ECLI:NL:RBNHO:2023:3644

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
10263375 \ CV FORM 23-6
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en terugbetaling van vliegtickets na annulering door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder, Transportes Aereos Portugueses S.A. (TAP), voor een vlucht van Rio de Janeiro naar Amsterdam op 6 april 2021. Deze vlucht werd echter geannuleerd omdat de Portugese overheid van 1 tot en met 15 april 2021 geen vluchtverkeer van en naar Brazilië toestond, als gevolg van maatregelen tegen de COVID-19-pandemie. De passagiers hebben compensatie en terugbetaling van hun vliegtickets geëist, maar de vervoerder heeft geweigerd te betalen, stellende dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vlucht daadwerkelijk is geannuleerd. De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers hun geld terug moesten vorderen bij het reisbureau, maar de kantonrechter oordeelt dat de vervoerder in beginsel verantwoordelijk is voor compensatie aan de passagiers. De passagiers hebben een bedrag van € 1.763,99 geëist, waarvan € 1.200,00 aan compensatie en € 563,99 aan terugbetaling van de vliegtickets. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder gehouden is om het bedrag van € 563,99 terug te betalen, maar heeft de vordering tot compensatie afgewezen, omdat de annulering als een buitengewone omstandigheid werd aangemerkt.

De kantonrechter heeft ook de verzoeken om wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor de buitengerechtelijke kosten. Uiteindelijk heeft de kantonrechter bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt en dat de vervoerder het toegewezen bedrag van € 563,99 aan de passagiers moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf zeven dagen na de annulering van de vlucht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10263375 \ CV FORM 23-6
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: Aviclaim B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Transportes Aereos Portugeses S.A. (TAP),
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.W.L. Russell

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 22 december 2022;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 23 februari 2023.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Rio de Janeiro Airport (Brazilië) via Lissabon Airport naar Amsterdam-Schiphol Airport op 6 april 2021, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering, alsmede terugbetaling van de vliegtickets. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van € 1.763,99, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, € 264,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2. De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening. Verder dient de vervoerder op grond van artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening over te gaan tot terugbetaling van de vliegtickets. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.2.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de vliegtickets van de passagiers al reeds heeft terugbetaald aan het reisbureau, via welke de passagiers de vliegtickets hebben aangeschaft. De passagiers kunnen de terugbetaling van de vliegtickets dan ook niet bij de vervoerder maar bij het reisbureau vorderen, aldus de vervoerder.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat gelet op de inhoud en strekking van de Verordening, de vervoerder de passagiers in beginsel rechtstreeks dient te compenseren. Voor zover de vervoerder zich erop beroept dat op voornoemde regel een uitzondering zou bestaan, omdat tussen passagiers en reisbemiddelaar en/of maatschappij en reisbemiddelaar andere afspraken zijn gemaakt, is dit naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gebleken. Evenmin is gebleken dat de vervoerder de tickets (inmiddels) wel aan de passagiers heeft terugbetaald noch dat het reisbureau het bedrag aan de passagiers heeft doorbetaald. Dit brengt met zich dat de vervoerder alsnog gehouden is om het ticket aan de passagiers terug te betalen. De vordering van de passagiers ten aanzien van de vliegtickets ligt derhalve voor toewijzing gereed. De passagiers hebben in het A-formulier niet toegelicht hoeveel zij hebben betaald voor de vliegtickets. Hoewel het op de weg van de passagiers had gelegen om dit in het A-formulier te stellen, begrijpt de kantonrechter dat de passagiers een bedrag van € 1.200,00 aan compensatie vorderen, zodat het bedrag van de vliegtickets klaarblijkelijk (€ 1.763,99 min € 1.200,00 =) € 563,99 is. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
4.4.
De vervoerder betoogt verder dat de passagiers geen recht hebben op compensatie, omdat de vlucht is geannuleerd vanwege buitengewone omstandigheden. Het was voor de vervoerder onmogelijk om de vlucht uit te voeren, omdat in Portugal een algeheel reisverbod gold voor vluchten van en naar Brazilië. De overheid had dit verbod opgelegd in het kader van de ernstige situatie naar aanleiding van het coronavirus, aldus de vervoerder.
4.5.
De Europese commissie heeft geoordeeld dat als de overheden maatregelen nemen om de COVID-19-pandemie in te perken, die maatregelen naar hun aard en oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van luchtvaartmaatschappijen en dat de maatschappijen die maatregelen niet in de hand hebben. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat de Portugese overheid bij besluit heeft bepaald dat van 1 april tot en met 15 april 2021 geen vluchtverkeer werd toegestaan van en naar Brazilië. Zodat het voor de vervoerder onmogelijk was om de vlucht uit te voeren. Deze omstandigheid wordt, gelet op voorgaande, aangemerkt als een buitengewone omstandigheid die ondanks het nemen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. De vordering van de passagiers ten aanzien van compensatie wordt dan ook afgewezen.
4.6.
De wettelijke rente, over het toe te wijzen bedrag, is gelet op artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening toewijsbaar vanaf 7 dagen na annulering van de vlucht.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Het verzoek tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.8.
Bij deze uitkomst van de procedure moeten partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 563,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf zeven dagen na annulering van de vlucht tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open