ECLI:NL:RBNHO:2023:3839

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
9577854 \ CV EXPL 21-8270
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie luchtvaartmaatschappij na annulering vlucht op basis van buitengewone omstandigheden

In deze bodemzaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc., gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De annulering van de vlucht BA438 op 5 februari 2020 van Londen naar Amsterdam werd door de vervoerder betwist, die aanvoerde dat deze annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en een vertraging van een voorafgaande vlucht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft voldoende bewijs geleverd dat de annulering niet te wijten was aan een operationele keuze, maar aan een capaciteitsreductie opgelegd door de luchtverkeersleiding als gevolg van de weersomstandigheden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen, waaronder het omboeken van passagiers naar alternatieve vluchten.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp afgewezen en de proceskosten voor rekening van AirHelp gesteld, inclusief nakosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 1 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9577854 \ CV EXPL 21-8270
Uitspraakdatum: 1 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc.
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Codex Mulder Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 17 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft AirHelp niet gereageerd op de productie die de vervoerder bij zijn laatste schriftelijke reactie heeft overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 5 februari 2020 diende te vervoeren van de luchthaven van New York (JFK), via London Heathrow Airport, Londen, naar Amsterdam-Schiphol Airport.
2.2.
De vlucht van Londen naar Amsterdam, met vluchtnummer BA438 (hierna: de vlucht), is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
AirHelp heeft in het lichaam van de conclusie van repliek aangegeven zijn eis te willen vermeerderen met € 700,00. Uit artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat zolang de rechter geen eindvonnis heeft gewezen, de eisende partij bevoegd is haar eis en de grondslag daarvan te vermeerderen of te wijzigen. Alleen indien de eisvermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde, kan deze buiten beschouwing worden gelaten. Daarbij dient de eisende partij in de kop van de conclusie expliciet tot uitdrukking te brengen dan wel op andere wijze te melden dat de eis wordt gewijzigd. In het onderhavige geval heeft AirHelp geconcludeerd ‘tot persistit’ en is de eisvermeerdering niet in de kop van de akte aangekondigd. De vermeerdering van eis voldoet dan ook niet aan de hiervoor gestelde eisen en wordt buiten beschouwing gelaten.
5.3.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, waardoor er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder voert aan dat de annulering van de onderhavige vlucht het gevolg is van de slechte weersomstandigheden op en rond de luchthaven van Londen en het vertraagd aankomen van de voorafgaande vlucht, met vluchtnummer BA949, als gevolg daarvan. Door deze slechte weersomstandigheden heeft het luchtverkeersbeheer aan vlucht BA949 een ‘slot delay’ afgegeven, waarna vlucht BA949 met een vertraging van meer dan twee uur te Londen aangekomen, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft ter ondersteuning van zijn verweer onder meer de “Aircraft Tour G-EUPM” van vlucht BA949 overgelegd. Uit de “Aircraft Tour G-EUPM” volgt dat vlucht BA949 met een vertraging van 127 minuten is aangekomen op de luchthaven van Londen. Onder “Delay Codes and Mins” staat “WT”, hetgeen staat voor “Weather”, en volgens de vervoerder inhoudt dat de vertraging die wegens deze ‘slot delay’ is veroorzaakt het gevolg is van de weersomstandigheden op de luchthaven van Londen. AirHelp heeft het voorgaande niet betwist. De kantonrechter is ten aanzien van het opgelegde ‘slot delay’ wegens vertragingscode “WT” van oordeel dat de vertraging die is ontstaan door het ‘slot delay’ aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een ‘slot delay’ krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een ‘slot delay’ moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld noch gebleken is dat het luchtverkeersbeheer het ‘slot delay’ heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De vervoerder heeft gelet op het voorgaande voldoende onderbouwd dat de vertraging van vlucht BA949 van 127 minuten is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat deze vlucht de aan de onderhavige vlucht voorafgaande vlucht betreft.
5.5.
Uit de door de vervoerder overgelegde Flight Record van de vlucht in kwestie volgt voorts dat deze is geannuleerd wegens “WEAN”, hetgeen staat voor “Weather”. Volgens de vervoerder volgt daaruit dat de vlucht is geannuleerd wegens de slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Londen en de capaciteitsreductie als gevolg daarvan. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de vervoerder het “HOEC-rapport” van “MET Office”, hetgeen volgens de vervoerder het Britse KNMI betreft, en “NATS”, hetgeen volgens de vervoerder het luchtverkeersbeheer betreft, een “METAR-rapport” en het “Traffic Manager’s Log” van 5 februari 2020 overgelegd. Door de slechte weersomstandigheden gold een capaciteitsreductie, waardoor er op 5 februari 2020 in plaats van 48 vluchten per uur slechts 20 tot 38 vluchten per uur mochten landen op de luchthaven te Londen. In het “HOEC-rapport” is de passage “canx 1320” opgenomen, hetgeen inhoudt dat deze beperkingen om 13:20 uur (GMT) zijn geannuleerd. Nu de luchthaven te Londen de thuisbasis is van de vervoerder, heeft de vervoerder die ochtend een berekening moeten maken en aan de hand daarvan heeft hij vluchten moeten annuleren. De vervoerder heeft, naast de reeds ontstane vertraging van 127 minuten als gevolg van de verlate aankomst van de voorafgaande vlucht, bij het annuleren van de onderhavige vlucht rekening gehouden met onder meer de afstand van de vlucht en het tijdstip waarop de vlucht gepland stond te vertrekken, aldus nog steeds de vervoerder.
5.6.
AirHelp betwist het voorgaande en stelt dat geen sprake was van en besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifieke vlucht op een specifieke dag, waardoor het annuleren van de vlucht een operationele keuze van de vervoerder is geweest. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter gemotiveerd weerlegd dat bij het annuleren van de vlucht sprake is geweest van een operationele keuze. Het reduceren van de capaciteit is een maatregel die de luchtverkeersleiding treft om de veiligheid in het luchtverkeer als geheel te waarborgen. Het feit dat een capaciteitsreductie ziet op al het vliegverkeer en niet op één specifieke vlucht maakt, in tegenstelling tot hetgeen AirHelp heeft gesteld, niet dat er geen sprake kan zijn van buitengewone omstandigheden. Capaciteitsreducties zijn dan ook niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter is in dat kader van oordeel dat de vervoerder gemotiveerd heeft weersproken dat een vertraagde uitvoering van de onderhavige vlucht geen optie was. Daarbij is redengevend dat tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht reeds een vertraging van ruim twee uur was ontstaan, alsmede de tot 13:20 uur (GMT) geldende capaciteitsreductie afgegeven door de luchtverkeersleiding. Deze stelling van AirHelp houdt dan ook geen stand.
5.7.
Gezien voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het annuleren van de vlucht gelet op de capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding als gevolg van de slechte weersomstandigheden in samenhang met de reeds ontstane vertraging door het vertraagd binnenkomen van de voorafgaande vlucht wegens door de luchtverkeersleiding afgegeven ‘slot delays’, dient te worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.8.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst mogelijke alternatieve vlucht naar de eindbestemming. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval had moeten nemen om de annulering te voorkomen. De kantonrechter wijst de vordering van AirHelp dan ook af.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter