ECLI:NL:RBNHO:2023:3614

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
6828394 \ CV EXPL 18-3028
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door birdstrike

In deze zaak hebben een groep passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Zwitserland op 30 augustus 2016. De passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., vorderen een schadevergoeding van € 1.500,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De luchtvaartmaatschappij heeft de vertraging betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een birdstrike tijdens de voorafgaande vlucht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen recht geeft op compensatie volgens de Verordening. De vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de rechter oordeelde dat de birdstrike niet als zodanig kon worden aangemerkt voor deze specifieke vlucht. De passagiers hebben overtuigend betwist dat hun vlucht door hetzelfde toestel werd uitgevoerd dat door de birdstrike was getroffen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers toegewezen, met uitzondering van de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, die als onvoldoende onderbouwd werd afgewezen. De vervoerder is veroordeeld tot betaling van de gevorderde schadevergoeding, proceskosten en nakosten, met wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6828394 \ CV EXPL 18-3028 (RH)
Uitspraakdatum: 8 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1] (Zwitserland)

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2] (Zwitserland)
3. [eiser 3]wonende te [plaats 3] (Zwitserland)
4. [eiser 4]wonende te [plaats 4] (Zwitserland)
5. [eiser 5]wonende te [plaats 5]
6. [eiser 6], wonende te [plaats 6]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (KoolhaasLegal)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 januari 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 30 augustus 2016 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar EuroAirport Swiss, Zwitserland, met vluchtnummer U21045, hierna: de vlucht. Volgens de planning zou de vlucht op 30 augustus 2016 om 20:10 uur (lokale tijd) aankomen op de eindbestemming.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers daadwerkelijk op 30 augustus 2016 om 23:39 uur (lokale tijd) zijn aangekomen te Zwitserland.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 augustus 2016, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 272,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht (met vluchtnummer EZY4892) in aanvaring is gekomen met een vogel. Na inspectie van het toestel (toestel G-EZEZ) bleek dat het toestel was beschadigd en niet alle onderdelen beschikbaar waren om het toestel ter plaatse te repareren, aldus de vervoerder. Om annulering van de rotatie AMS-BSL, waar de onderhavige vlucht onder valt, te voorkomen heeft de vervoerder de rotatie AMS-BSL in omgekeerde volgorde uitgevoerd, zodat het reservetoestel (toestel HB-JYM) dat op Geneve stond kon worden ingezet. De onderhavige vlucht stond gepland te vertrekken om 18:50 uur (lokale tijd) en is daadwerkelijk om 21:25 uur (lokale tijd) aangevangen. De vervoerder stelt dat hij er alles aan heeft gedaan om de vertraging zoveel mogelijk te beperken. Redelijkerwijs kon er niet meer van hem worden verwacht, aldus de vervoerder.
5.5.
Uit de door de vervoerder bij conclusie van antwoord overgelegde vluchtgegevens volgt dat de zogenoemde “birdstrike” zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de vlucht van Amsterdam naar Napels, met vluchtnummer EZY4892. In het Pešková-arrest van het Hof van 4 mei 2017 is in antwoord op prejudiciële vragen – samengevat – geoordeeld dat een aanvaring tussen een luchtvaartuig en een vogel moet worden gezien als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vraag die thans voorligt is in hoeverre deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.6.
De passagiers hebben gemotiveerd betwist dat zij zouden worden vervoerd met het toestel dat is getroffen door een “birdstrike”. De passagiers stellen daartoe onder andere dat vlucht EZY4892 gepland stond aan te komen te Napels om 19:05 uur (lokale tijd), terwijl de onderhavige vlucht om 18:50 uur (lokale tijd) gepland stond te vertrekken vanuit Amsterdam. De vervoerder heeft toestellen gewisseld en bewust de keuze gemaakt onderhavige vlucht vertraagd uit te voeren, aldus de passagiers. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat beide vluchten niet door hetzelfde toestel hadden kunnen worden uitgevoerd, zodat vlucht EZY4892 niet de direct aan de onderhavige vlucht voorafgaande vlucht betreft. De vervoerder heeft dit ook niet betwist. Het wijzigen van de inzet van een vloot als gevolg van een “birdstrike” is naar het oordeel van de kantonrechter, anders dan een "birdstrike" op de direct voorafgaande vlucht, een omstandigheid die samenhangt met de normale uitoefening van activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. De vertraging van de passagiers op de eindbestemming kan dan ook geen (doorwerking van een) buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening opleveren.
5.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2016 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 398,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter