ECLI:NL:RBNHO:2023:3828

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
C/15/332409 / KG ZA 22-501
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende straat- en contactverboden na eerdere veroordelingen

Op 25 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen een vrouw en haar ex-partner. De vrouw, die op een geheim adres woont, had eerder een straat- en contactverbod tegen de man gekregen, dat op 8 november 2022 was opgelegd. In dit tussenvonnis was bepaald dat de man zich gedurende vijf maanden niet binnen een bepaalde afstand van de vrouw en hun kinderen mocht begeven. De vrouw had in de tussentijd melding gemaakt van aanhoudende bedreigingen en ongewenste contacten door de man, wat haar veiligheid in gevaar bracht en haar werk belemmerde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2023 werd duidelijk dat de man zich niet aan de eerdere verboden hield. De vrouw voelde zich nog steeds bedreigd en had zelfs een Aware-knop aangevraagd voor snelle politie-interventie. De man had weliswaar contact gezocht met hulpverlening, maar zijn gedrag bleef problematisch. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw, de kinderen en haar ouders een groot belang hadden bij de voortzetting van de straat- en contactverboden.

In het vonnis werd de man opnieuw verboden om zich binnen een straal van 100 meter van de vrouw en de kinderen te begeven, en hem werd verboden om hen op enige wijze te benaderen. Bij overtreding van deze verboden werden dwangsommen opgelegd. De voorzieningenrechter benadrukte dat de man een bodemprocedure bij de familierechter moest starten voor contactherstel met de kinderen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/332409 / KG ZA 22-501
Vonnis in kort geding van 25 april 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende op een geheim adres,
in deze zaak domicilie gekozen hebbende ten kantore van haar advocaat te Heiloo,
eiseres,
advocaat mr. S. Kuijs te Heiloo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
aanvankelijk in persoon verschenen,
thans bijgestaan door mr. F.J. Mascini te Haarlem.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure tot 8 november 2022 blijkt uit het tussen partijen op die datum gewezen tussenvonnis. In dat vonnis is naast een opgelegd straat- en contactverbod onder meer de verdere beslissing in de zaak pro forma aangehouden tot 28 maart 2023 in afwachting van bericht van de advocaat van de vrouw over de gewenste voortzetting van de zaak.
1.2.
In het tussenvonnis was onder meer bepaald dat de vrouw Veilig Thuis zou informeren over het verloop van de zitting zodat zij het contact met de man weer zouden kunnen oppakken en hem zouden kunnen begeleiden naar een hulpverleningstraject.
In een brief van 24 maart 2023 heeft Veilig Thuis een overzicht gegeven van de in de afgelopen maanden ondernomen stappen en gevoerde gesprekken en benadrukt dat zij geen regiefunctie heeft in dit dossier en de voorzieningenrechter verzocht geen taken meer aan haar toe te delen.
1.3.
Bij brief van 27 maart 2023 heeft de advocaat van de vrouw de voorzieningenrechter meegedeeld dat de man de vrouw blijft lastig vallen en dat er alleen monitoring door Veilig Thuis plaatsvindt. De vrouw heeft verzocht de zaak schriftelijk af te doen en de resterende termijn van het straat- en contactverbod toe te wijzen op straffe van dwangsommen.
1.4.
De man is per e-mail in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen van de voorzieningenrechter om de zaak verder schriftelijk af te doen, tenzij de man met duidelijke argumenten komt waarom een nieuwe zitting nodig zou zijn. Daarbij is benadrukt dat dit kort geding niet gebruikt kan worden om contactherstel met de kinderen te bewerkstelligen, maar dat de man daarvoor een procedure bij de familierechter aanhangig moet maken.
1.5.
In een brief van 28 maart 2023 heeft zich (alsnog) een advocaat gemeld voor de man en namens hem verzocht om een zitting. Daarbij is aangevoerd dat de man heeft verteld dat de situatie sinds de vorige zitting sterk is veranderd en dat hij dit ter zitting nader wil toelichten.
1.6.
De voortzetting van de mondelinge behandeling is bepaald op 11 april 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw via een digitale verbinding, vanuit de zittingzaal bijgestaan door mr. Kuijs voornoemd en de man vergezeld van zijn huidige partner, mevrouw [A.] en bijgestaan door mr. Mascini voornoemd.
1.7.
Partijen hebben over en weer het woord gevoerd.
1.8.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 8 november 2022 heeft de voorzieningenrechter aan de man een straat- en contactverbod opgelegd voor een periode van vijf maanden na betekening van het vonnis met betrekking tot de vrouw, de kinderen en de ouders en de partner van de vrouw.
Verder is aan de man opgedragen om zich binnen een maand na betekening van dat vonnis in te spannen om afbeeldingen en de naam van de vrouw en kinderen op alle sociale media kanalen, waaronder maar niet beperkt tot facebook, instagram, google+, whatsapp etc., te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden.
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter met partijen besproken dat de periode van het straat- en contactverbod gebruikt zou moeten worden voor normalisatie van de contacten en dat het daarbij van belang geacht werd dat Veilig Thuis het contact met de man weer zou oppakken om hem te begeleiden in c.q. naar het hulpverleningstraject. Daarbij heeft de voorzieningenrechter onder meer aan de man voorgehouden dat hij niet moet toegeven aan zelfmedelijden, omdat dergelijke gevoelens er toe leiden dat zijn inzet om zijn gedrag te veranderen en het hulpverlengingstraject te volgen doen afnemen.
2.3.
Uit hetgeen de vrouw tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling heeft aangevoerd volgt dat de man zich niet, althans niet volledig houdt aan het vonnis en de veiligheidsvoorschriften van Veilig Thuis. Hij blijft agressief reageren als dingen niet gaan zoals hij wil. De vrouw heeft verklaard dat zij, omdat zij zich onverminderd bedreigd voelt door de man, haar werkzaamheden nog niet heeft kunnen hervatten. Zij heeft een Aware knop aangevraagd en gekregen, zodat de politie snel kan reageren indien nodig.
Zij heeft verder aangevoerd dat zij nog geen aanvang heeft kunnen maken met haar eigen EMDR therapie, maar dat haar dochter hiermee onlangs wel is begonnen en dat ook daarom contactherstel op dit moment geen goed idee is, zelfs niet videobellen. Daarbij heeft zij verklaard dat haar dochter van bijna 12 jaar oud heel veel heeft meegekregen van het gedrag van de man en daar nog bijna dagelijks nachtmerries van heeft. De dochter heeft haar therapeut meermalen laten weten dat zij geen contactherstel meer wil. De vrouw benadrukt dat de man ook niet de biologische vader van haar dochter is.
Met betrekking tot de zoon van partijen heeft de vrouw aangevoerd dat hij nu 3 jaar is en dat een enkel los contact op dit moment niet in zijn belang geacht kan worden.
2.4.
De man heeft aangevoerd dat hij inmiddels contact heeft met de Brijder Verslavingszorg en dat hij tijdens de vorige zitting had begrepen dat hem werd beloofd dat hij dit jaar zijn kinderen weer mocht zien, maar dat daar nog niets van terecht gekomen is. Daarbij heeft hij benadrukt dat hij zijn kinderen al bijna 28 maanden niet heeft gezien, dat hij het niet eerlijk vindt allemaal en dat hij altijd lief is geweest voor zijn kinderen.
2.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een oordeel over contactherstel tussen de man en de kinderen in deze zaak niet voorligt. De man dient daarvoor een bodemprocedure aanhangig te maken bij de Sectie Familie en Jeugd van deze rechtbank.
2.6.
De boodschap die in het vorige vonnis is opgenomen houdt in dat de man door zijn gedrag te veranderen en aan zichzelf te werken een poging zou kunnen doen om op termijn een basis voor contactherstel te hebben. De man is echter niet zover gekomen.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verklaard is voldoende gebleken dat de man de veroordelingen uit het tussenvonnis van 8 november 2022 niet volledig is nagekomen. Hij blijft de vrouw bestoken met telefoongesprekken en dreigementen om haar of haar familie iets aan te doen. Ook blijft hij dreigen dat hij mensen zal mobiliseren om te achterhalen waar de vrouw en de kinderen wonen.
Aldus bewerkstelligt hij dat het grote gevoel van onveiligheid bij de vrouw voortduurt, hetgeen ook zijn weerslag heeft op de kinderen. Ook wordt op deze wijze nog altijd inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw, de kinderen en de ouders van de vrouw. Als gevolg van de voortdurende situatie heeft de vrouw haar werkzaamheden nog altijd niet kunnen hervatten en is zij inmiddels of binnen afzienbare tijd aangewezen op een WIA-uitkering.
2.7.
Bij die stand van zaken wordt geoordeeld dat de vrouw, de kinderen en de ouders van de vrouw een groot belang hebben bij voortduring van een straat- en contactverbod zoals dat in het vonnis van 8 november 2022 is opgelegd. Uit de stukken blijkt dat de vrouw en de partner waarmee zij tijdens de vorige mondelinge behandeling nog samen was niet langer bij elkaar zijn, zodat de vrouw niet langer belang heeft bij toewijzing van een contactverbod ten opzichte van haar (huidige) partner.
De termijn waarvoor de eerdere straat- en contactverboden waren opgelegd is inmiddels (nagenoeg) verstreken.
De voorzieningenrechter zal daarom de door de vrouw gevorderde straat- en contactverboden, behoudens ten aanzien van haar partner, opnieuw toewijzen voor de resterende termijn van zeven maanden.
2.8.
Nu voldoende is gebleken dat de man zich tot nu toe niet volledig heeft gehouden aan deze opgelegde verboden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de gevorderde dwangsommen als prikkel tot nakoming thans eveneens toe te wijzen, waarbij de dwangsommen zullen worden gematigd en er een maximum aan de te verbeuren dwangsommen zal worden verbonden. Als de man de opgelegde verboden naleeft zal hij van die dwangsombepaling geen last hebben.
2.9.
De gevorderde machtiging van de vrouw om de man en de zijnen desnoods te laten verwijderen met behulp van de sterke arm als hij zich niet aan het straatverbod houdt zal eveneens (opnieuw) worden toegewezen.
2.10.
Omdat is gebleken dat de man ook niet geheel heeft voldaan aan de veroordeling uit het tussenvonnis om afbeeldingen en naam van de vrouw, de kinderen en de ouders van de vrouw van sociale media te verwijderen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding ook aan die veroordeling – die nog onverkort van kracht is - thans eveneens een dwangsom te verbinden, op de wijze als hierna onder ‘de beslissing’ wordt vermeld.
2.11.
Aangezien het geschil zijn oorsprong vindt in het feit dat partijen voormalig echtelieden zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verbiedt de man om zich gedurende zeven maanden na betekening van dit vonnis te begeven binnen een straal van 100 meter van de vrouw, met machtiging van de vrouw om de man en de zijnen desnoods met behulp van de sterke arm te doen verwijderen bij overtreding van dit verbod en op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat de man dit verbod na betekening van het vonnis overtreedt, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 2.500,-;
3.2.
verbiedt de man om gedurende zeven maanden na betekening van dit vonnis de vrouw direct of indirect, persoonlijk dan wel telefonisch, dan wel schriftelijk of via internet of enig ander berichtenverkeer of op enige andere manier te benaderen of via derden toenadering tot de vrouw te zoeken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat de man dit verbod na betekening van het vonnis overtreedt, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 2.500,-;
3.3.
verbiedt de man om zich gedurende zeven maanden na betekening van dit vonnis te begeven binnen een straal van 100 meter van de kinderen, met machtiging van de vrouw om de man en de zijnen desnoods met behulp van de sterke arm te doen verwijderen bij overtreding van dit verbod en op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat de man dit verbod na betekening van het vonnis overtreedt, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 2.500,-;
3.4.
verbiedt de man om gedurende zeven maanden na betekening van dit vonnis de kinderen direct of indirect, persoonlijk dan wel telefonisch, dan wel schriftelijk of via internet of enig ander berichtenverkeer of op enige andere manier te benaderen of via derden toenadering tot de kinderen te zoeken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 250,- voor iedere keer dat de man dit verbod na betekening van het vonnis overtreedt, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 2.500,-;
3.5.
verbiedt de man om gedurende zeven maanden na betekening van dit vonnis de familie van de vrouw persoonlijk, dan wel telefonisch, dan wel schriftelijk of via internet, of enig ander berichtenverkeer of op enige andere manier te benaderen, aan te spreken of lastig te vallen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat de man dit verbod na betekening van het vonnis overtreedt, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 2.500,-;
3.6.
bepaalt dat indien de man het bij vonnis van 8 november 2022 aan hem opgelegde gebod om zich in te spannen om afbeeldingen en de naam van de vrouw en kinderen op alle sociale media kanalen, waaronder maar niet beperkt tot facebook, instagram, google+, whatsapp etc., te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden, na betekening van dit vonnis niet naleeft hij een dwangsom verbeurt van € 250,- per overtreding, tot een maximum van € 2.500,- zal zijn bereikt;
3.7.
bepaalt duidelijkheidshalve dat het totaal aan te verbeuren dwangsommen niet hoger kan zijn dan € 3.500,--;
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 25 april 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1155