ECLI:NL:RBNHO:2023:3594

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
10071913 CV EXPL 22-5139
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding na aankoop non-conforme tweedehands auto

In deze zaak heeft eiser, een handelaar in tweedehands auto’s, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die hem een MINI had verkocht. Eiser stelt dat de auto non-conform was, omdat deze veel olie verbruikte, en dat gedaagde op het verkoopformulier onjuist had geantwoord op de vraag of de auto olie lekte of verbruikte. De kantonrechter heeft op 19 april 2023 geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de auto gebrekkig was ten tijde van de verkoop en dat gedaagde op de hoogte was van eventuele gebreken. De kantonrechter oordeelt dat eiser, als professioneel garagehouder, had moeten weten dat een auto met een bepaalde kilometerstand olie verbruikt. Eiser heeft niet aangetoond dat het olieverbruik zodanig was dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die hij op basis van de koopovereenkomst mocht hebben. De vordering van eiser wordt afgewezen, evenals de subsidiaire vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van gedaagde. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10071913 CV EXPL 22-5139
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
h.o.d.n. [bedrijf],
wonende te [plaats 1],
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. L.W. van de Wetering,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.S. Arts .

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 17 augustus 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd en daarbij zijn eis gewijzigd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] handelt in tweedehands auto’s.
2.2.
[gedaagde] heeft met bemiddeling van Wij Verkopen Wel B.V. zijn auto, een MINI met kenteken [kenteken] uit 2008 aan [eiser] verkocht voor een bedrag van € 5.750,-.
2.3.
De auto is op 10 november 2021 met een oprijdwagen opgehaald bij [gedaagde]. De kilometerstand van de auto was op dat moment 114.171 km.
2.4.
[eiser] heeft de auto op 11 november 2021 in zijn bedrijfsvoorraad gezet. Hij heeft de auto op 3 februari 2022 verkocht met een kilometerstand van 114.214. De koper heeft op 26 februari 2022 bij [eiser] geklaagd dat de auto erg veel olie gebruikte.
2.5.
[eiser] heeft op 28 februari 2022 [gedaagde] benaderd via Whatsapp en hem meegedeeld dat er enorm veel mis is met de auto, waardoor heel veel kosten zijn gemaakt. Ook heeft hij hem daarbij een schikkingsvoorstel voorgelegd. [gedaagde] heeft daarop niet gereageerd.
2.6.
[eiser] heeft de auto op 1 maart 2022 teruggenomen van degene aan wie hij de auto had verkocht. De kilometerstand bedroeg toen 115.485.
2.7.
Bij brief van zijn advocaat van 22 maart 2022 heeft [eiser] [gedaagde] aangesproken en hem meegedeeld dat hij gedwaald heeft bij het sluiten van de koopovereenkomst omdat [gedaagde] op het verkoopformulier de vraag of de auto olie lekt of verbruikt met ‘nee’ had beantwoord. In die brief wordt het eerder gedane schikkingsvoorstel herhaald.
heeft betwist dat er iets mis was met de auto ten tijde van de verkoop.
2.8.
[eiser] heeft de auto vervolgens door zijn monteur laten repareren. De auto is op 15 april 2022 verkocht aan de huidige eigenaar.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert na wijziging van eis, dat de kantonrechter primair voor recht verklaart dat [eiser] bij de totstandkoming van de koopovereenkomst heeft gedwaald, dat de kantonrechter de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het door [eiser] geleden nadeel zal wijzigen, zal bepalen dat de koopprijs wordt verminderd met een bedrag van
€ 2.370,65 en dat [gedaagde] dit bedrag aan [eiser] moet betalen. Subsidiair vordert [eiser] dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en hem zal veroordelen tot betaling van € 2.370,65 aan [eiser] ter zake van de door laatstgenoemde geleden schade. Verder vordert [eiser] zowel primair en subsidiair dat de kantonrechter [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 355,60 voor buitengerechtelijke kosten en van de proceskosten waarbij voor het salaris van de gemachtigde een tarief van € 2.000,- per punt wordt gehanteerd en inclusief de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de koopovereenkomst voor de auto tot stand gekomen is op grond van dwaling. Hij stelt dat hij de overeenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten als hij ermee bekend was geweest dat de auto veel olie gebruikte. Hij wijst er op dat [gedaagde] het verkoopformulier met Wij Verkopen Wel B.V. in strijd met de waarheid heeft ingevuld op dit punt. Verder wijst hij er op dat [gedaagde] eerst het adres Nieuwemeerdijk 350 te Badhoevedorp had opgegeven op welk adres een autobedrijf staat ingeschreven en dat later is gebleken dat de auto bij dat bedrijf in oktober 2021 door [gedaagde] moet zijn gekocht en dat [gedaagde] zelf slechts 24 dagen eigenaar van de auto is geweest. [eiser] stelt dat uit die omstandigheden volgt dat [gedaagde] er bekend mee moet zijn geweest dat de auto veel olie verbruikte.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Op zijn verweer zal, voor zover dat relevant is, bij de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of de auto die [eiser] van [gedaagde] heeft gekocht beantwoordde aan datgene dat [eiser] op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten en voor zover dat niet het geval was, voor wiens rekening dat dient te komen. Artikel 7:17 lid 1 en 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepalen dat een afgeleverde zaak dient te beantwoorden aan de overeenkomst en dat dit niet het geval is als de zaak, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Daarbij mag de koper verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Hierbij gaat het om het gerechtvaardigd verwachtingspatroon van de koper. Wat dit verwachtingspatroon inhoudt moet worden vastgesteld aan de hand van alle omstandigheden van het geval.
5.2.
Op [eiser] rust het bewijs van zijn stelling dat er sprake was van een gebrek aan de auto ten tijde van de koop èn dat [gedaagde] met dit gebrek bekend was. Hij beroept zich immers op het rechtsgevolg van dwaling, te weten een tekortkoming die vernietiging van de koopovereenkomst dan wel opheffing van het geleden nadeel rechtvaardigt. [eiser] heeft gesteld dat de auto gebrekkig is omdat de auto ‘enorm veel’ olie verbruikt, terwijl [gedaagde] op het verkoopformulier op de vraag of de auto olie verbruikt ‘nee’ heeft ingevuld.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat niet vast dat sprake is van een gebrek. Weliswaar heeft [eiser] gesteld dat hij mocht afgaan op hetgeen [gedaagde] had ingevuld op het verkoopformulier, maar als professioneel garagehouder had hij er redelijkerwijs mee bekend moeten zijn dat iedere motor van een auto olie verbruikt en tweedehands auto’s met een kilometerstand als van de auto in deze zaak meer dan een auto die ‘net uit de showroom’ komt. Dat betekent dat de auto wellicht meer olie verbruikte dan [eiser] had verwacht of gehoopt, maar dat rechtvaardigt nog niet de conclusie dat de auto non-conform is. [eiser] heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet duidelijk gemaakt dat de hoeveelheid olie die de motor van de auto verbruikte de norm voor overmatig olieverbruik bij een motor van het type waar het in deze zaak om gaat overschreed. Hij heeft slechts gesteld dat de olie vlak voor de verkoop aan zijn klant was bijgevuld en dat zijn klant al na een paar honderd kilometer had ontdekt dat er geen olie meer in het reservoir zat. De kantonrechter kan uit deze stellingen van [eiser] niet afleiden hoeveel liter olie de motor van de auto per 1.000 kilometer verbruikte en of dat verbruik zodanig is, dat alleen door het voortdurend controleren van het oliepeil en het bijvullen van het oliereservoir aan het verkeer kon worden deelgenomen. Omdat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat de auto gebrekkig was, zal de vordering van [eiser], op de primaire grondslag worden afgewezen en behoeven de overige verweren van [gedaagde] op dit punt geen bespreking.
5.4.
Vervolgens rijst de vraag of [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de vraag op het verkoopformulier of de auto olie lekte of verbruikte met ‘nee’ te beantwoorden. Dat is het geval als voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] wist dat de auto overmatig olie verbruikte en desondanks ‘nee’ heeft ingevuld. Naar het oordeel van de kantonrechter is [eiser] er niet in geslaagd dit aannemelijk te maken. De enkele stellingen van [eiser] dat [gedaagde] dit moet hebben geweten, omdat de koper zich al binnen 3 weken meldde bij [eiser] en de omstandigheid dat [gedaagde] de auto nadat hij korte tijd eigenaar was geweest bij een andere garage had geparkeerd en ook te koop had aangeboden, zijn daarvoor onvoldoende. Dat betekent dat de vordering ook op de subsidiaire grondslag wordt afgewezen.
5.5.
Hieruit volgt dat de vorderingen van [eiser], zowel op de primaire als de subsidiaire grondslag zullen worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt.
5.7.
Een kostenveroordeling levert ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 464,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde].
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter