ECLI:NL:RBNHO:2023:3668

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
13/1402
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking terrasvergunning tijdens coronapandemie en voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandeld. Verzoeker had een terrasvergunning gekregen van de burgemeester van Haarlem, maar deze vergunning werd ingetrokken op 16 februari 2023, omdat de coronapandemie ten einde was en de gemeente geen toestemming meer gaf voor het terras. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze intrekking en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 april 2023 behandeld en concludeert dat de intrekking van de terrasvergunning niet op de juiste gronden is gebeurd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de intrekking van de vergunning niet kan worden gerechtvaardigd door de verandering van omstandigheden, zoals door de burgemeester werd gesteld. De vergunning was verleend met toepassing van de Algemene plaatselijke verordening en de Beleidsregels Horecaterrassen, en niet specifiek voor de duur van de coronapandemie. De voorzieningenrechter schorst daarom de intrekking van de vergunning en staat verzoeker toe om het terras te blijven exploiteren tot 6 weken na de beslissing op het bezwaar.

Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 april 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/1402

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 april 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats] , verzoeker ( [verzoeker] )
(gemachtigde: mr. S.E. Silbermann),
en

de burgemeester van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Al-Shusha).
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen de afdeling Vastgoed van de gemeente Haarlem (de gemeente).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van 16 februari 2023 (het bestreden besluit) om de voor [verzoeker] verleende terrasvergunning in te trekken.
1.1.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter verzocht om in verband met dat besluit een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens [verzoeker] deelgenomen: [verzoeker] , [naam 2] , [naam 3] en de gemachtigde van [verzoeker] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de gemeente Haarlem (afdeling Vastgoed) waren aanwezig C.M. van Lit en E.C. Molenkamp.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Daarnaast weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de burgermeester die pleiten tegen het treffen daarvan.
4.1
Op 30 november 2020 heeft verweerder [verzoeker] op aanvraag (van 8 april 2020) een vergunning verleend voor het plaatsen van een terras van 30 m2 op het perceel/adres aan de overzijde van [adres] in Haarlem, tegen de gevel van het stadhuis van de gemeente Haarlem. In de verleende vergunning is vermeld dat de vergunning is verleend met toepassing van het bepaalde in artikel 2:32 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv), de Beleidsregels Horecaterrassen 2011 en de Algemene regels horecaterrassen 2016 en geldig is tot wederopzegging.
Bij de vergunningverlening is in aanmerking genomen dat de afdeling Vastgoed van de gemeente Haarlem op 29 mei 2020 per mail aan [verzoeker] heeft laten weten gedurende de coronacrisis geen bezwaar te hebben tegen een terras tegen de gevel van het stadhuis.
4.2
Bij brief van 10 januari 2023 heeft de afdelingsmanager Vastgoed van de gemeente Haarlem aan de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de gemeente Haarlem te kennen geven geen permanente toestemming te willen geven voor een terras tegen de gevel van het rijksmonumentale stadhuis van Haarlem. De gegeven toestemming was tijdelijk omdat de horeca destijds in een moeilijke periode verkeerde, aldus de afdelingsmanager in de mail.
4.3
Verweerder heeft hierin aanleiding gezien om de verleende terrasvergunning in te trekken. Verweerder heeft daarbij overwogen dat het plaatsen van een terras tegen de gevel van een pand van derden en/of een terras gebruiken op gronden van een derde alleen kan worden toegestaan met schriftelijke toestemming van de pandeigenaar en of eigenaar van de grond. Omdat deze toestemming er niet meer is heeft verweerder op grond van het bepaalde in artikel 1:6, onder b, van de Apv besloten om de vergunning in te trekken.
5. In het verzoekschrift heeft [verzoeker] naar voren gebracht gedurende de terrasmaanden voor de helft van de omzet afhankelijk te zijn van het terras
6. Bij brief van 3 maart 2023 heeft de rechtbank verzoeker gevraagd om een nadere onderbouwing van het spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening. In reactie hierop zijn exploitatieprognoses en liquiditeitsprognose over het jaar 2023 overgelegd. Er zijn van beide prognoses twee versies opgesteld, één op basis van een volledige exploitatie (inclusief buitenterras) en één op basis van een exploitatie van alleen het binnenrestaurant. Uit de verschillende prognoses volgt dat met het terras een substantieel deel van de omzet wordt gegenereerd.
7. In het verweerschrift is het standpunt ingenomen dat intrekking van de vergunning het gevolg is van intrekking van de toestemming voor het plaatsen van het terras op gronden/tegen de gevel van een derde (de gemeente). Daarbij is aangegeven dat bezwaren tegen de intrekking van de toestemming door de gemeente op een privaatrechtelijke aangelegenheid zien en niet op een bestuursrechtelijke aangelegenheid.
Voor wat betreft de gestelde financiële noodsituatie wijst verweerder er op dat duidelijk is gecommuniceerd dat de toestemming voor plaatsing van het terras (gegeven door de gemeente als eigenaar) maar tijdelijk was als compensatie van de gevolgen van de corona-crisis voor de horeca. Dit is per mail gecommuniceerd en blijkt ook uit de verleende vergunning waarin staat dat de terrasvergunning is verleend tot wederopzegging. Verzoeker was dus op de hoogte van feit dat het om een tijdelijke terrasvergunning ging gedurende de coronaperiode. Van onvoorziene omstandigheden die leiden tot een financiële noodsituatie is dus geen sprake.
Overigens is het terras al verwijderd en heeft een hoorzitting plaatsgevonden op 27 maart 2023. Naar verwachting zal uiterlijk eind mei 2023 een beslissing op bezwaar worden genomen, aldus verweerder.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
8.1
Uit de verleende terrasvergunning blijkt niet dat deze is verleend met toepassing van verweerders coronabeleid voor terrassen (Regels terrasverruiming van de gemeente Haarlem van 26 mei 2020, geldend van 1 juni tot 15 oktober 2020). In het bestreden besluit wordt het coronabeleid voor terrassen niet genoemd, maar alleen artikel 2.32 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) en de Beleidsregels Horecaterrassen 2011 en de Algemene regels horecaterrassen 2016. Ook volgt uit de verleende terrasvergunning niet dat die slechts is verleend voor de duur van de coronapandemie. De intrekking van de terrasvergunning dient daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet te worden getoetst aan verweerders coronabeleid voor terrassen, maar aan de Apv, de Beleidsregels Horecaterrassen 2011 (voor zover van toepassing) en de Algemene regels horecaterrassen 2016. Dat het kennelijk wel de bedoeling van verweerder is geweest om het terras alleen voor de duur van de coronapandemie te vergunnen en dat de gemeente alleen voor de duur van de coronapandemie toestemming heeft gegeven, blijkt dus niet uit verleende terrasvergunning.
8.2
Noch uit de Apv, noch uit de Algemene regels horecaterrassen 2016 volgt dat het vervallen van de door een derde gegeven toestemming voor een terras een grond voor intrekking van de terrasvergunning oplevert. In de Algemene regels horecaterassen 2016, onder het kopje “Vergunningplichtige terrassen” en het subkopje “afhandeling aanvraag” staat dat een aanvraag/ontwerpbeschikking indien daarvoor aanleiding is ter visie wordt gelegd, zodat belanghebbenden hun zienswijze kunnen geven.
Dat een gewijzigde zienswijze kan leiden tot intrekking van een al verleende vergunning volgt niet uit het verweerders beleid.
8.3
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat sprake is van een verandering van omstandigheden of inzichten in de zin van artikel 1.6, onder b, van de Apv, omdat de toestemming alleen was gegeven voor de duur van de coronapandemie en omdat nu niet langer meer toestemming voor het terras gegeven wordt door de gemeente.
8.4
In artikel 1:6, onder b, van de Apv staat dat een vergunning kan worden ingetrokken, indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist.
8.5
De stelling van verweerder dat het bepaalde in artikel 1.6, onder b, van de Apv in dit geval als grondslag kan dienen voor intrekking van de verleende terrasvergunning volgt de voorzieningenrechter niet. Dat sprake zou zijn van veranderde omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning als bedoeld in artikel 1.6, aanhef en onder b, van de Apv is de voorzieningenrechter niet gebleken. Dat het gaat om een terras aan de zijde van het monumentale stadhuis waar vaak foto’s worden genomen van bijvoorbeeld bruidsparen, dat het terras het onderhoud aan het gemeentehuis belemmert, dat de bereikbaarheid in geval van calamiteiten wordt belemmerd en dat het terras ten koste gaat van de verkeersveiligheid, was naar de voorzieningenrechter aanneemt immers ook ten tijde van de vergunningverlening al bekend en van gewijzigde inzichten daarover is niet gebleken. Ook heeft verweerder niet onderbouwd waarom de door hem gestelde belangen maken dat intrekking van de terrasvergunning noodzakelijk is als bedoeld in artikel 1.6, aanhef en onder b, van de Apv Evenmin is de voorzieningenrechter gebleken dat verweerder in het kader van de uitoefening van zijn bevoegdheid tot intrekking als bedoeld in artikel 1.6 van de Apv een afweging heeft gemaakt tussen de belangen van de gemeente als eigenaar van het stadhuis bij intrekking en de belangen van verzoeker bij het behoud van zijn terrasvergunning. Verzoeker heeft op de zitting aangegeven bereid te zijn bij de plaatsing van het terras rekening te willen houden met gerechtvaardigde belangen bij gebruik of onderhoud van het stadhuis (waar de afdeling Vastgoed in de toestemmingsmail van 29 mei 2020 ook vanuit is gegaan).
8.6
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan gelet op het voorgaande niet worden uitgesloten dat het besluit tot intrekking van de terrasvergunning in bezwaar geen stand zal houden.

Conclusie en gevolgen

9.1
Gelet op het voorlopig rechtmatigheidsoordeel en gelet op de betrokken belangen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en het bestreden besluit van 16 februari 2023 te schorsen tot 6 weken na de dag van bekendmaking van verweerders besluit op het bezwaar van verzoeker.
9.2
Dit betekent dat verzoeker zijn terras mag (blijven) exploiteren als ware de op 30 november 2020 verleende terrasvergunning niet ingetrokken en dit mag blijven doen tot 6 weken nadat verweerder op verzoekers bezwaar heeft beslist.
10. De voorzieningenrechter ziet in toewijzing van het verzoek aanleiding om te bepalen dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van
€ 184,- vergoedt. Ook krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, beide met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het besluit van 16 februari 2023 tot 6 weken na de dag van bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoeker;
  • bepaalt dat verweerder verzoeker het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,-vergoedt;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van verzoeker begroot op
€ 1674,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: Juridisch kader

Artikel 1:6 Apv
Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning, de of ontheffing of het verlof kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a.indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b.indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c.indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d.indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
e.indien de houder dit verzoekt.
Regels terrasverruiming van de gemeente Haarlem van 26 mei 2020 (geldend van 1 juni tot 15 oktober 2020(“samen krijgen we ook op het terras corona onder controle”).
Regels voor uitbreiding van een gevelterras binnen voetgangersgebied op een straat:
- Er mag een terrasuitbreiding worden neergezet voor de gevel van de buren mits de eigenaar hier schriftelijk toestemming voor verleent aan de ondernemer.
- (..)

Algemene regels horecaterrassen 2016

Afhandeling aanvraag
Als de aanvraag compleet is, neemt de gemeente de aanvraag in behandeling.
Voor een terrasvergunning wordt de volgende afdelingen om advies gevraagd:
– Veiligheid & Handhaving, Team Kwaliteit
– Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (welstandseis meubilair vervalt op termijn)
– Stadszaken, afdeling Openbare Ruimte, Groen en Verkeer
– Stadszaken, afdeling Ruimtelijke Beleid
– Gebiedsontwikkeling en Beheer (dagelijks beheerder)
Door steeds meer druk op de openbare ruimte en het voorkomen van mogelijke strijdigheid met plannen van andere afdelingen zijn de laatste 2 partijen toegevoegd ten opzichte van het vorige beleid. Als er aanleiding voor is, wordt de aanvraag en/of de ontwerpbeschikking ter visie gelegd, zodat belanghebbenden hun zienswijze kunnen geven.