ECLI:NL:RBNHO:2023:3711

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
C/15/329411 / HA ZA 22-385
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundige beoordeling van wateroverlast tussen buren na perceel ophoging

In deze civiele zaak, die zich afspeelt tussen twee buren, heeft eiser [eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens wateroverlast op zijn perceel. Eiser stelt dat gedaagden hun perceel hebben opgehoogd, wat heeft geleid tot ernstige wateroverlast op zijn perceel. De rechtbank heeft op 8 maart 2023 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij het voornemen heeft geuit om een deskundigenbericht te bevelen om de oorzaak van de wateroverlast vast te stellen. De partijen hebben verschillende deskundigen- en getuigenverklaringen ingediend ter ondersteuning van hun standpunten, maar deze zijn inhoudelijk tegenstrijdig. De rechtbank heeft ter plaatse de situatie bekeken en kan nog geen definitieve uitspraak doen over de aansprakelijkheid van gedaagden. Eiser heeft zijn vorderingen gebaseerd op artikel 5:39 van het Burgerlijk Wetboek, waarin hij stelt dat gedaagden onrechtmatig afwateren op zijn perceel. Gedaagden betwisten deze claims en stellen dat de wateroverlast niet het gevolg is van hun ophoging. De rechtbank heeft besloten dat een deskundigenbericht noodzakelijk is om de situatie verder te onderzoeken en zal partijen de gelegenheid geven om een deskundige voor te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-HollanD

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/329411 / HA ZA 22-385
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. L.T. van Eijck van Heslinga te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,

te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. R. Boer te Zoetermeer.
De zaak in het kort
Partijen zijn (achter)buren van elkaar. Het perceel van [eiser] grenst dwars aan de achterzijde van het perceel van [gedaagden] Vooruitlopend op de bouw van zijn woning, heeft [gedaagden] zijn perceel opgehoogd. [eiser] stelt dat hij sinds deze ophoging heeft te kampen met ernstige wateroverlast op zijn perceel en houdt [gedaagden] hiervoor aansprakelijk. [gedaagden] betwist dat hij op onrechtmatige wijze afwatert op het perceel van [eiser] . Beide partijen hebben ter onderbouwing van hun stellingen een aantal, inhoudelijk tegenstrijdige, deskundigen- en getuigenverklaringen in het geding gebracht. De rechtbank heeft ter plaatse de situatie bekeken. De rechtbank kan nog geen beslissing nemen over de vraag of de wateroverlast op het perceel van [eiser] het gevolg is van de ophoging van het perceel van [gedaagden] en heeft het voornemen om een deskundigenbericht te bevelen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 juni 2022 met producties 1-19;
- de akte vermindering eis van de zijde van [eiser] met producties 20-21;
- de conclusie van antwoord met producties 1-10;
- het tussenvonnis van 5 oktober 2022;
- de akte overlegging producties van de zijde van [gedaagden] met productie 11;
- de akte overlegging producties van de zijde van [eiser] met producties 22-27;
- de akte overlegging producties van de zijde van [gedaagden] met productie 12;
- de gerechtelijke plaatsopneming (descente) en aansluitend de mondelinge behandeling in dorpshuis Ahoy te Tuitjenhorn op 29 december 2022, waar zijn verschenen de heer [eiser] , vergezeld van mr. Van Eijck van Heslinga voornoemd, en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , vergezeld van mr. Boer voornoemd.
Van de descente is een proces-verbaal opgemaakt.
De advocaten hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij tijdens de mondelinge behandeling aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank partijen meegedeeld de zaak voor vier weken aan te houden om hen de gelegenheid te geven een minnelijke regeling te treffen. Dat is kennelijk niet gelukt. Op de rol van 25 januari 2023 hebben partijen de rechtbank verzocht vonnis te wijzen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 29 september 2004 eigenaar van het perceel [plaats 1] . Op het perceel bevinden zich een woning met bijgebouwen en een tuin en daarachter een paardenweide en paardenbak.
2.2.
[gedaagden] is sinds 5 maart 2020 eigenaar van het perceel [plaats 2] . Oorspronkelijk mede gedaagden [gedaagden 3] (hierna: [gedaagden 3] ) zijn sinds 1 augustus 2019 eigenaar van het naastliggende perceel [plaats 3] . Op de beide percelen hebben [gedaagden] en [gedaagden 3] een woning gebouwd.
2.3.
Het perceel van [eiser] grenst dwars aan de achterzijde van de percelen van [gedaagden] en [gedaagden 3] Het perceel van [eiser] enerzijds en de percelen van [gedaagden] en [gedaagden 3] anderzijds worden gescheiden door een windsingel.
2.4.
De ligging van de percelen blijkt ook uit de hieronder weergegeven kadastrale kaart en luchtfoto:
(markering en tekst toegevoegd door de rechtbank)
2.5.
Vanaf begin 2020 zijn de percelen van [gedaagden] en [gedaagden 3] , vooruitlopend op de bouw van hun woningen, opgehoogd om aan de straatzijde te kunnen aansluiten op de (hoger gelegen) [straat] . Dit is gebeurd op grond van twee verleende omgevingsvergunningen. [eiser] heeft geen bezwaar ingediend tegen deze omgevingsvergunningen.
2.6.
Na de start van de ophoging van de percelen is er tussen [eiser] enerzijds en [gedaagden] en [gedaagden 3] anderzijds een geschil ontstaan over mogelijk toekomstige wateroverlast op het perceel van [eiser] als gevolg van die ophoging.
2.7.
In januari 2021 stond na regenval een deel van de paardenweide onder water.
2.8.
In april 2021 is in opdracht van [gedaagden] [aannemer] , begonnen met het aanleggen van een drainagesysteem op het perceel van [gedaagden] Het drainagesysteem is als een gesloten systeem aangelegd. Het systeem kan niet worden doorgespoten.
2.9.
Op 18 juni 2021 viel er in [woonplaats] veel neerslag in korte tijd. [eiser] ondervond opnieuw wateroverlast op zijn perceel. Naar aanleiding daarvan zijn [eiser] , [gedaagden] en [gedaagden 3] op 19 juli 2021 samengekomen om in overleg te gaan over de situatie op dat moment. Dat heeft niet tot een oplossing van het geschil geleid.
2.10.
Bij brief van 25 november 2021 heeft (de advocaat van) [eiser] aan [gedaagden] en [gedaagden 3] , voor zover hier van belang, het volgende meegedeeld:

De ophoging van de percelen [woonplaats] en [plaats 3] heeft onmiskenbaar tot gevolg gehad dat de aangrenzende percelen, in het bijzonder het perceel van cliënt, veel meer regenwater te verwerken krijgt en bovendien dat dit regenwater afkomstig is van de percelen [plaats 2] en [plaats 3] . Ook heeft de ophoging van beide percelen tot gevolg gehad dat aldaar de grondwaterstand kunstmatig omhoog gebracht is en tot een verdere druk op de lager gelegen percelen daaromheen heeft geleid.
(…)
De ophoging en het daarbij gebruikmaken van een kleiachtige substantie tot aan de kadastrale erfgrens heeft er bovendien toe geleid dat de op het perceel van cliënten nabij de erfgrens aanwezige boomsingel is/wordt aangetast.
(…)
Hierbij verzoek ik u en voor zover nodig sommeer ik u binnen 4 weken na dagtekening dezes:
- Ervoor zorg te dragen dat er geen water (noch regenwater, noch grondwater) vanaf uw perceel afloopt op het perceel van cliënt;
- De kwetsbare boomzone (tot 1,5 m buiten de kroonprojectie) van de bomen nabij de erfgrens met het perceel van cliënten vrij te maken van klei (of andere daarop aangebrachte grond) tot het niveau van het oorspronkelijke maaiveld (derhalve gelijk aan het niveau van de grond op het perceel van mijn cliënt).
2.11.
Bij brief van 3 januari 2022 heeft (de advocaat van) [gedaagden] aansprakelijkheid voor enige wateroverlast op het perceel van [eiser] van de hand gewezen.
2.12.
[eiser] heeft adviesbureau [adviesbureau] (hierna: [adviesbureau] ) gevraagd om te beoordelen of er sprake kan zijn van negatieve effecten op zijn perceel door de ophoging. [adviesbureau] heeft op 12 april 2022 gerapporteerd en advies uitgebracht.
2.13.
Nadat [eiser] deze huidige procedure tegen [gedaagden] en [gedaagden 3] op 29 juni 2022 aanhangig heeft gemaakt, hebben [eiser] en [gedaagden 3] minnelijke overeenstemming bereikt. [gedaagden 3] heeft, conform de vordering van [eiser] , een greppel gegraven aan de achterzijde van zijn perceel, nabij de erfgrens met het perceel van [eiser] , met een breedte van 1 meter, en met een talud een afstand in acht genomen van 5 meter tussen de verhoging en de erfgrens. Bij de akte vermindering eis heeft [eiser] alle vorderingen ten aanzien van [gedaagden 3] ingetrokken.
2.14.
[gedaagden] is door [eiser] in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan deze schikking, maar heeft dit aanbod niet geaccepteerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [gedaagden] op onrechtmatige wijze afwatert op het perceel van [eiser] door de ophoging van het perceel van [gedaagden] ten opzichte van het perceel van [eiser] en door de verhoging van de grondwaterstand die deze ophoging tot gevolg heeft;
II. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om binnen vier weken na dagtekening van dit vonnis aan de onrechtmatige toestand een einde te maken door de maatregelen te treffen die in het [adviesbureau] -rapport zijn opgesomd, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om binnen vier weken na dagtekening van dit vonnis aan de onrechtmatige toestand een einde te maken door tegen de erfgrens met het perceel van [eiser] de grond af te graven tot een gelijk niveau als het perceel van [eiser] over een breedte van vijf meter, althans over een afstand welke de rechtbank in goede justitie oordeelt, althans zodanige maatregelen te treffen dat de bomen op het perceel van [eiser] niet meer in het water staan, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot het betalen van € 1.075,76 aan buitengerechtelijke kosten;
V. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot het betalen van € 1.240,26 aan deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
VI. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag.
3.2.1.
[gedaagden] watert op onrechtmatige wijze af op het perceel van [eiser] . In dit verband beroept [gedaagden] zich op artikel 5:39 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Door de aanzienlijke ophoging van het perceel van [gedaagden] ten opzichte van het perceel van [eiser] , stroomt het hemelwater af richting het perceel van [eiser] en is de grondwaterstand verhoogd. Als gevolg daarvan ondervinden het perceel en de bomen van de windsingel van [eiser] , anders dan voorheen, veel wateroverlast.
3.2.2.
Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst [eiser] naar verschillende getuigenverklaringen, in het geding gebrachte foto’s en de notitie van 12 april 2022 van [adviesbureau] . [adviesbureau] concludeert onder meer dat er door de ophoging een verandering gaat optreden in het grondwaterpeil: het grondwaterpeil zal een hoger niveau aannemen dan het oorspronkelijk grondwaterpeil. Volgens [adviesbureau] ligt het perceel van [gedaagden] circa 80 centimeter hoger dan het perceel van [eiser] en is het door [gedaagden] aangelegde drainagesysteem slechts aangelegd om het grondwaterpeil op het perceel van [gedaagden] zelf te verlagen of te beheren.
[adviesbureau] concludeert verder dat de ophoging ook de afvoer van extreem hemelwater via het maaiveld zal beïnvloeden. Om de wateroverlast op het perceel van [eiser] te stoppen, adviseert [adviesbureau] om een greppel op het perceel van [gedaagden] langs de erfgrens aan te leggen, zodat het overtollige regenwater sneller afgevoerd kan worden en de grondwaterstand zich daarop kan aanpassen.
Daarnaast wenst [eiser] dat [gedaagden] de grond van zijn perceel langs de erfgrens tot een gelijk niveau met het perceel van [eiser] afgraaft, zodat de bomen van de windsingel niet meer in het water hoeven te staan. Een dwangsom is noodzakelijk om [gedaagden] eindelijk in beweging te krijgen.
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
[gedaagden] betwist dat hij de loop, hoeveelheid en/of hoedanigheid van het over zijn erf stromende (grond)water heeft gewijzigd. Bovendien betwist [gedaagden] dat hij door de ophoging van zijn perceel onrechtmatige hinder toebrengt aan het perceel van [eiser] .
3.3.1.
Daartoe voert hij, samengevat, aan dat het perceel van [eiser] als van nature lager gelegen perceel enige wateroverlast heeft te dulden. Dat er door de ophoging een hoger grondwaterpeil is ontstaan blijkt niet uit het rapport van [adviesbureau] . Daar is geen onderzoek naar gedaan. Het rapport van [adviesbureau] vormt ook geen deugdelijke onderbouwing van de gestelde wateroverlast door het afstromen van het regenwater via het maaiveld. Uit de notitie van 27 juli 2022 van [adviseur] van adviesbureau [adviesbureau 2] (hierna: [adviesbureau 2] ) blijkt dat een verhoging van de grondwaterstand op het perceel van [eiser] als gevolg van de ophoging van het perceel van [gedaagden] zeer onwaarschijnlijk is. Daarnaast concludeert [adviesbureau 2] dat de afstroming van het hemelwater via het maaiveld van het perceel van [gedaagden] alleen mogelijk is als de grond van dat perceel onder afschot ligt richting het perceel van [eiser] , de infiltratie van regenwater in de grond nihil is en de door [gedaagden] aangebrachte drainage niet functioneert. Indien een van deze cumulatieve oorzaken zich niet voordoet, kan er volgens [adviesbureau 2] van wateroverlast op het perceel van [eiser] geen sprake zijn.
[gedaagden] stelt zich op het standpunt dat hij een solide en deugdelijk drainagesysteem heeft laten aanleggen door een professioneel bedrijf. [eiser] toont niet aan dat hij sinds het ophogen van het perceel door [gedaagden] en sinds het drainagesysteem in werking is meer water heeft te verwerken dan voor de ophoging het geval was.
3.3.2.
De ophoging brengt ook geen onrechtmatige hinder met zich mee. De door [eiser] overgelegde foto’s en getuigenverklaringen kunnen niet als onderbouwing dienen voor de stelling dat zijn perceel natter is dan voor de ophoging ooit het geval is geweest. [eiser] heeft zelf tot voor kort geen enkele maatregel getroffen om wateroverlast door de veranderende weersomstandigheden tegen te gaan. Op [gedaagden] rust daarom geen rechtsplicht om op zijn perceel een greppel aan te leggen waar [eiser] in kan afwateren.
[eiser] heeft bovendien niet aangetoond dat de bomen van de windsingel meer dan voorheen in het water staan. [gedaagden] betwist dan ook dat de bomen ernstig aangetast raken door de vermeende ernstige wateroverlast. Er bestaat voor [gedaagden] dan ook geen enkele reden om de grond van zijn perceel tot een gelijk niveau af te graven als het perceel van [eiser] .
3.3.3.
[gedaagden] stelt verder dat de door [eiser] gemaakte deskundigenkosten voor zijn rekening moeten blijven. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de gevorderde dwangsom zijn volgens [gedaagden] evenmin toewijsbaar.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Oorzaken van de gestelde wateroverlast
4.1.
[eiser] baseert zijn vorderingen op de stelling dat de wateroverlast op zijn perceel het gevolg is van de ophoging van het perceel van [gedaagden] waardoor het hemelwater bij extreme regenval afstroomt richting het perceel van [eiser] en het grondwaterpeil is gestegen.
[gedaagden] betwist dat dit de oorzaken zijn van de gestelde wateroverlast op het perceel van [eiser] . Beide partijen beroepen zich ter onderbouwing van hun stellingen op deskundigenrapporten.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat zij tijdens de descente heeft geconstateerd dat er aan het begin van het perceel van [eiser] plassen lagen, waar het perceel van
[gedaagden]grenst aan dat van [eiser] . De rechtbank constateerde daarentegen minder plassen aan de linkerachterzijde van het perceel van [eiser] , daar waar het perceel van
[gedaagden 3]grenst aan dat van [eiser] .
Ook heeft de rechtbank ter plaatse waargenomen dat er geen plasvorming was rondom de bomen van de windsingel van [eiser] .
4.3.
Hoewel de rechtbank heeft geconstateerd dat er minder/geen plassen op het perceel van [eiser] lagen nabij de erfgrens met [gedaagden 3] en de windsingel, en [gedaagden 3] wel een greppel heeft aangelegd zoals hiervoor onder 2.13 omschreven, staat op dit moment nog niet vast of de wateroverlast op het perceel van [eiser] het gevolg is van de ophoging van het perceel van [gedaagden] De door partijen ter onderbouwing van hun stellingen ingebrachte deskundigen- en getuigenverklaringen bieden hierover geen uitsluitsel, omdat deze elkaar op belangrijke punten tegenspreken. Het is, met andere woorden, nog niet duidelijk wat de precieze oorzaak is van de door [eiser] gestelde wateroverlast. Zoals al aangekondigd ter zitting, acht de rechtbank daarom een deskundigenbericht noodzakelijk, om antwoord te krijgen op die vraag.
De deskundige zou zich dan ook kunnen uitlaten over de vraag of en zo ja in hoeverre maatregelen op het terrein van [gedaagden] nodig zijn om afstromend (grond)water te voorkomen.
Benoeming van een deskundige
4.4.
Voordat tot de benoeming van een deskundige zal worden overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over:
- het aantal en de persoon/personen van de te benoemen deskundige(n);
- het specialisme van de te benoemen deskundige(n);
- de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
Partijen wordt verzocht zich ook uit te laten over de (maximale) hoogte van het voorschot van de deskundige(n). Bij gebreke van een dergelijke uitlating, zal de rechtbank in overleg met de te benoemen deskundige(n) de hoogte van het voorschot van laatstgenoemde(n) vaststellen.
4.5.
Kennelijk zijn partijen er in eerder onderling overleg nog niet in geslaagd om zich gezamenlijk tot een deskundige te wenden. De rechtbank zal partijen nu nogmaals de gelegenheid geven om gezamenlijk een deskundige voor te dragen.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de persoon die als deskundige gaat optreden. Voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken en om die reden iedere partij een deskundige voorstelt, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking komt. De rechtbank zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, een door partijen aangedragen deskundige of een eigen deskundige benoemen.
4.6.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich over voormelde punten bij akte kunnen uitlaten. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
4.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door de eisende partij moet worden betaald. Dit voorschot moet daarom door [eiser] worden betaald.
4.8.
In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 5 april 2023voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht, als bedoeld in de rechtsoverwegingen 4.4 en volgende,
5.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.