In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc., gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: de passagiers, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], hadden een vervoersovereenkomst met British Airways voor een vlucht van Cape Town naar Amsterdam op 7 maart 2020. Door een vertraging van meer dan 24 uur arriveerden zij pas op 9 maart 2020 op hun eindbestemming. AirHelp heeft de vordering tot compensatie van € 1.200,00 ingesteld, vermeerderd met wettelijke rente, omdat de vervoerder volgens hen gehouden is deze compensatie te betalen op grond van de genoemde Verordening.
De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de ziekte van de First Officer. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder onvoldoende heeft aangetoond dat alle redelijke maatregelen zijn getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen en dat de vervoerder in beginsel gehouden is de compensatie te voldoen. De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van aankomst op de eindbestemming.