aan het wettelijk vereiste voor het verlenen van een rechterlijke machtiging is voldaan omdat er tot op heden geen diagnose bij betrokkene is vastgesteld waaruit blijkt dat zij lijdt aan een psychogeriatrische aandoening of een daarmee gelijk te stellen psychische stoornis.
Uit de medische verklaring van 16 maart 2023, onder 5b, blijkt dat er sprake is van een vermoeden van dementie en dat dit na opname verdere diagnostiek vergt. In diezelfde medische verklaring is onder 5c vermeld dat het zeer moeilijk was om een diagnose te stellen omdat betrokkene weigerde met de specialist ouderengeneeskunde in gesprek te gaan. Op basis van de hetero-anamnese wordt vermoed dat er sprake is van dementie, mogelijk vasculaire dementie. In de samenvatting ten behoeve van opname Wzdaccommodatie van Geriant van 28 maart 2023 is onder het kopje diagnose vermeld; ‘onbekend, diagnose vooralsnog onmogelijk door communicatieweigering’. In de medische verklaring van 3 april 2023 is onder 5c vermeld dat een definitieve diagnose nog niet duidelijk is.
Het verzoek om een rechterlijke machtiging zal daarom worden afgewezen.
2.5.
Indien er nog slechts sprake is van een vermoeden van een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap en aan de overige voorwaarden is voldaan, dan is de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling de geëigende maatregel. Het verblijf van betrokkene in de kliniek op basis van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling biedt mogelijkheden om diagnostisch onderzoek uit te voeren en zo nodig aansluitend een rechterlijke machtiging te verzoeken.
2.6.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kon worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de betrokkene als gevolg van psychogeriatrische aandoening, te weten een vasculaire dementie met veranderend beeld na waarschijnlijk een CVA of insult, en/of een fronto-temporale dementie, en/of een chronisch delier bij somatische lijden en/of een hersentumor ernstig nadeel veroorzaakt, te weten:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang.
2.7.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De betrokkene verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie.
2.9.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 19 mei 2023.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
19 mei 2023;
3.3.
wijst af het verzoek om een rechterlijke machtiging.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van T.B.A. Verbeij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 april 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.