ECLI:NL:RBNHO:2023:3796

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
21/3642
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het veranderen van bedrijfswoningen in burgerwoningen en de gevolgen voor de bedrijfsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het veranderen van twee bedrijfswoningen in twee burgerwoningen. Eiseres, een bedrijf uit Egmond-Binnen, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, dat de vergunning had verleend aan een derde-partij. Eiseres betoogde dat de vergunning zou leiden tot een beperking van haar bedrijfsvoering en dat er geen goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kon worden voor de nieuwe burgerwoningen, gezien de nabijheid van haar bedrijf. De rechtbank oordeelde dat bij de beoordeling van de vraag of een woning tot een inrichting behoort, de feitelijke situatie bepalend is en niet de planologische situatie. De rechtbank concludeerde dat de gebouwen op de percelen voorafgaand aan de vergunningverlening feitelijk niet als bedrijfswoningen in gebruik waren, maar als burgerwoningen. Dit betekende dat de vergunningverlening voor de burgerwoningen zou leiden tot een nieuwe situatie waarbij gevoelige gebouwen dichterbij het bedrijf van eiseres zouden komen te staan, wat niet was onderkend door verweerder. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid en vernietigde het besluit. Verweerder werd opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3642

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Egmond-Binnen, eiseres

(gemachtigde: ir. S. Boonstra),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (verweerder)

(gemachtigde: N. Scholten MSc).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[bedrijf] B.V., uit Egmond-Binnen (gemachtigde: R. Visser).

Inleiding

Bij besluit van 7 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij omgevingsvergunning onder voorschriften verleend voor het veranderen van twee bedrijfswoningen in twee burgerwoningen op het adres [straat] [nummer 1] en [nummer 2] te Egmond-Binnen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, [naam 1] en [naam 2] . Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Derde-partij is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en [naam 3] .
Op 15 december 2022 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend teneinde nadere inlichtingen in te winnen bij verweerder.
Bij brief van 9 januari 2023 heeft verweerder een reactie ingezonden. Eiseres en derde-partij hebben hierop bij brieven van respectievelijk 24 januari 2023 en 26 januari 2023 op gereageerd.
Nadat partijen daarvoor toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen

1. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit op de aanvraag van derde-partij te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen. Zij zal eerst de feiten en omstandigheden schetsen.
Wet- en regelgeving
2. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.1
De percelen aan de [straat] [nummer 3] , [nummer 1] en [nummer 2] zijn van derde-partij. Derde-partij drijft een groothandel in bloembollen. Op de percelen van derde-partij bevinden zich diverse opstallen, verhardingen en opslagmateriaal. Op het perceel met nummer [nummer 3] is het bedrijfsgebouw van derde-partij gevestigd. Op het perceel van derde-partij met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] bevinden zich gebouwen met bijbehorende bijgebouwen. Naast de percelen van derde-partij bevinden zich diverse burgerwoningen en het tuincentrum van eiseres.
3.2
Het project waarvoor bij het bestreden besluit omgevingsvergunning is verleend voorziet in het omzetten van twee bedrijfswoningen op de percelen met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] in burgerwoningen. Ten behoeve van het bestreden besluit zijn onder meer opgesteld een ruimtelijke onderbouwing “Herbestemming bedrijfswoningen [straat] [nummer 1] en [nummer 2] Egmond-Binnen” (ruimtelijke onderbouwing) van 22 februari 2021 van R. Visser, een “Akoestisch onderzoek. [straat] [nummer 1] - [nummer 2] in Egmond-Binnen. Wijziging bestemming bedrijfswoningen” (akoestisch onderzoek) van 2 december 2020 van BuroDB en een “Nota zienswijzen” (Nota zienswijzen) van [nummer 1] juni 2021.
Bestemmingsplan
4.1
Ter plaatse vigeert op basis van het bestemmingsplan “Bestemmingsplan Landelijk Gebied 1998” de bestemming “Agrarische aanverwante bedrijven” (artikel 7 van de planregels). Niet in geschil is dat het project in strijd is met die bestemming, omdat het voorziet in woningen.
4.2
Verweerder heeft ten behoeve van het project met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a en onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) omgevingsvergunning verleend voor de activiteit gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
Verweerder heeft bij zijn besluitvorming over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit gebruiken beleidsruimte. De rechtbank toetst dan of verweerder bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen omgevingsvergunning voor die activiteit gebruiken te verlenen. Dit is een terughoudende toets. Gelet op artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo mag de activiteit niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening en dient de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing te bevatten.
Beoordeling beroep
5.1
Eiseres betoogt ten eerste dat zij ten gevolge van het project beperkt wordt in haar bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Verweerder heeft het betoog van eiseres niet kunnen weerleggen met de enkele stelling dat in de huidige situatie ook al sprake is van twee woningen van derden en dat het herbestemmen van die woningen geen enkel verschil zou maken.
Ten tweede heeft verweerder volgens eiseres niet deugdelijk gemotiveerd dat bij de burgerwoningen een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Verweerder is ten onrechte voorbijgegaan aan de bedrijfsvoering van eiseres en de hinder die daarvan uitgaat richting de percelen [straat] [nummer 1] en [nummer 2] . Volgens eiseres ontbreekt een geluidsrapport waarin de geluidbelasting van haar bedrijf op de burgerwoningen is onderzocht. In het akoestisch onderzoek is haar bedrijf ten onrechte niet betrokken. Eiseres wijst er in dit verband op dat haar bedrijfsmatig gebruikte schuur tegen de buitenmuur van het perceel [straat] [nummer 2] is gesitueerd. Ook is sinds 1982 sprake van een koelcel op haar perceel. Op grond van de VNG-brochure moet in geval van nieuwe situaties wat betreft het aspect geluid een afstand van 30 meter worden aangehouden en bij gemengde gebieden een van 10 meter. Beide afstanden worden niet gehaald. In de ruimtelijke onderbouwing is niet onderkend dat tussen [straat] [nummer 2] en het perceel van eiseres geen afstand zit. De bewering dat tussenliggende bebouwing wat betreft geluid als buffer kan fungeren is volgens eiseres dan ook niet begrijpelijk. Daarnaast heeft verweerder de hinder die wat betreft geluid van het bedrijf van eiseres uitgaat niet op waarde geschat. Verweerder heeft slechts voor de vuist weg gesteld dat eiseres alleen overdag open is voor bezoek, waarbij het acceptabel is dat overdag meer geluid wordt gemaakt dan in de avond- en nachturen. Diezelfde aannames heeft verweerder op de laad- en losbewegingen van eiseres geprojecteerd. Daarnaast is verweerder volgens eiseres voorbijgegaan aan de werkzaamheden die buiten openingstijden plaatsvinden.
Ten derde is in het akoestisch onderzoek volgens eiseres niet uitgegaan van de juiste representatieve bedrijfssituatie van derde-partij.
5.2
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat het voor eventuele toekomstige uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden van eiseres niet uitmaakt of sprake is van twee bedrijfswoningen of twee burgerwoningen op het naastgelegen perceel. Reeds in de huidige situatie is, vanuit eiseres bezien, sprake van twee woningen van derden en daarmee van twee geluidgevoelige objecten waarvoor de regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) voor eiseres gelden. Daarin verandert dus niets voor eiseres, aldus verweerder.
Wat betreft de vraag of bij de beoogde burgerwoningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat, zal het volgens verweerder met mogelijke hinder vanwege de bedrijfsvoering van eiseres wel meevallen afgezet tegen de hinder vanwege het wegverkeer van de [straat] . Het tuincentrum van eiseres is alleen gedurende de dagperiode geopend en over de [straat] rijdt relatief veel verkeer.
Invloed aanwezigheid burgerwoningen op de bedrijfsvoering van eiseres
Was voorafgaand aan vergunningverlening sprake van bedrijfswoningen?
5.3
De rechtbank zal eerst beoordelen of de gebouwen met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] voorafgaand aan de vergunningverlening als bedrijfswoningen behorende bij het bedrijf van derde-partij konden worden aangemerkt.
In de uitspraak van 20 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3065, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) overwogen dat uit artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit volgt dat in de definitie van het begrip “gevoelige gebouwen” is aangegeven dat slechts een woning die bij een inrichting hoort geen gevoelig gebouw is waarvoor de grenswaarden uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit gelden.
Voor een bedrijfswoning die niet tot de desbetreffende inrichting behoort, gelden aldus dezelfde normen als voor een woning die is bestemd als burgerwoning. Voor een bedrijfswoning die wel tot de desbetreffende inrichting behoort gelden uitsluitend ten opzichte van omliggende bedrijven en niet ten opzichte van het bedrijf waar de bedrijfswoning bij hoort dezelfde normen als voor een woning die is bestemd als burgerwoning.
In de uitspraak van 7 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3223 heeft de Afdeling overwogen dat, gelet op de omschrijving van het begrip inrichting in de Wet milieubeheer, bij de beoordeling van de vraag of een woning tot een inrichting behoort en als een bedrijfswoning kan worden aangemerkt in beginsel niet de planologische situatie, maar de feitelijke situatie bepalend is.
5.4
Bij brief van 23 januari 2023 heeft verweerder desgevraagd aangegeven dat de gebouwen op de percelen met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] voorafgaand aan de vergunningverlening feitelijk niet in gebruik waren als bedrijfswoningen, maar als burgerwoningen. Van woningen die tot de inrichting behoorden en daarmee van bedrijfswoningen waarvoor ten opzichte van het bedrijf van eiseres dezelfde normen golden als voor woningen die zijn bestemd als burgerwoningen was gelet op de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2016 voorafgaand aan vergunningverlening dus geen sprake.
Was voorafgaand aan vergunningverlening sprake van burgerwoningen die milieubescherming genoten?
5.5
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de gebouwen met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] voorafgaand aan de vergunningverlening konden worden aangemerkt als burgerwoningen die bescherming genoten ten opzichte van het bedrijf van eiseres.
In de uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1518 is het volgende overwogen:
“In de memorie van toelichting bij de Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen) staat: "Bij het beschermen van woningen en andere bouwwerken in de omgeving van de inrichting moet niet langer worden uitgegaan van het feitelijk gebruik daarvan, maar van de planologische status van de betrokken gronden. In de meeste gevallen zal dit de bestemming uit het bestemmingsplan of de beheersverordening zijn.[…].Verder kan sprake zijn van een overgangsrechtelijke situatie op grond van het bestemmingsplan. Al deze gevallen worden gedekt door het voorgestelde zevende lid van artikel 2.14." (Kamerstukken II 2014/15, 33 078, nr. 3, blz. 17).
Uit artikel 2.14, zevende lid, van de Wabo volgt dat moet worden uitgegaan van het gebruik van een bouwwerk dat in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Het gebruik van een bouwwerk is niet alleen in overeenstemming met een bestemmingsplan als het in overeenstemming met de toegekende bestemming wordt gebruikt, maar ook als dit gebruik onder het overgangsrecht valt.”
5.6
Verweerder heeft met de gegevens die in de brief van 23 januari 2023 zijn vermeld niet inzichtelijk gemaakt, laat staan aangetoond, dat het gebruik van de woningen op de percelen met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] als burgerwoningen op grond van het bestemmingsplan of het daarin opgenomen overgangsrecht voorafgaand aan vergunningverlening was toegestaan. Aan het gebruik van de gebouwen kwam gelet hierop voorafgaand aan vergunningverlening ten opzichte van het bedrijf van eiseres niet reeds de bescherming van die van burgerwoningen toe.
5.7
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat het verlenen van de omgevingsvergunning voor twee burgerwoningen ertoe leidt dat op kortere afstand van eiseres dan voorafgaand aan het verlenen van de vergunning het geval was gevoelige gebouwen worden gerealiseerd die op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubescherming genieten ten opzichte van het bedrijf van eiseres. In de huidige situatie genieten de gebouwen met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] geen bescherming ten opzichte van het bedrijf van eiseres en bevinden zich op eenzelfde korte afstand van het bedrijf van eiseres ook geen andere woningen die een dergelijke bescherming genieten. Het verlenen van de vergunning leidt aldus tot een nieuwe situatie. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit niet onderkend. Daardoor is ten onrechte niet onderzocht of de aanwezigheid van de burgerwoningen leidt tot een beperking van de bedrijfsvoering van eiseres. Het bestreden besluit is mitsdien – in strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en niet gebaseerd op een deugdelijke motivering.
5.8
De eerste beroepsgrond van eiseres slaagt.
Invloed van het bedrijf van eiseres op het woon- en leefklimaat bij de burgerwoningen
5.9
Eiseres beroept zich verder op normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene burgerwoningen en het verzekerd zijn van de belangen van haar bedrijf. Met deze normen wordt beoogd zowel het belang van de omwonende bij een goed woon- en leefklimaat als het belang van het bedrijf bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen. Nu eiseres door het project mogelijk geconfronteerd zal worden met klachten over milieuhinder, staat artikel 8:69a van de Awb, waarin het zogeheten relativiteitsvereiste is neergelegd, er niet aan in de weg dat zij aanvoert dat ter plaatse van de burgerwoningen geen goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
5.1
Het in afwijking van het bestemmingsplan verlenen van een omgevingsvergunning voor een burgerwoning vereist een grote milieubescherming. De VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” geeft aanbevelingen voor aan te houden afstanden tussen bedrijven en milieugevoelige bestemmingen zoals burgerwoningen. De richtafstanden in de VNG-brochure zijn bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. De rechtbank stelt, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, vast dat met het verlenen van een vergunning voor burgerwoningen sprake is van een nieuwe situatie.
Voor de beantwoording van de vraag of als gevolg van het bedrijf van eiseres ter plaatse van de burgerwoningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd heeft verweerder aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. In de VNG-brochure zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met een aanbevolen afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming om hinder van de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Indien de omgeving is aan te merken als “gemengd gebied”, zoals volgens partijen in de onderhavige situatie het geval is, kunnen de richtafstanden volgens de VNG-brochure met één afstandsstap worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Voor het meest maatgevende milieuaspect geluid geldt in dit geval bij een categorie bedrijf als dat van eiseres daarom een richtafstand van 10 meter in plaats van 30 meter. Vaststaat dat die richtafstand niet wordt gehaald.
5.11
De rechtbank stelt vast dat (omgekeerd) (ook) geen onderzoek is verricht naar de invloed van het bedrijf van eiseres wat betreft het aspect geluid op het woon- en leefklimaat bij de burgerwoningen. Verweerder heeft blijkens het bestreden besluit en de daaraan ten grondslag liggende stukken ingeschat dat de geluidbelasting vanwege het bedrijf van eiseres op de burgerwoningen op zichzelf bezien meevalt, omdat het bedrijf vooral in de dagperiode actief is en het geluid ervan dan wegvalt tegen geluid veroorzaakt door het verkeer op de dichtbij de burgerwoningen gelegen [straat] . Verweerder heeft zijn conclusies echter niet aan de hand van objectieve, verifieerbare en concrete gegevens gestaafd. Ook is van de zijde van verweerder niet inzichtelijk gemaakt welke akoestische relevante activiteiten die binnen de inrichting van eiseres plaatsvinden hij bij de beoordeling heeft betrokken. Verweerder heeft zijn standpunt dat in dit geval van de richtafstand van 10 meter kan worden afgeweken dan ook niet deugdelijk gemotiveerd en het besluit is ook in zoverre onzorgvuldig voorbereid. Het bestreden besluit is ook in zoverre in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb genomen.
5.12
Ook de tweede beroepsgrond van eiseres slaagt.
Invloed van het bedrijf van derde-partij op het woon- en leefklimaat bij de burgerwoningen
5.13
De rechtbank is ten slotte, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1340, van oordeel dat eiseres niet kan aanvoeren dat ter plaatse van de burgerwoningen vanwege milieugevolgen afkomstig van andere bedrijven dan het hare, zoals dat van derde-partij, niet een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Daarmee zou zij zich namelijk beroepen op normen die kennelijk niet strekken tot bescherming van haar belangen. Voor zover zij met haar betoog dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een onjuiste representatieve bedrijfssituatie van derde-partij heeft bedoeld te betogen dat bij de burgerwoningen vanwege het bedrijf van derde-partij geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, staat artikel 8:69a van de Awb, waarin het zogeheten relativiteitsvereiste is neergelegd, dan ook in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit op die grond. De rechtbank laat de derde beroepsgrond van eiseres daarom buiten beschouwing.
6. De rechtbank hecht eraan nog het volgende op te merken. Met de uitspraak is niet gezegd dat derde-partij geen omgevingsvergunning voor het project kan verkrijgen. Uit het nader te verrichten akoestische onderzoek kan immers blijken dat eiseres door het project niet in haar bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden wordt beperkt en dat bij de te realiseren burgerwoningen sprake kan zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ondanks de aanwezigheid van het bedrijf van eiseres. Verweerder zal de uitkomsten van het akoestische onderzoek moeten betrekken bij zijn nieuw te nemen besluit op de aanvraag.
Griffierecht en proceskosten
7.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7.2
De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op de aanvraag van derde-partij te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen,
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van
mr.W.I.K. Baart, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…).
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
(…)
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat; (…).
Artikel 2.14
7 Bij de toepassing van het eerste lid worden gronden en bouwwerken in de omgeving van de inrichting in aanmerking genomen overeenkomstig het bestemmingsplan, de beheersverordening, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning.
Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 1.1
1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
gevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen, met uitzondering van die gebouwen behorende bij de betreffende inrichting; (…).
Artikel 2.17
1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
07:00–19:00 uur
19:00– [nummer 1] :00 uur
[nummer 1] :00–07:00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
Wet geluidhinder
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
ander geluidsgevoelig gebouw: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw, niet zijnde een woning, dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, waarbij wat betreft de bestemming wordt uitgegaan van het gebruik dat is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet; (…).