ECLI:NL:RBNHO:2023:3603

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
8592106 \ CV EXPL 20-5279
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de stichting Achmea Rechtsbijstand (hierna: Achmea) een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa A.G. (hierna: de vervoerder) wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 23 april 2018 dienden de passagiers van de vlucht LH989 van Amsterdam naar Washington via Frankfurt te worden vervoerd. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Frankfurt, die het gevolg was van door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties, hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist en zijn zij met een vertraging van 4 uur en 18 minuten op hun eindbestemming aangekomen. Achmea heeft de vordering tot compensatie van € 1.200,00, vermeerderd met rente en kosten, ingesteld, maar de vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder moest echter aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vertraging van de vlucht inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties, en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van Achmea is afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van Achmea gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8592106 \ CV EXPL 20-5279 (RH)
Uitspraakdatum: 15 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Achmea Rechtsbijstand
gevestigd te Tilburg
eiseres
hierna te noemen: Achmea
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa A.G.
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
Achmea heeft bij dagvaarding van 31 maart 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Achmea heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[Passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 23 april 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Frankfurt International Airport, Frankfurt (Duitsland), naar Dulles International Airport, Washington (Verenigde Staten).
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt, met vluchtnummer LH989 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en met een vertraging van 4 uur en 18 minuten aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben de vermeende vordering middels cessie overgedragen aan Achmea.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens Achmea compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Achmea vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 april 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Achmea heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Achmea stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming te Washington, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatievluchten Frankfurt – Amsterdam – Frankfurt (vluchten: LH988 en LH989). Deze rotatievluchten zijn met hetzelfde toestel (toestel: “DAIQH”) uitgevoerd. Volgens de vervoerder is de voorafgaande vlucht, met vluchtnummer LH988, met een vertrekvertraging van 34 minuten uitgevoerd wegens opgelegde slotrestricties van de luchtverkeersleiding. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het vluchtrapport en de “slot history” van vlucht LH988 overgelegd. Blijkens de ”slot history” van vlucht LH988 heeft de luchtverkeerleiding al twee uur voor de schemavertrektijd een nieuw slot aan het toestel opgelegd, welk slot vervolgens nogmaals is gewijzigd. Daarnaast volgt hieruit dat de vertraging het gevolg is van vertragingscode 83, hetgeen staat voor: “
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and/or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights”. De vervoerder voert aan dat “ATFM” staat voor “air traffic flow management” en “ATC” staat voor “air traffic control”. Vlucht LH988 heeft uiteindelijk gebruik gemaakt van het slot van 07:54 uur (UTC) en is met een aankomstvertraging van 31 minuten in Amsterdam gearriveerd. Achmea betwist dat de vertraging is ontstaan wegens de door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties en stelt dat de vertraging van de vlucht LH988 is ontstaan wegens vertragingscodes 93, 5, 86 en 2. Dit kan geen buitengewone omstandigheid opleveren, aldus Achmea.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder verplicht is een door de luchtverkeersleiding opgelegd slot op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. Aangezien reeds twee uur voor vertrek van vlucht LH988 een nieuw slot is opgelegd, is, in tegenstelling tot hetgeen Achmea heeft gesteld, niet van belang of de vertraging ontstaan wegens vertragingscodes 93, 5, 86 en 2 is ontstaan ten gevolge van een buitengewone omstandigheid. Ook indien het toestel tijdig klaar zou hebben gestaan voor vertrek, diende de vlucht het opgelegde slot op te volgen. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuw slot moet dan ook worden gekwalificeerd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Een slot is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. De vervoerder heeft tevens gemotiveerd weerlegd waarom hij niet om 07:35 uur (UTC), zoals Achmea stelt, had kunnen vertrekken. De vervoerder heeft toegelicht dat het hem niet vrij staat om te bepalen wanneer een toestel van de blokken gaat en hoe laat het toestel eindelijk – binnen het slot - opstijgt. Vanaf het moment dat een toestel bij de gate van de blokken gaat tot het moment van opstijgen is het toestel in handen van de luchtverkeersleiding. Aldus levert een vertraging wegens code 83 voor de duur van 34 minuten een buitengewone omstandigheid op.
5.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt dat de vlucht een vertraging had wegens code 93
(“Aircraft rotation, late arrival of aircraft from another flight or previous sector”) van 14 minuten. Hieruit blijkt dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht en dat een deel van die vertraging tijdens de rotatie is ingehaald. Nu reeds is vastgesteld dat 34 minuten van deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid, werkt deze buitengewone omstandigheid voor de duur van 14 minuten door naar de onderhavige vlucht.
5.7.
Uit het vluchtrapport van de vlucht volgt voorts dat de vertrekvertraging van de vlucht in totaal 31 minuten bedraagt. Naast de vertraging van 14 minuten wegens vertragingscode 93 is de overige vertraging volgens de vervoerder veroorzaakt wegens code 82, hetgeen staat voor “
ATFM due to ATC STAFF/EQUIPMENT EN-ROUTE, reduced capacity caused by industrial action or staff shortage, equipment failure, military exercise or extraordinary demand due to capacity reduction in neighbouring area”. Uiteindelijk is aan de vlucht een slot opgelegd van 09:49 uur (UTC) waar de vlucht ook gebruik van heeft gemaakt. Achmea betwist dat dit een buitengewone omstandigheid oplevert en stelt zich op het standpunt dat de vlucht eerder had kunnen vertrekken. De vervoerder heeft deze stelling gemotiveerd weersproken en aangevoerd dat de vlucht op het eerst mogelijke moment dat ten gevolge van de restricties mogelijk was, is vertrokken. De vlucht kon niet zelf bepalen wanneer het toestel van de blokken ging en opsteeg, maar was hierbij afhankelijk van de derden. De vlucht kon dus niet, zoals Achmea heeft gesteld, 16 minuten eerder vertrekken. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder die wordt geconfronteerd met een besluit van de luchtverkeersleiding zich naar dit besluit moet voegen. De vervoerder is immers gehouden om restricties van de luchtverkeersleiding op te volgen en dit is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. De vertrekvertraging voor de duur van 17 minuten die is ontstaan door code 82 levert dan ook een buitengewone omstandigheid op.
5.8.
Achmea stelt dat de gewijzigde slottijden niet hebben geleid tot een langdurige vertraging, maar deze stelling kan haar niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is. De uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming bedroeg meer dan drie uur. Deze vertraging is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht en daarmee ook het gevolg van buitengewone omstandigheden. De passagiers hebben immers hierdoor de aansluitende vlucht naar Washington gemist. Gelet op het voorgaande kan de vertraging van de vlucht als langdurig worden aangemerkt.
5.9.
Resumerend is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de vlucht voor de duur van 31 minuten is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.10.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 60 minuten gepland. De minimale overstaptijd te Frankfurt bedraagt 45 minuten. Er was dus sprake van een geringe reservetijd (15 minuten) bovenop de overstaptijd, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd. Dit neemt niet weg dat de passagiers te Frankfurt een aankomstvertraging van 31 minuten hadden en dat zij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer zouden kunnen halen. De vervoerder voert vervolgens aan dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht, hetgeen door Achmea wordt betwist. Achmea stelt dat de passagiers met vlucht UA947 of KL651 sneller op de eindbestemming zouden zijn aangekomen, maar laat na om aan te tonen dat op deze vluchten plaatsen voor de passagiers beschikbaar waren zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Achmea doet verder een beroep op het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (zaak C-74/19). Uit dit arrest volgt dat, indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen, dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. In het onderhavige geval zijn de passagiers niet een dag later, maar nog op dezelfde dag als gepland aangekomen op de eindbestemming, namelijk met een vertraging van 4 uur en 18 minuten. De vervoerder kon volstaan met het aanbieden van eigen vluchten. Daarbij komt dat de vervoerder de passagiers heeft omgeboekt op een vlucht van United Airlines. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van Achmea tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van Achmea, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Achmea tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 398,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart het vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter