ECLI:NL:RBNHO:2023:3606

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
9760850 \ CV EXPL 22-1784
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van compensatie en wettelijke rente door luchtvaartpassagier na vertraging van vlucht

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Royal Air Maroc S.A., vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Nador op 14 augustus 2021. AirHelp vorderde een bedrag van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat niet voldaan was aan de vereisten voor een rechtsgeldige cessie, maar de kantonrechter oordeelde dat de cessie rechtsgeldig was en dat de vervoerder aansprakelijk was voor de compensatie. De kantonrechter stelde vast dat de wettelijke rente verschuldigd was vanaf de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen, en niet vanaf de datum van de vlucht zelf. De vordering tot betaling van de hoofdsom en de wettelijke rente werd toegewezen, evenals de proceskosten, die voor rekening van de vervoerder kwamen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9760850 \ CV EXPL 22-1784
Uitspraakdatum: 8 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc S.A.
gevestigd te Casablanca (Marokko)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 24 februari 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Nador Airport, Nador, met vluchtnummer AT1681 (hierna: de vlucht), is op 14 augustus 2021 met een vertraging uitgevoerd.
2.2.
AirHelp heeft namens [betrokkene] (hierna: de passagier) compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder voert aan dat niet is voldaan aan de vereisten die de wet aan een rechtsgeldige cessie stelt. De kantonrechter overweegt als volgt. Een rechtsgeldige cessie dient onder verwijzing naar artikel 3:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aan twee constitutieve vereisten te voldoen: een akte van cessie en een mededeling daarvan aan de debiteur. Aan het mededelingsvereiste is in ieder geval voldaan toen de cessie in deze procedure, zo niet bij dagvaarding dan wel bij repliek, ter kennis van de vervoerder is gebracht. Niet vereist is dat een cessie al voltooid is op het moment van de dagvaarding. Uit artikel 3:94 BW volgt voorts dat een cessie niet tweezijdig hoeft te zijn. Voldoende is een enkel door de vervreemder ondertekende akte. Zij hoeft niet te doen blijken van de verklaring van de cessionaris dat hij de levering aanvaardt. De vervoerder voert daarentegen aan dat een cessie weldegelijk tweezijdig dient te zijn en verwijst daarbij onder meer naar een vonnis van deze rechtbank van 16 juni 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:5594). De kantonrechter gaat hieraan voorbij aangezien de wet, zoals hierboven opgenomen, anders voorschrijft. Daarbij is de kantonrechter met AirHelp van oordeel dat de handtekening op de “Assignment Form” in voldoende mate overeenkomt met de handtekening van de passagier op zijn paspoort, zodat ook aan dit verweer van de vervoerder voorbij wordt gegaan.
5.3.
Voor zover de vervoerder aanvoert dat de gemachtigde van AirHelp geen toereikende volmacht toekomt, nu deze gemachtigde in een behoorlijk aantal zaken procedures entameert zonder toereikende volmacht en zonder dat passagiers weten dat er op hun naam of met hun gegevens wordt geprocedeerd, houdt dit verweer in het onderhavige geval geen stand. De vervoerder laat na te motiveren dan wel met stukken te onderbouwen of en, zo ja, in hoeverre hier in het onderhavige geval sprake van is.
5.4.
Aangezien de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. AirHelp heeft de wettelijke rente gevorderd met ingang “vanaf de datum van de vlucht”. Het betreft hier echter een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 24 augustus 2021, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
5.5.
De vervoerder voert aan dat de gevorderde wettelijke rente dient te worden afgewezen, nu hij voor de dagvaarding van 24 februari 2022 niet bekend zou zijn met een aanspraak van de passagier of AirHelp op compensatie. Vast staat dat de vervoerder verweer heeft gevoerd tegen de hoofdvordering van AirHelp. De kantonrechter acht het aannemelijk dat de vervoerder, indien zou komen vast te staan dat de vervoerder ook buiten rechte bekend had kunnen zijn met de vordering van AirHelp, het verweer ten aanzien van de hoofdvordering ook buiten rechte zou hebben aangevoerd. Hieruit volgt dat de vervoerder zowel binnen als buiten de gerechtelijke procedure niet voornemens was de compensatie en de wettelijke rente te voldoen. Het verweer van de vervoerder ten aanzien van de wettelijke rente houdt dan ook geen stand. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom wordt dan ook toegewezen. Hetzelfde geldt voor het verweer dat de vervoerder ten aanzien van de verschuldigdheid van de proceskosten heeft gevoerd. De proceskosten komen dan ook eveneens voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt.
5.6.
De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2021 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,03;
griffierecht € 128,00;
salaris gemachtigde € 160,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter