ECLI:NL:RBNHO:2023:3788

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
10146085 CV EXPL 22-6063
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en minderwerk in bouwproject

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiser 1] c.s. en Thunnissen Bouw B.V. over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een woning en bedrijfsruimte. De eisers stellen dat Thunnissen niet heeft voldaan aan de overeenkomst door slechts één meterkast te plaatsen in plaats van de afgesproken twee. De eisers hebben een vordering ingesteld op basis van minderwerk, waarbij zij een schadevergoeding eisen voor de kosten die zij hebben gemaakt om de leidingen weg te werken en voor het realiseren van een tweede meterkast. Thunnissen betwist de vordering en stelt dat er geen sprake is van minderwerk, omdat de meterkasten conform de technische omschrijving zijn geplaatst. De kantonrechter heeft op 19 april 2023 geoordeeld dat Thunnissen de overeenkomst correct heeft nageleefd en dat er geen recht bestaat op de gevorderde schadevergoeding. De vordering van [eiser 1] c.s. is afgewezen, terwijl de tegenvordering van Thunnissen is toegewezen, waarbij is vastgesteld dat er geen sprake is van een leveringsgeschil en dat de eisers de proceskosten moeten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10146085 CV EXPL 22-6063
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers in de vordering
verweerders in de tegenvordering
verder te noemen: [eiser 1] c.s.
gemachtigde: mr. R.N.E. Visser (Certa Advocaten B.V.)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Thunnissen Bouw B.V.
gevestigd te Heemstede
gedaagde in de tegenvordering
eiseres in de tegenvordering
verder te noemen: Thunnissen
gemachtigde: B.D. Maas (directeur Thunnissen Bouw b.v.)

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser 1] c.s. hebben bij dagvaarding van 4 oktober 2022 een vordering tegen Thunnissen ingesteld. Thunnissen heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [eiser 1] c.s. hebben daarna nog een conclusie van antwoord in de tegenvordering genomen. Vervolgens heeft Thunnissen bij brief van 22 maart 2023 nog een akte ingediend en haar tegenvordering verminderd.
1.2.
Op 22 maart 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser 1] c.s. en Thunnissen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Op 12 juli 2017 hebben partijen een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een woning en bedrijfsruimte. De woning is gelegen boven de bedrijfsruimte. De aanneemsom bedraagt € 201.794,00.
2.2.
Partijen zijn overeengekomen dat de woning en bedrijfsruimte conform de technische omschrijving en tekeningen worden gebouwd. Er zijn twee meterkasten ingetekend.
2.3.
Op 15 juni 2018 stuurde Thunnissen het volgende bericht aan [eiser 1] c.s. over de meterkasten :
‘[..] De meterkasten op de begane grond worden als het ware doorluskasten en worden gevoed vanuit de meterkasten op de verdiepingen. Vanuit de doorluskast wordt de complete installatie op de begane grond gevoed. Als de bedrijfsruimte in de toekomst dan toch separaat wordt verkocht, kunnen de Nutsbedrijven tegen betaling invoeren in de aanwezige invoerbuizen en de Nutsapparatuur plaatsen in de doorluskast op de begane grond. De koppeling naar de verdiepingen worden dan weggeknipt. Let op dat het plaatsen van nieuwe nuts installaties in de toekomst wel vrij kostbaar is. De exacte kosten hiervan zijn bij ons niet bekend.Bij het realiseren van twee aparte meterkasten heeft u wel te maken met dubbele periodieke vaste lasten van de Nutinstanties. Mocht u hier nu voor kiezen dan zijn aan het maken van deze aanpassing geen extra kosten verbonden. Graag vernemen wij vóór 23 juni via [e-mailadres] of u de installatie zo wilt laten of dat u een aparte meterkast in de bedrijfsruimte wilt realiseren.’
2.4.
Op 22 juni 2018 mailen [eiser 1] c.s. Thunnissen dat zij het aansluiten van de meterkast op de begane grond laten vervallen onder voorwaarde van minderwerk.
2.5.
Bij e-mail van 26 april 2019 stellen [eiser 1] c.s. voor om het plafond met tien centimeter te verlagen om het leidingwerk dat zichtbaar is geworden met het plaatsen van de doorluskast te verbergen.
2.6.
Bij e-mail van 7 mei 2019 reageert Thunnissen op het verzoek van [eiser 1] c.s. voor zover relevant als volgt: ‘
[…] Echter blijkt dan toch een bijkomend gevolg zichtbaar te worden, te weten de waterleidingen midden onder het plafond in de bedrijfsruimte. Het blijkt niet mogelijk geweest om deze waterleidingen in de constructievloer weg te werken omdat de warmteleidingen in de afwerkvloer moeten worden omzeild ivm legionella. […]De leidingen worden op de huidige positie omtimmerd met gipskarton. De MV-unit verplaatsen wij tot aan het plafond in de ruimte waar deze nu tegen de wand is gemonteerd.’
2.7.
Paragraaf 52c van de technische omschrijving heeft betrekking op de waterinstallatie in de meterkast en luidt: ‘
De meterkasten (verplicht) op de begane grond worden, indien toegestaan door de nutsbedrijven, voorzien van afgedopte invoeren. Eventuele tappunten worden dan, indien optioneel gekozen, gevoed vanuit de meterkast in het appartement op de 1e verdieping.’
2.8.
Paragraaf 60a ziet op de verwarmingsinstallatie en luidt: ‘
De woningen worden voorzien van stadsverwarming waarbij in de meterkast van het appartement een unit wordt geplaatst. De leidingen worden onder het plafond van de begane grond verzameld en zijn daardoor zichtbaar in sommige bergingen, bergingsgangen, verkeersruimten en bedrijfsruimten. Van onder het plafond worden de leidingen door de begane grondvloer gevoerd zodat de leidingen buiten op het net kunnen worden aangesloten.’En in paragraaf 60f staat het volgende over de verwarmingsinstallatie in de bedrijfsruimte: ´
De meterkasten (verplicht) op de begane grond worden, indien toegestaan door de nutsbedrijven, voorzien van afgedopte invoeren. De vloerverwarming wordt dan gevoed vanuit de verdeler in het appartement op de 1e verdieping.’
2.9.
Paragraaf 70C van de technische omschrijving heeft betrekking op de elektrische installatie in de meterkast en luidt, voor zover relevant, als volgt: ‘
In de meterkast komt een elektra-verdeelkast conform de eisen van het nutsbedrijf. […]De groepenkast wordt verdeeld volgens de voorschriften. Indien toegestaan door de nutsbedrijven worden de bedrijfsruimten gevoed vanuit het appartement op de eerste etage. Zo niet, dan zullen de meterkasten in de bedrijfsruimte ook moeten worden afgemonteerd en afgezekerd. Men dient dan rekening te houden met de jaarlijkse terugkomende vastrechtkosten etc.’En in paragraaf 70M staat voor wat betreft de elektrische installatie in de bedrijfsruimte het volgende: ‘
De meterkasten (verplicht) op de begane grond worden, indien toegestaan door de nutsbedrijven, voorzien van afgedopte invoeren. Voeding wordt dan voorzien vanuit de meterkast in het appartement op de 1e verdieping.’
2.10.
Op 25 mei 2019 maken [eiser 1] c.s. aanspraak op minderwerk van
€ 8.035,84. Thunnissen heeft in haar mail van 29 mei 2019 aan [eiser 1] c.s. medegedeeld dat zij geen recht hebben op een vergoeding en dat zij de termijnbetalingen voorafgaand aan de oplevering dienen te voldoen, omdat anders de sleutels niet worden overhandigd.
2.11.
Op 2 juni 2019 laten [eiser 1] c.s. aan Thunnissen weten dat zij onder protest de openstaande facturen zullen voldoen. Op 7 juni 2019 vindt de oplevering plaats.

3.De vordering

3.1.
[eiser 1] c.s. vorderen dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair voor recht verklaart dat Thunnissen niet gerechtigd is tot het bij de notaris in depot staande bedrag van € 10.089,70 en dat Thunnissen gehouden is om mee te werken aan uitbetaling van dat bedrag aan [eiser 1] c.s.;
- subsidiair voor recht verklaart dat [eiser 1] c.s. van het depotbedrag aanspraak kunnen maken op een bedrag van € 2.354,00 en de kosten voor het realiseren van een tweede meterkast, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- primair en subsidiair Thunnissen veroordeelt tot betaling van € 979,00 aan buitengerechtelijke kosten;
- Thunnissen veroordeelt in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser 1] c.s. leggen aan hun primaire vordering ten grondslag dat Thunnissen volgens de aannemingsovereenkomst en de daarbij horende technische omschrijving twee meterkasten zou realiseren, waarvan één in de woning en één in de bedrijfsruimte zou worden geplaatst. Uiteindelijk heeft Thunnissen één meterkast in de woning geplaatst. [eiser 1] c.s. hebben ingestemd met het voorstel van Thunnissen van 15 juni 2018 onder de voorwaarde van minderwerk. Thunnissen heeft hierop niet gereageerd, maar zij heeft uiteindelijk één meterkast gerealiseerd, zodat in juridische zin is ingestemd met een overeenkomstige wijziging van de aannemingsovereenkomst, ook voor wat betreft de aanneemsom, althans [eiser 1] c.s. daar gerechtvaardigd op mochten vertrouwen als bedoeld in artikel 3:33 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.3.
Subsidiair stellen [eiser 1] c.s. dat nu Thunnissen tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenis, te weten het realiseren van twee aangesloten meterkasten, [eiser 1] c.s. schade hebben geleden. De schade betreft ten eerste de gemaakte kosten om de leidingen weg te werken ter hoogte van € 2.354,00. Ten tweede betreft de schade de kosten die [eiser 1] c.s. nog moeten maken op het moment dat zij de woning of de bedrijfsruimte separaat verkopen, omdat op dat moment zowel de woning als de bedrijfsruimte over een eigen meterkast moet beschikken.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
Thunnissen betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat er geen sprake is van minderwerk, omdat er ook geen sprake is van het leveren van één meterkast. Er zijn twee meterkasten geleverd waarvan er één is aangesloten op de huisaansluiting van de nutsvoorzieningen. De andere meterkast wordt gevoed vanuit de eerste meterkast. Dit is conform de technische omschrijving behorende bij de aannemingsovereenkomst.
4.2.
Thunnissen vordert na vermindering van eis, bij wijze van tegenvordering, dat de kantonrechter:
- voor recht verklaart dat er geen sprake is van enig leveringsgeschil inzake de meterkast in de bedrijfsruimte en er ook geen sprake is van schade in verband met het afwerken van de leidingen aan het plafond van de bedrijfsruimte;
- voor recht verklaart dat [eiser 1] c.s. ten onrechte gebruik hebben gemaakt van het opschortingsrecht en te sommeren het depot welke is gekoppeld aan het opschortingsrecht, vrij te laten vallen aan Thunnissen;
- [eiser 1] c.s. te veroordelen in de proces- en nakosten.
4.3.
Thunnissen legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [eiser 1] c.s. ten onrechte een beroep hebben gedaan op het opschortingsrecht.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
[eiser 1] c.s. betwisten de tegenvordering. Zij menen dat de verklaring voor recht dat er geen schade is in verband met de afwerkingen van de leidingen niet kan worden gegeven. Daartoe stellen zij dat de leidingen onder de eerste verdiepingsvloer pas daags voor de oplevering ‘verschenen’. Deze leidingen zijn nodig om warm en koud water van de meterkast naar de doorluskast te brengen. Dit is in het installatie-ontwerp niet voorzien. De leidingen die behoren bij het oorspronkelijke bouwplan (met twee aangesloten meterkasten) zijn wel onzichtbaar aangebracht. Verder zijn de waterleidingen op diverse plekken in het gebouw weggewerkt in de constructieve vloeren. Dat dit bij [eiser 1] c.s. niet is gebeurd, heeft niet te maken met legionellaregelgeving, maar uitsluitend met de (te) late signalering door Thunnissen dat voor de installaties een verbinding tussen meterkast en doorluskast nodig was. Het leidingwerk omtimmeren met gipsplaten, zoals door Thunnissen is voorgesteld, was uit alleen al esthetisch oogpunt geen oplossing, omdat dat een zigzaggende koof over het plafond zou opleveren.
5.2.
[eiser 1] c.s. betwisten verder dat zij zich ten onrechte op hun opschortingsrecht hebben beroepen. Daartoe voeren zij aan dat er meerdere opleveringsgebreken staan vermeld in het proces-verbaal van oplevering, Thunnissen [eiser 1] c.s. niet in gebreke heeft gesteld noch anderszins aanspraak heeft gemaakt op het depot.

6.De beoordeling

6.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
6.2.
Voordat de kantonrechter overgaat tot de inhoudelijke beoordeling van het geschil zal eerst worden geoordeeld over de akte die door Thunnissen is ingediend. Hoewel [eiser 1] c.s. in hun pleitaantekeningen hebben aangegeven dat dit processtuk buiten beschouwing dient te worden gelaten, hebben zij op de mondelinge behandeling aangegeven geen bezwaar te maken tegen dit processtuk en de daarbij behorende eiswijziging. De kantonrechter ziet ook geen aanleiding om de eiswijziging buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. De kantonrechter doet recht op de gewijzigde eis van Thunnissen.
6.3.
Partijen verschillen in de kern van mening over de vraag of in de aannemingsovereenkomst en de daarvan deel uitmakende technische omschrijving is overeengekomen dat twee aangesloten meterkasten door Thunnissen geleverd zouden worden.
primaire vordering; is er sprake van minderwerk?
6.4.
Ten aanzien van het gestelde minderwerk stelt de kantonrechter het volgende voorop. Minderwerk is niet in de wet geregeld. Wat minderwerk in het spraakgebruik wordt genoemd, kan juridisch ofwel worden beschouwd als (1) een nadere overeenkomst om minder werk te verrichten dan oorspronkelijk was overeengekomen of (2) een gedeeltelijke opzegging door de opdrachtgever van de overeenkomst. Voorwaarde voor toewijzing van een vordering op grond van minderwerk is dat in ieder geval (i) vaststaat dat het minderwerk in eerste instantie onderdeel was van een overeenkomst tussen partijen. Als verder vaststaat dat (ii) de aannemer de werkzaamheden niet heeft uitgevoerd, ligt het voor de hand dat sprake is van een overeenkomst voor het verrichten van minderwerk althans van een geaccepteerde opzegging.
6.5.
[eiser 1] c.s. zijn van mening dat partijen overeengekomen zijn dat twee meterkasten zouden worden gerealiseerd. Dit blijkt huns inziens onder meer uit paragrafen 70C en 52C van de technische omschrijving en uit het feit dat zij twee kadastrale nummers hebben gekocht die onafhankelijk van elkaar gebruikt moeten kunnen worden. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben [eiser 1] c.s. nog foto’s overgelegd van de meterkasten van de buren op de begane grond en de eerste verdieping. Bij de buren heeft Thunnissen wel twee meterkasten aangesloten, aldus [eiser 1] c.s.
6.6.
Thunnissen heeft aangevoerd dat zij twee meterkasten heeft gerealiseerd. Vanuit de meterkast in de bedrijfsruimte worden alle installatievoorzieningen van de bedrijfsruimte gevoed. Vanuit de meterkast in de woning worden alle installatievoorzieningen van de woning gevoed. De meterkast in de woning is aangesloten op het net van de nutsvoorzieningen door middel van een huisaansluiting. De meterkast in de bedrijfsruimte is doorgelust op, en gevoed door de meterkast van de woning. +Er is dan ook geen technische noodzakelijkheid om een extra verdeelkast in de bedrijfsruimte te plaatsen. In de meterkast van de bedrijfsruimte is voldoende ruimte om bij uitbreiding een verdeelkast te monteren indien dat nodig blijkt te zijn. Een separate huisaansluiting voor de bedrijfsruimte maakt geen onderdeel uit van de aannemingsovereenkomst, zoals ook volgt uit de technische omschrijving, zodat er geen sprake kan zijn van minderwerk. Hoewel er in de koopovereenkomst sprake is van twee percelen, ziet de aannemingsovereenkomst enkel op een appartement met een bedrijfsruimte in één bouwnummer, zodat de aanleg- en aansluitkosten zijn inbegrepen in de aannemingsovereenkomst voor één bouwnummer, aldus Thunnissen.
6.7.
De kantonrechter is met Thunnissen van oordeel dat zij twee meterkasten heeft geleverd conform de technische omschrijving behorende bij de aannemingsovereenkomst. Daartoe overweegt hij als volgt.
6.8.
De afspraken die partijen hebben getroffen zien op één bouwnummer. In de technische omschrijving staat in de paragrafen die betrekking hebben op de meterkast in de bedrijfsruimte (paragraaf 52C, 60F en 70M) dat deze worden uitgevoerd als invoerkasten, onder de voorbehoud dat de nutsbedrijven hiermee akkoord gaan. En in de paragraaf die betrekking heeft op de meterkast in het appartement (paragraaf 70C) is ook overeengekomen dat de meterkasten in de bedrijfsruimte worden gevoed vanuit de meterkast in de woning. Pas als dat niet is toegestaan door de nutsbedrijven, dient de meterkast in de bedrijfsruimte te worden afgemonteerd en afgezekerd. Thunnissen heeft ook de meterkast in de bedrijfsruimte voorzien van invoerbuizen. Het hebben van één huisaansluiting is ook in het belang van de kopers nu zij niet worden belast met dubbele vastrecht kosten. Niet is gebleken dat partijen zijn overeengekomen dat er een separate huisaansluiting in de bedrijfsruimte zal worden gerealiseerd. Nu de meterkast in de bedrijfsruimte de invoer van de installatievoorzieningen (gas, elektriciteit en water) heeft, is er dan ook een meterkast in de bedrijfsruimte gerealiseerd. Deze wijze van benadering van het woord meterkast sluit bovendien aan bij de betekenis van ‘meterkast’ in de Van Dale: “
kast waarin de gas-, elektriciteits- en/of watermeter zich bevinden”.Anders dan [eiser 1] c.s. stellen is er dan ook geen sprake van het laten vervallen van een meterkast in de bedrijfsruimte, omdat het niet realiseren van een aangesloten meterkast in de bedrijfsruimte geen onderdeel is van de aannemingsovereenkomst en de daarbij behoren technische omschrijving. Het feit dat de buren van [eiser 1] c.s wel twee aangesloten meterkasten hebben doet daar niet aan af. Thunnissen heeft immers in haar mail van 15 juni 2018 deze optie ook aan [eiser 1] c.s. aangeboden en zij gaven aan daar geen gebruik van te willen maken. Dat Thunnissen vervolgens niet (tijdig) heeft gereageerd op het verzoek van [eiser 1] c.s. om minderwerk te verrekenen is dan wel kwalijk, maar dit betekent niet dat [eiser 1] c.s. daaruit mochten afleiden dat er sprake was van instemming met minderwerk. Er is derhalve niet minder uitgevoerd dan in de aannemingsovereenkomst is overeengekomen.
6.9.
Nu partijen niet zijn overeengekomen om twee aangesloten meterkasten te realiseren, is er geen sprake van minderwerk en hebben [eiser 1] c.s. derhalve geen recht op het in depot staande bedrag ter hoogte van € 10.089,70. De primaire vordering zal dus worden afgewezen. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de in de tegenvordering gevorderde verklaring voor recht, dat geen sprake is van een leveringsgeschil inzake de meterkast in de bedrijfsruimte, toewijzen.
subsidiaire vordering; schadevergoeding
6.10.
Ook de subsidiaire vordering zal worden afgewezen, nu de grondslag daartoe ontbreekt. Thunnissen is immers, zoals hierboven is geoordeeld, niet tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis. [eiser 1] c.s. stellen dan wel dat de leidingen pas daags voor oplevering zichtbaar zijn geworden, maar dat neemt niet weg dat partijen reeds in de technische omschrijving hebben voorzien dat leidingen zichtbaar zullen zijn. Thunnissen heeft verder op de mondelinge behandeling toegelicht dat zij de plafonds hoog bouwen zodat de leidingen weggewerkt kunnen worden. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de in de tegenvordering gevorderde verklaring voor recht dat geen sprake is van schade in verband met het afwerken van de leidingen aan het plafond van de bedrijfsruimte toewijzen.
tegenvordering; het opschortingsrecht
6.11.
Thunnissen heeft gevorderd in het dictum ‘voor recht’ te verklaren dat [eiser 1] c.s. ten onrechte gebruik hebben gemaakt van het opschortingsrecht en hen te sommeren het depot, welke gekoppeld is aan het opschortingsrecht, vrij te laten vallen aan Thunnissen. De kantonrechter overweegt hierover dat deze tegenvordering bijzonder ruim is geformuleerd. De kantonrechter kan de verklaring voor recht daarom niet geven, omdat een dergelijke verklaring integraal voor toewijzing gereed moet liggen, wat hier niet vaststaat. Immers, in de gevorderde verklaring kan gemakkelijk worden gelezen dat het opschortingsrecht hoe dan ook onterecht is ingeroepen, terwijl dit niet vaststaat. [eiser 1] c.s. hebben namelijk gemotiveerd aangevoerd dat er meerdere opleveringsgebreken zijn, hetgeen door Thunnissen niet is betwist. Gelet hierop zal de kantonrechter deze vordering afwijzen.
de proceskosten in de vordering en tegenvordering
6.12.
[eiser 1] c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in de vordering en in de tegenvordering worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Thunnissen in de vordering worden begroot op € 792,00 (2 punten x
€ 396,00).
6.13.
De proceskosten aan de zijde van Thunnissen in de tegenvordering, bestaande uit salaris gemachtigde, worden begroot op € 396,00 (2 punten x factor 0,5 x tarief € 396,00). De punten zijn gehalveerd omdat de vorderingen in de zaak van de tegenvordering voortvloeien uit de vordering in de zaak van de vordering.
6.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar, voor zover daadwerkelijk nakosten door Thunnissen worden gemaakt. De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
wijst de vordering af;
7.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Thunnissen worden vastgesteld op een bedrag van € 792,00 aan salaris van de gemachtigde van Thunnissen;
7.3.
veroordeelt [eiser 1] c.s. tot betaling van € 132,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door Thunnissen worden gemaakt;
de tegenvordering
7.4.
verklaart voor recht dat er geen sprake is van enig leveringsgeschil inzake de meterkast in de bedrijfsruimte en er ook geen sprake is van schade in verband met het afwerken van de leidingen aan het plafond van de bedrijfsruimte;
7.5.
veroordeelt [eiser 1] c.s. tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag worden vastgesteld op een bedrag van € 396,00 aan salaris van de gemachtigde van Thunnissen;
7.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter