ECLI:NL:RBNHO:2023:3630

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
C/15/316122 / HA ZA 21-263
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschappelijke woning tussen ex-partners met betrekking tot hypotheek en gemeentelijke belastingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het de wijze van verdeling van een gemeenschappelijke woning tussen een vrouw en een man, die in een juridische procedure zijn verwikkeld. De vrouw, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, en de man hebben een geschil over de toedeling van de woning en de bijbehorende financiële verplichtingen. De rechtbank heeft eerder een deskundige benoemd om de waarde van de woning te taxeren, welke op € 250.000,00 is vastgesteld. De man heeft verzocht om de woning aan hem toe te delen, waarbij hij de vrouw wil ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in staat is om de hypotheek over te nemen en dat de vrouw moet worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De rechtbank heeft ook overwogen dat de kosten van de overname van de woning voor rekening van de man komen, en dat de vrouw haar eigen kosten moet dragen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de man de woning kan overnemen, mits hij de nodige stappen onderneemt om de vrouw te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/316122 / HA ZA 21-263
Vonnis van 5 april 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[bewindvoerder], h.o.d.n. [bedrijf]
te [woonplaats], die in deze zaak optreedt in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[eiseres 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.F.M. Deijkers te Hoorn (NH),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. D.E.M. Boukens te Hoorn (NH).
Eiseres zal hierna [bewindvoerder] worden genoemd. [eiseres 1] zal hierna de vrouw worden genoemd. [gedaagde] zal hierna de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 augustus 2022;
- het deskundigenbericht van 1 november 2022;
- de conclusie na deskundigenbericht tevens verandering/vermeerdering van eis van de man met producties 15-18;
- de conclusie na deskundigenbericht van [bewindvoerder];
- de akte antwoord na vermeerdering van eis tevens houdende een voorwaardelijke vermeerdering van eis van [bewindvoerder];
- het rolbericht van 10 januari 2023 waarbij de man verzoekt een akte te mogen nemen;
- de rolbeslissing van de rechtbank van 11 januari 2023 dat het nemen van een akte is toegestaan, uitsluitend ter beantwoording van de vraag of het voor de man financieel haalbaar is de gemeenschappelijke woning over te nemen, met overlegging van bewijsstukken;
- het bezwaar van [bewindvoerder] van 12 januari 2023, dat de rechtbank geen aanleiding heeft gegeven om terug te komen op haar rolbeslissing;
- de akte van de man met producties 19-22;
- de antwoordakte van [bewindvoerder] met productie F.
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
2.1.
In het tussenvonnis van 10 augustus 2022 heeft de rechtbank een onderzoek door een deskundige bevolen. De rechtbank heeft de heer [deskundige], werkzaam als register makelaar / taxateur bij [bedrijf] te [woonplaats], (hierna: [deskundige]) als deskundige benoemd en hem de volgende vraag voorgelegd:
Op welke actuele vrije verkoopwaarde, vrij van verhuur en/of gebruiksrechten, taxeert u de woning aan de [adres] te [postcode] [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [kadaster]?
2.2.
[deskundige] heeft in zijn taxatierapport van 1 november 2022 aangegeven dat hij de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) op 9 september 2022 heeft geïnspecteerd. [deskundige] heeft de marktwaarde van de woning op 9 september 2022 getaxeerd op € 250.000,00.
2.3.
[bewindvoerder] heeft in haar conclusie na deskundigenbericht aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben op de taxatie.
2.4.
De man heeft in zijn conclusie na deskundigenbericht ook geen bezwaar gemaakt tegen de getaxeerde marktwaarde van de woning. Wel verzoekt de man de gelegenheid te krijgen om binnen een periode van drie maanden te onderzoeken of hij de benodigde financiering voor de woning kan krijgen. Daarnaast stelt de man dat - indien de woning hem wordt toebedeeld - bij de berekening van de aan de vrouw toekomende overwaarde van de woning moet worden meegenomen dat zij een bedrag aan de man is verschuldigd van € 4.799,45 aan gemeentelijke belastingen over de jaren 2010 tot en met 2020, zijnde de helft van het openstaande bedrag van € 9.598,91. Ook is volgens de man van belang dat hij op 11 augustus 2022 een bedrag van € 5.045,30 op de hypotheek heeft afgelost waardoor de huidige hypotheek € 185.948,93 bedraagt. De man stelt dat het afgeloste bedrag volledig aan hem toekomt en dat daarom bij de verdeling moet worden uitgegaan van het oorspronkelijke hypotheekbedrag van € 190.994,23. De man wijzigt en vermeerdert hierom zijn eis.
2.4.1.
De man vordert na de eiswijziging en -vermeerdering in reconventie dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, beslist:
a. dat de man een periode van drie maanden, dan wel een door de rechtbank vast te stellen termijn, de gelegenheid krijgt om te onderzoeken of hij in staat is de hypotheek over te nemen zodat de vrouw kan worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid; en tevens bepaalt dat, indien blijkt dat de man daar toe in staat is, de woning aan de man wordt toebedeeld waarbij de man zal zorgdragen voor ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypotheek. En dat bij de toedeling van de woning aan de man, voor wat betreft de berekening van welk bedrag aan overwaarde aan de vrouw toekomt, wordt uitgegaan van:
- een hypotheekbedrag van € 190.994,23, en;
- een door de vrouw te betalen bedrag aan gemeentelijke belastingen, gelijk aan de helft van het openstaande bedrag van € 9.598,91, te weten € 4.799,45, dan wel een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, en
- wat betreft de taxatiewaarde:
- primair: de taxatiewaarde per oktober 2016 ad € 180.000,00 waarbij geen verrekening zal plaatsvinden van enige onder- of overwaarde. Aan de vrouw komt geen bedrag toe.
- subsidiair: de taxatiewaarde per 31 december 2019 ad € 220.000,00 zonder verrekening van enige onder- of overwaarde vanwege de door de man betaalde verbouwingskosten en hypotheeklasten. Aan de vrouw komt geen bedrag toe.
- meer subsidiair: de huidige taxatiewaarde, zonder verrekening van enige onder-of overwaarde vanwege de door de man betaalde verbouwingskosten en hypotheeklasten. Aan de vrouw komt geen bedrag toe;
b. dat, indien de man niet in staat is tot overname van de woning/de hypotheek, de woning verkocht wordt waarbij de overwaarde volledig aan de man toekomt, dan wel een bedrag aan overwaarde groter dan 50% van de overwaarde door de rechtbank in goede justitie vast te stellen;
c. dat de vrouw wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
2.5.
[bewindvoerder] heeft in haar antwoordakte aangegeven het eens te zijn met toedeling van de woning aan de man, alleen wel tegen de reële waarde (€ 250.000,00) en met berekening van het huidige hypotheekbedrag van € 185.948,93. De aflossing van € 5.045,30 mag volgens [bewindvoerder] niet worden meegenomen bij de bepaling van de overwaarde. Zij stelt dat dit bedrag namelijk afkomstig is uit een spaarvoorziening (de rechtbank begrijpt: een beleggingsrekening) die was opgebouwd om de hypotheek af te lossen. Anders had de waarde van de polis volgens haar verdeeld moeten worden.
2.6.
[bewindvoerder] betwist verder de verschuldigdheid van het door de man gevorderde bedrag aan gemeentelijke belastingen. Volgens [bewindvoerder] komen deze zakelijke lasten, die verbonden zijn aan de woning en door de man niet zijn betaald, ineens als een konijn uit de hoed. Zij stelt dat deze geheel voor rekening van de man komen, omdat hij al die jaren het woongenot van de woning heeft gehad en de vrouw nimmer een verzoek tot gebruiksvergoeding heeft gedaan. Mocht de rechtbank anders oordelen, dan vordert [bewindvoerder] dat de man aan de vrouw een gebruiksvergoeding betaalt van € 1.180,00 per jaar vanaf het moment dat zij de woning heeft verlaten (1 mei 2018) dan wel een gebruiksvergoeding tot een hoogte en vanaf een datum die de rechtbank in goede justitie passend voorkomt.
2.7.
De man heeft in zijn akte van 8 februari 2023 naar voren gebracht dat het voor hem financieel haalbaar is de woning over te nemen en dat de vrouw kan worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid. De man verwijst daartoe naar door hem overgelegde stukken van Florius (hypotheekverstrekker), naar een concept akte van verdeling van de notaris en naar een bankafschrift waaruit een reservering van een geldbedrag voor de uitkoop van de vrouw blijkt. De man verzoekt de rechtbank een beslissing te nemen over de wijze van verdeling van het uitgekeerde bedrag van de beleggingsrekening en de schuld inzake de gemeentelijke belastingen, zodat de juiste wijze van verdeling kan worden opgenomen in de akte van verdeling.
2.8.
[bewindvoerder] heeft in haar antwoordakte van 8 maart 2023 aangegeven zorg te dragen voor ondertekening van het formulier ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid. Daarnaast merkt zij op dat niet wordt meegewerkt aan het betrekken en verrekenen van eventuele schulden in de akte van de verdeling.
Uitgangspunten verdeling woning
2.9.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank neemt over hetgeen is overwogen en beslist in de eerder gewezen vonnissen. In het bijzonder wijst de rechtbank op haar bindende eindbeslissing dat de overwaarde van de woning niet geheel aan de man toekomt, zoals de man vordert, maar dat de man en de vrouw ieder als eigenaar van de onverdeelde helft van de woning recht hebben op de helft van de actuele overwaarde (dan wel de helft van de onderwaarde moeten dragen), dat wil zeggen:
- bij toedeling van de woning aan de man de helft van de actuele waarde van de woning minus het actuele saldo van de hypothecaire lening;
- bij verkoop aan een derde de helft van de alsdan door partijen te ontvangen verkoopprijs minus het saldo van de alsdan af te lossen hypothecaire lening.
Toedeling van de woning aan de man
2.10.
[deskundige] heeft de actuele vrije verkoopwaarde van de woning vastgesteld op € 250.000,00. Partijen hebben tegen die taxatiewaarde geen bezwaren aangevoerd, zodat ook de rechtbank daarvan uitgaat.
2.11.
Partijen zijn het er (inmiddels) over eens dat de woning aan de man kan worden toebedeeld. De man heeft diverse stukken in het geding gebracht van hypotheekverstrekker Florius over het zetten van de hypotheek (alleen) op zijn naam, de betaalafspraken en het akkoord met ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid voor de vrouw. De rechtbank heeft geen reden eraan te twijfelen dat de man de toedeling van de woning aan hem inderdaad gefinancierd kan krijgen. Omdat nog diverse uitvoeringshandelingen zullen moeten worden verricht, zal de rechtbank echter niet de verdeling vaststellen, maar de wijze van verdeling van de woning gelasten als volgt.
2.11.1.
De rechtbank zal de woning toedelen aan de man tegen een waarde van € 250.000,00, waarbij de hypothecaire geldlening eveneens op naam van en voor rekening van de man komt. De rechtbank zal hieraan de voorwaarde verbinden dat de man er voor zorgdraagt dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. De rechtbank zal de man hiervoor geen nadere termijn gunnen, zoals hij vordert. De man heeft sinds het uitbrengen van het deskundigenbericht namelijk al meer dan drie maanden de gelegenheid gehad om de financiering en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid rond te krijgen, wat kennelijk ook is gelukt. Namens de vrouw is toegezegd dat zij zal meewerken aan de ondertekening van de akte van ontslag van hoofdelijke aansprakelijkheid.
2.11.2.
De kosten in verband met de overname van de woning, zoals notariskosten, zullen volledig voor rekening van de man komen. Daarbij merkt de rechtbank op dat onder deze kosten niet zijn begrepen eventuele extra kosten in het kader van de onderbewindstelling, bijvoorbeeld als er toestemming nodig is voor de overdracht van de woning. De vrouw dient dergelijke kosten zelf te dragen.
Berekening overwaarde; saldo hypothecaire lening
2.12.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 2 maart 2022 vastgesteld dat de hypothecaire lening op dat moment (afgerond) € 191.000,00 bedroeg. Inmiddels is gebleken dat het actuele saldo van de hypothecaire lening € 185.948,93 is, omdat op 11 augustus 2022 een bedrag van € 5.045,30 is afgelost. Gelet op de actuele waarde van de woning (€ 250.000,00) betekent dit dat sprake is van een overwaarde die verdeeld moet worden.
2.13.
De man stelt dat bij de verdeling uitgegaan moet worden van het oorspronkelijke hypotheekbedrag van € 190.944,23. Volgens de man komt het uitgekeerde bedrag van de beleggingsrekening van € 5.045,30 hem volledig toe, aangezien hij altijd alle hypotheeklasten heeft voldaan.
2.14.
De rechtbank volgt de man hierin niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man zijn stelling onvoldoende onderbouwd. De man heeft niets concreets gesteld over de betreffende beleggingsrekening, die volgens [bewindvoerder] bedoeld was als spaarvoorziening om de gezamenlijke hypotheek af te lossen. De man heeft ook niet inzichtelijk gemaakt dat het afgeloste bedrag afkomstig is uit zijn privévermogen. Voor zover de man wijst op door hem gedane hypotheekbetalingen herhaalt de rechtbank haar eerdere oordeel in het vonnis van 2 maart 2022 dat betalingen van hypotheekrente, waarvan hier sprake is, op zich geen vergoedingsrechten scheppen. Bij gebrek aan een voldoende onderbouwing gaat de rechtbank dan ook voorbij aan de stelling van de man dat hem het bedrag aan aflossing van € 5.045,30 volledig toekomt. Het opgebouwde en uitgekeerde tegoed op de beleggingsrekening strekt in mindering op de gezamenlijke hypotheekschuld. Voor de berekening van de overwaarde moet aldus worden uitgegaan van het actuele saldo van de hypothecaire lening, zijnde een bedrag van € 185.948,93.
Berekening overwaarde; schuld inzake de gemeentelijke belastingen
2.15.
De man vordert verder dat bij de berekening van de aan de vrouw toekomende overwaarde rekening moet worden gehouden met een door de vrouw te betalen bedrag aan gemeentelijke belastingen van € 4.799,45, gelijk aan de helft van de openstaande schuld van € 9.598,91. Volgens de man moet de vrouw als mede-eigenaar van de woning meebetalen aan de vordering van de gemeente [gemeente] met betrekking tot de gemeentelijke belastingen over de jaren 2010 tot en met 2020, waarvoor inmiddels executoriale beslagen zijn gelegd op de woning.
2.16.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen zijn de man en de vrouw als mede-eigenaar van de woning ieder voor de helft tot de gemeenschappelijke woning gerechtigd. Zij dienen daarom ook in beginsel ieder voor de helft in die uitgaven voor de woning bij te dragen.
2.17.
De man heeft ter onderbouwing van zijn vordering volstaan met het in het geding brengen van enkele processen-verbaal van executoriaal beslag. Hij heeft geen facturen of rekeningafschriften in het geding gebracht. Nergens blijkt uit dat hij de volledige eigenaarslasten uit zijn privévermogen heeft voldaan zodat hij op grond van zijn regresrecht ingevolge artikel 3:172 BW een vordering ten bedrage van de helft van € 9.598,91 heeft op de vrouw. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [bewindvoerder] zal de rechtbank daarom de vordering van de man met betrekking tot de schuld inzake de gemeentelijke belastingen bij gebrek aan een voldoende onderbouwing afwijzen, zulks nog daargelaten de vraag of de eisvermeerdering van de man in een dergelijk laat stadium van de procedure toelaatbaar geacht moet worden.
Voorwaardelijke vordering inzake een gebruiksvergoeding
2.18.
Gelet op deze beslissing is de voorwaarde waaronder de vordering van [bewindvoerder] over de gebruiksvergoeding is ingesteld, niet in vervulling gegaan, zodat deze vordering geen bespreking behoeft.
Verkoop van de woning
2.19.
Mocht de verdeling van de woning niet uiterlijk 1 juni 2023 hebben plaatsgevonden vanwege aan de man toe te rekenen omstandigheden, dan komt dit voor zijn rekening en risico en zal de woning alsnog aan een derde moeten worden verkocht.
De woning moet dan te koop worden gezet bij de makelaar die de taxatie van de woning heeft verricht, [deskundige], waarbij beide partijen hun medewerking zullen moeten verlenen aan het verstrekken van een opdracht tot verkoop van de woning. Partijen zijn gehouden de adviezen van de makelaar op te volgen voor wat betreft de vraag- en laatprijs, alsmede alle verdere adviezen van de makelaar. Na verkoop van de woning wordt, na aftrek van het actuele saldo van de hypothecaire lening van € 185.948,93, de verkoopkosten en eventuele andere gezamenlijke kosten ter zake van de woning, de restantsom bij helfte tussen partijen gedeeld.
Medewerking
2.20.
Beide partijen moeten hun medewerking verlenen aan alle in verband met het vorenstaande benodigde uitvoerings- en rechtshandelingen, dus zowel in geval van (de primair beoogde) toedeling van de woning aan de man als in de (subsidiaire) situatie van de verkoop van de woning aan een derde indien de voorwaarde onder 2.19 is vervuld. Voor het opleggen van een last onder dwangsom ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding.
Proceskosten en kosten deskundigenbericht
2.21.
Gelet op de (voormalige) relatie tussen partijen en aangezien partijen zowel in conventie als in reconventie over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.22.
In de tussenvonnissen van 2 maart 2022 en 10 augustus 2022 is overwogen dat partijen ieder de helft van het voorschot op de kosten van de deskundige dienden te voldoen. Omdat beide partijen met een toevoeging procederen, is het gehele voorschot op grond van artikel 199 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door de griffier betaald ten laste van ’s-Rijks kas en voorlopig in debet gesteld.
De kosten van de deskundige bedragen blijkens zijn einddeclaratie € 886,30 inclusief btw. Deze kosten zijn conform de declaratie d.d. 2 december 2022 door de rechtbank begroot. Aangezien deze kosten zijn gemaakt in het kader van de financiële afwikkeling van de gezamenlijke woning zullen partijen (alsnog) ieder de helft van die kosten moeten dragen. De rechtbank zal de man en [bewindvoerder] ingevolge het bepaalde in artikel 244, tweede lid, Rv ieder veroordelen tot betaling van een bedrag € 443,15 aan de griffier.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
gelast de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke woning zoals overwogen onder 2.11.1, 2.11.2, 2.19 en 2.20 van dit vonnis,
3.2.
veroordeelt zowel de man als [bewindvoerder] om ieder afzonderlijk aan de griffier te voldoen een bedrag van € 443,15, waarvoor zij beiden een nota met betaalinstructies zullen ontvangen van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft 3.1 en 3.2 uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.
ST/ACH