ECLI:NL:RBNHO:2023:3610

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
9583519 \ CV EXPL 21-8416
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en de toepassing van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc., gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: de passagiers, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], hadden een vervoersovereenkomst met British Airways voor een vlucht van Cape Town naar Amsterdam op 7 maart 2020. Door een vertraging van meer dan 24 uur arriveerden zij pas op 9 maart 2020 op hun eindbestemming. AirHelp heeft de vordering tot compensatie van € 1.200,00 ingesteld, vermeerderd met wettelijke rente, omdat de vervoerder volgens hen gehouden is deze compensatie te betalen op grond van de genoemde Verordening.

De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de ziekte van de First Officer. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder onvoldoende heeft aangetoond dat alle redelijke maatregelen zijn getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen en dat de vervoerder in beginsel gehouden is de compensatie te voldoen. De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van aankomst op de eindbestemming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9583519 \ CV EXPL 21-8416 (RH)
Uitspraakdatum: 15 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc.
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Codex Mulder Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 23 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 7 maart 2020 diende te vervoeren van Cape Town International Airport, Cape Town, via OR Tambo International Airport, Johannesburg, en London Heathrow Airport, Londen, naar Amsterdam-Schiphol Airport.
2.2.
De vlucht van Johannesburg naar Londen, met vluchtnummer BA54 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en zijn hierdoor 24 uur later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben hun gepretendeerde vorderingsrecht middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming te Amsterdam-Schiphol Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft in dat verband aangevoerd dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van ziekte van de First Officer (copiloot) die de onderhavige vlucht zou uitvoeren. Uit de door de vervoerder overgelegde “Operational Log” volgt dat de First Officer zich op 7 maart 2020 om 14:45 uur ziekmeldde. Zodra de First Officer zich ziekmeldde heeft de vervoerder deze vervangen met de First Officer die vlucht BA56 zou uitvoeren. Gelet op de (wettelijk) verplichte rusttijden en de door de luchtverkeersleiding afgegeven slot, mocht de vlucht echter pas op 8 maart 2020 om 09:00 uur (lokale tijd) vertrekken. Voorgaande omstandigheden dienen te worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid, aldus de vervoerder.
5.5.
Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, volgens planning zouden de passagiers op 8 maart 2020 om 13:20 uur (lokale tijd) aankomen op de eindbestemming te Amsterdam. De vervoerder heeft de passagiers te London Heathrow omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waardoor de passagiers daadwerkelijk op 9 maart 2020 om 13:20 uur (lokale tijd) te Amsterdam zijn aangekomen. Niet in geschil is dat de passagiers ten opzichte van de oorspronkelijke aankomsttijd met 24 uur vertraging zijn aangekomen op de eindbestemming.
5.6.
Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat het in beginsel geen redelijke maatregel is, indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen. Dit is anders indien er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door haarzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de volgende vlucht van de betrokken luchtvaartmaatschappij, of dat het organiseren van een dergelijke alternatieve vlucht voor die laatste een onaanvaardbaar offer betekende gelet op de mogelijkheden van haar onderneming op het relevante tijdstip. Hierbij gaat de kantonrechter, voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’, uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. Gesteld noch gebleken is dat zich één van deze uitzonderingssituaties voordeed. AirHelp heeft gesteld dat de passagiers onder meer met vlucht BA56, SA234, VS450, VS462 of KL592 eerder op de eindbestemming zouden zijn aangekomen. De passagiers zijn volgens de vervoerder omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht met plaats door gebruikmaking van een automatisch boekingssysteem. Daarnaast is het niet aannemelijk dat er, gelet op het Zuid-Afrikaanse hoogseizoen, op een van de door AirHelp genoemde vluchten plaatsen voor de passagiers beschikbaar waren. Het is daarbij niet mogelijk om de ‘flight record’ van vluchten van andere luchtvaartmaatschappijen te overleggen, aldus de vervoerder.
5.7.
Gelet op het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) had het naar het op de weg van de vervoerder gelegen om te onderbouwen waarom hij de passagiers niet op deze vluchten heeft omgeboekt. Met het verweer dat het niet aannemelijk is dat er op de door AirHelp genoemde vluchten nog plaatsen voor de passagiers beschikbaar waren, nu deze vluchten niet door het automatische boekingssysteem naar voren zijn gekomen, heeft hij de stelling van AirHelp naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd weersproken. De kantonrechter concludeert dan ook dat de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken.
5.8.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is AirHelp te compenseren in verband met de vertraging van de passagiers van meer dan 24 uur op de eindbestemming.
5.9.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar. Daarbij wordt overwogen dat AirHelp wettelijke rente heeft gevorderd met ingang van “datum vlucht”. De vlucht van de passagiers was echter verspreid over twee dagen. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 9 maart 2020, zijnde de datum waarop de passagiers daadwerkelijk op de eindbestemming zijn aangekomen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2020 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter