ECLI:NL:RBNHO:2023:3840

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
10366693
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en wedertewerkstelling van werknemer na onterecht ontslag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde]. [eiser] was werkzaam als manager bij [gedaagde] en werd op 9 januari 2023 op staande voet ontslagen wegens het indienen van een valse factuur voor een Italiaanse lunch die hij had verzorgd voor zijn team. [gedaagde] stelde dat dit ontslag rechtsgeldig was omdat er een dringende reden was voor het ontslag. [eiser] verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en om wedertewerkstelling, alsook om betaling van zijn loon en de kosten van de lunch.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden aanwezig was. De rechter concludeerde dat [eiser] onzorgvuldig had gehandeld door de declaratie niet volgens de geldende regels in te dienen, maar dat dit niet gelijkstond aan fraude. De kantonrechter wees het verzoek van [eiser] om vernietiging van het ontslag toe en oordeelde dat [gedaagde] [eiser] weer moest toelaten tot het werk. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het loon van [eiser] vanaf de datum van ontslag en de kosten van de lunch. De proceskosten werden ook aan [gedaagde] opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10366693 \ AO VERZ 23-20
Uitspraakdatum: 13 april 2023 (bij vervroeging)
Beschikking in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1]
verzoekende partij in het verzoek
verwerende partij in het tegenverzoek
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. R.J. van Velzen
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde],
gevestigd te [plaats 2]
verwerende partij in het verzoek
verzoekende partij in het tegenverzoek
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigden: mr. B.D. Nollen en mr. V. Everard
De zaak in het kort
[gedaagde] heeft [eiser] op staande voet ontslagen. De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat het ontslag niet rechtsgeldig is, omdat een dringende reden ontbreekt. Het verzoek van [eiser] om vernietiging van het ontslag wordt daarom toegewezen. Het tegenverzoek van [gedaagde] , om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, wordt afgewezen. [gedaagde] moet [eiser] weer toelaten tot het werk.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft een verzoek gedaan, primair om een ontslag te vernietigen, subsidiair om toekenning van onder meer een billijke vergoeding en meer subsidiair om toekenning van in ieder geval de transitievergoeding. [gedaagde] heeft een verweerschrift en een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 28 maart 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [eiser] en [gedaagde] hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de mondelinge behandeling hebben [eiser] en [gedaagde] nog aanvullende stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is op 16 september 2013 in dienst getreden bij [gedaagde] . De laatste functie die [eiser] vervulde, is die van manager [gedaagde] te [plaats 3] , tegen een salaris van € 5.607,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.2.
Jaarlijks worden door de medewerkers van de [gedaagde] te [plaats 3] in de decembermaand diverse festiviteiten georganiseerd. [gedaagde] stelt daarvoor een bedrag per werknemer ter beschikking.
2.3.
In het kader van die december-festiviteiten verzorgde [eiser] sinds een aantal jaar een Italiaanse lunch voor het [plaats 3] [gedaagde] -team, zo ook op 24 december 2022.
2.4.
Op 28 december 2022 heeft [eiser] bij [gedaagde] , in het eApproval-systeem, een document ingediend waarop staat:

[bedrijf]
Italiaanse catering
Fact 2397
[gedaagde]
24/12/2022
50x Italiaanse lunch (pasta)
€7,- pp
Totaal
€350,- incl btw
[adres]
2.5.
Op 29 december 2022 heeft [betrokkene 1] , de nieuwe vestigingsmanager van de [gedaagde] te [plaats 3] (hierna: [betrokkene 1] ), voornoemde ‘declaratie’ goedgekeurd.
2.6.
Op 30 december 2022 heeft [betrokkene 1] de declaratie nader onderzocht. Hij constateerde dat het logo van restaurant [bedrijf] op het document niet hetzelfde was als die op de website van het restaurant. Daarom nam [betrokkene 1] contact op met [bedrijf] . Zij gaf aan dit document/deze bestelling niet te kennen.
2.7.
Op 4 januari 2023 is [eiser] (in het Engels) ondervraagd door de Franstalige [betrokkene 2] , regional loss prevention manager bij [gedaagde] . [betrokkene 1] was hierbij aanwezig als notulist. Tijdens dit gesprek is [eiser] beschuldigd van fraude vanwege het indienen van een valse factuur. [eiser] heeft onder meer aangegeven dat hij een Italiaanse lunch heeft verzorgd voor het team, met behulp van een vriend (de heer [betrokkene 3] ), die de ingrediënten heeft ingekocht bij een restaurant ( [bedrijf] ) waar hij voorheen werkte. Aan het einde van het gesprek is [eiser] geschorst gedurende nader onderzoek.
2.8.
Op vrijdag 6 januari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [betrokkene 4] , people leader bij [gedaagde] , en [eiser] . Ook hierbij was [betrokkene 1] aanwezig.
2.9.
Aan het einde van de dag op 6 januari 2023 heeft [betrokkene 1] telefonisch aan [eiser] medegedeeld dat [gedaagde] ‘hem moest laten gaan’. Een schriftelijke bevestiging en toelichting zou volgen op de maandag daarna.
2.10.
Op 9 januari 2023 ontving [eiser] een brief (van vijf pagina’s) van [gedaagde] betreffende ‘
ontslag op staande voet’. Daarin staat onder meer:

(…) Op 28 december 2022 heb jij een declaratie ingediend voor een bedrag van EU 350 inclusief BTW betreffende 50 Italiaanse lunches, die jij zou hebben bereid voor een lunch met jouw team op 24 december 2022. Op het document dat is ingediend, is de naam van een restaurant ( [bedrijf] ) vermeld, en wordt verwezen naar “ [gedaagde] , 24/12/2022”.
Uit het onderzoek dat wij naar aanleiding van de betreffende declaratie hebben ingesteld, is gebleken dat dit door jou ingediende document niet afkomstig is van het vermelde restaurant maar dat het een door jou, althans door een van jouw collega’s, op jouw verzoek opgestelde factuur betreft die jij willens en wetens hebt ingediend. Het bedrag van de factuur is bovendien niet gebaseerd op daadwerkelijk gemaakte kosten maar op een door jou gemaakte schatting van die kosten. Jij hebt dit zowel in de gesprekken en in de correspondentie die wij met je gevoerd hebben, bevestigd.
Wij concluderen dat jij derhalve bewust een valse factuur hebt ingediend ter declaratie bij [gedaagde] , die, indien deze zou zijn goedgekeurd, zou hebben geleid tot het ten onrechte vergoeden van EUR 350 aan jou door [gedaagde] . Het indienen van deze declaratie is daarmee in strijd met de [gedaagde] Business Conduct Policy en de Expanse Claim Policy en meer algemeen in strijd met goed werknemerschap.
(…) wij concluderen dat vaststaat dat je willens en wetens een gefabriceerde factuur hebt ingediend voor een bedrag dat jij tot op heden niet hebt kunnen verantwoorden. (…)
(…) zijn we tot de conclusie gekomen dat je de normen en waarden, het beleid en de instructies die van toepassing zijn binnen onze organisatie op grove wijze hebt geschonden. (…)

3.Het verzoek

3.1.
Primair verzoekt [eiser] de kantonrechter om – kort gezegd - het ontslag op staande voet te vernietigen en [gedaagde] te veroordelen tot doorbetaling van loon vanaf 6 januari 2023 en tot het weder tewerkstellen van [eiser] , op straffe van een dwangsom, en het vergoeden van de gedeclareerde kosten van € 350,00.
3.2.
Subsidiair verzoekt [eiser] de kantonrechter om – kort gezegd – [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, de transitievergoeding en het vergoeden van de gedeclareerde kosten van € 350,00.
3.3.
Meer subsidiair verzoekt [eiser] de kantonrechter om – kort gezegd – [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding en het vergoeden van de gedeclareerde kosten van € 350,00.
3.4.
[eiser] legt aan zijn verzoeken ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, omdat het niet onverwijld is gegeven en omdat een dringende reden ontbreekt.

4.Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1.
[gedaagde] verweert zich tegen het verzoek en verzoekt de kantonechter om het verzoek af te wijzen, dan wel de vergoedingen te matigen. [gedaagde] voert – kort weergegeven - aan dat het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig is gegeven.
4.2.
Voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd, verzoekt [gedaagde] de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de eerst mogelijke datum, zonder inachtneming van de opzegtermijn en zonder toekenning van de transitievergoeding. Primair op grond van ernstige verwijtbaarheid (e-grond), subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), meer subsidiair op grond van een combinatie van ontslaggronden (i-grond).
4.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna onder de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

het verzoek
Is het ontslag op staande voet rechtsgeldig?
5.1.
[eiser] verzoekt primair om vernietiging van het ontslag op staande voet. Ter beantwoording ligt de vraag voor of dit ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag. Naar het oordeel van de kantonrechter ontbreekt een dringende reden. Daartoe overweegt zij als volgt.
Dringende reden
5.2.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van het bepaalde in artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
5.3.
Samengevat bestaat gelet op de ontslagbrief de dringende reden in deze zaak uit het door [eiser] bewust bij [gedaagde] ter declaratie indienen van een gefabriceerde factuur, die, als deze zou zijn goedgekeurd, ten onrechte tot het vergoeden van € 350,00 aan [eiser] zou hebben geleid. Hiermee heeft [eiser] volgens [gedaagde] in strijd gehandeld met de [gedaagde] Business Conduct Policy, de Expanse Claim Policy en goed werknemerschap. Ook zijn daarmee volgens [gedaagde] de normen, waarden, instructies en het beleid die binnen de organisatie van toepassing is, op grove wijze geschonden.
5.4.
[eiser] betwist niet dat hij het op 28 december 2022 ter declaratie ingediende document zelf heeft gemaakt en dat dit geen officiële factuur is. Wel betwist [eiser] dat hij met het indienen van dit document de intentie had om [gedaagde] te doen geloven dat deze gefabriceerde factuur authentiek was. Ook betwist [eiser] dat hij zichzelf hiermee heeft geprobeerd te bevoordelen ten koste van [gedaagde] . De reden dat [eiser] dit document op deze manier heeft ingediend in eApproval, was omdat hij (achteraf gebleken onjuist) in de veronderstelling verkeerde dat hij het bedrag van € 350,00 nog vóór het einde van het jaar moest declareren. Omdat hij op dat moment nog geen factuur van [bedrijf] had, heeft [eiser] zijn collega [betrokkene 5] (mede-coördinator van de december-festiviteiten in december 2022, hierna: [betrokkene 5] ) om hulp gevraagd met betrekking tot het declareren van de gemaakte kosten. [betrokkene 5] heeft [eiser] een formulier verstrekt, dat [eiser] heeft ingevuld en (alvast) heeft ingediend in eApproval (zijnde het document zoals weergegeven onder 2.4). [eiser] dacht dat hij daarna in een overlegsituatie met [gedaagde] zou belanden waarin hij de juiste informatie en stukken zou moeten inzenden. Zo was de gang van zaken met de declaraties in de voorgaande jaren ook geweest. In plaats daarvan werd hij op 4 januari 2023 beschuldigd van fraude en uiteindelijk om die reden op staande voet ontslagen. Aldus [eiser] .
5.5.
[gedaagde] voert aan dat het bewust indienen van een gefabriceerde factuur ontegenzeggelijk in strijd is met diverse schriftelijke regels en het beleid van [gedaagde] . Daarin is ook opgenomen dat het handelen in strijd daarmee kan leiden tot disciplinaire maatregelen, waaronder het beëindigen van het dienstverband. [eiser] was bekend met de regels en het beleid en heeft (onder meer) jaarlijks de Business Conduct Training gevolgd. [gedaagde] moet kunnen vertrouwen op de integriteit van haar personeel. Dat geldt zeker voor een manager met een voorbeeldfunctie, zoals [eiser] . Daarbij komt dat [eiser] inconsistente verklaringen heeft afgelegd toen hij werd aangesproken, de door hem gestelde tijdsdruk niet bestond; [betrokkene 1] heeft in een e-mail van 11 december 2022 duidelijk aangegeven dat binnen 30 dagen na het event gedeclareerd moest worden en [eiser] heeft de gefabriceerde factuur zonder enig voorbehoud ingediend. Aldus [gedaagde] .
5.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat de declaratie van 28 december 2022 door [eiser] niet conform de daartoe geldende regels en procedures van [gedaagde] is ingediend. [eiser] heeft daarmee naar het oordeel van de kantonrechter onzorgvuldig gehandeld, terwijl van hem (zeker als manager) verwacht mocht worden dat hij zich aan de regels van [gedaagde] houdt. Dat [eiser] , zoals hij stelt, in de veronderstelling verkeerde dat hij de declaratie nog vóór het einde van het jaar moest indienen en daarom de declaratie op deze manier heeft ingediend, heeft hij – ondanks het gemotiveerde verweer van [gedaagde] - naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd.
5.7.
De kantonrechter begrijpt verder dat [betrokkene 1] schrok, althans verbaasd was, toen hij constateerde dat de door [eiser] ingediende declaratie geen officiële factuur van restaurant [bedrijf] betrof. Temeer omdat [betrokkene 1] (zo heeft hij op de mondeling behandeling verklaard) er vanuit ging dat [eiser] de ingrediënten voor de lunch in de supermarkt kocht. De reactie van [gedaagde] op de declaratie van [eiser] kan de kantonrechter, mede gelet op de omstandigheden van het geval, niet volgen. Dat licht de kantonrechter als volgt toe.
5.8.
De door [eiser] ingediende declaratie betrof weliswaar geen officieel document, maar daaruit kon wel afgeleid worden dat de declaratie betrekking had op de door [eiser] op 24 december 2022 verzorgde lunch. Vaststaat dat die lunch heeft plaatsgevonden en dat daarvoor budget bestond. Gelet hierop begrijpt dat kantonrechter niet dat [betrokkene 1] na zijn constatering niet eerst bij [eiser] (of [betrokkene 5] ) aan de bel heeft getrokken, in plaats van direct contact op te nemen met restaurant [bedrijf] . [betrokkene 1] was immers op de hoogte van de door [eiser] op 24 december 2022 georganiseerde lunch. Dit geldt temeer omdat bij [gedaagde] bekend was dat [eiser] deze lunch, net als in eerdere jaren, had georganiseerd en [gedaagde] daar in ieder geval in 2020 ook al € 350,00 en in 2019 € 265,00, voor had betaald.
5.9.
Verder is niet vast komen te staan dat [eiser] met het indienen van de declaratie heeft geprobeerd zichzelf financieel te bevoordelen ten opzichte van [gedaagde] . Nog daargelaten dat
[eiser] bij Whatsappbericht van 18 december 2022 aan [betrokkene 5] heeft doorgegeven dat de pasta € 350,00 kostte, waarop [betrokkene 5] heeft geantwoord ‘
Yes top’, heeft [eiser] ook een factuur van [bedrijf] overgelegd voor een bedrag van € 350,00 inclusief btw én een betalingsbewijs van 11 januari 2023 van € 350,00 van [eiser] aan [betrokkene 3] ‘
Voor de 10 schalen pasta, en bedankt voor het voorschieten bij [bedrijf]’. Volgens [eiser] kocht [betrokkene 3] de ingrediënten in bij [bedrijf] , omdat hij de eigenaar kent, en betaalde [eiser] [betrokkene 3] uiteindelijk dan terug. Dat [betrokkene 3] en/of [bedrijf] hebben meegewerkt aan de (vermeende) fraude van [eiser] , zoals [gedaagde] aanvoert, is– ondanks de betwisting door [eiser] - niet aannemelijk gemaakt. Dat de goedkeuring van de declaratie zou hebben geleid tot het ten onrechte vergoeden van € 350,00 door [gedaagde] aan [eiser] , zoals in de ontslagbrief staat vermeld, volgt de kantonrechter dan ook niet.
5.10.
Dat het voor [gedaagde] van groot belang is dat zij kan vertrouwen op de integriteit van haar personeel, en temeer op die van de managers, begrijpt de kantonrechter. Dat [gedaagde] daarom in schriftelijke regels en haar beleid heeft opgenomen dat er disciplinaire maatregelen kunnen worden genomen, waaronder het einde van het dienstverband, kan de kantonrechter ook volgen. De door [gedaagde] genoemde voorbeelden van gedragingen die tot het einde van arbeidsovereenkomsten van medewerkers van [gedaagde] hebben geleid (misbruik van benevity, diefstal van iPhones, iPhone-hoesjes en AirPods, overtreding van het IT-beleid door het downloaden van cryptocurrency-apps op een [gedaagde] -apparaat en korting op [gedaagde] -producten doorspelen naar klanten), zijn echter niet vergelijkbaar met de gedraging van [eiser] . De kantonrechter herhaalt: er is sprake van behoorlijk onzorgvuldig handelen. [gedaagde] had [eiser] een officiële waarschuwing kunnen geven. In plaats daarvan is de (al ruim negen jaar goed functionerende) [eiser] , uit het niets, op 4 januari 2023 ondervraagd en beschuldigd van fraude. Het kan [eiser] verweten worden dat hij bij het indienen van de declaratie geen duidelijkheid heeft gegeven over de stand van zaken hieromtrent, maar van een dringende reden voor ontslag op staande voet (fraude) is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake.
5.11.
Het door [gedaagde] slechts in algemene bewoordingen gedane bewijsaanbod wordt
gepasseerd.
5.12.
Het voorgaande leidt ertoe dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, zodat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Het verzoek van [eiser] om vernietiging van het ontslag zal dan ook worden toegewezen.
5.13.
Omdat het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [eiser] recht op loon. Het verzoek van [eiser] om loonbetaling zal daarom ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen (vanaf de datum van het opeisbaar worden van de betreffende loonbedragen) ook worden toegewezen, omdat [gedaagde] te laat heeft betaald. De kantonrechter ziet in onderhavig geval aanleiding om de wettelijke verhoging te beperken tot 25%. De verzochte wettelijke rente over de wettelijke verhoging zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking. Het verzoek tot veroordeling van [gedaagde] tot het verstrekken van een specificatie van het betaalde zal ook worden toegewezen.
5.14.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal ook het verzoek van [eiser] tot veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de gedeclareerde kosten van € 350,00 worden toegewezen.
5.15.
Op het verzoek tot wedertewerkstelling zal onder de beoordeling van het tegenverzoek worden ingegaan.
5.16.
Gelet op het voorgaande wordt aan de beoordeling van de subsidiaire verzoeken van [eiser] niet toegekomen.
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 132,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt.
het tegenverzoek
5.18.
Hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet moet worden vernietigd. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder [gedaagde] het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, is vervuld, zodat dit verzoek zal worden beoordeeld.
e-grond: (ernstige) verwijtbaarheid
5.19.
[gedaagde] voert primair aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in ernstig verwijtbaar handelen door [eiser] . De kantonrechter concludeert dat geen sprake is van een voldragen e-grond. Het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW zal daarom worden afgewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.20.
[gedaagde] legt aan het ontbindingsverzoek dezelfde feiten ten grondslag als die zij heeft aangevoerd in het kader van het verweer tegen het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Maar de gedraging van [eiser] is naar het oordeel van de kantonrechter als niet meer dan een eenmalige onzorgvuldige handeling aan te merken. Van zodanig (ernstig) verwijtbaar handelen dat van [gedaagde] niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren is geen sprake.
g-grond: verstoorde arbeidsverhouding
5.21.
[gedaagde] voert, subsidiair, aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in een duurzaam en onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW. [eiser] betwist dat daarvan sprake is en heeft op de mondelinge behandeling verklaard graag weer aan het werk te gaan bij [gedaagde] .
5.22.
De kantonrechter concludeert dat geen sprake is van een voldragen g-grond. Het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW zal daarom ook worden afgewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.23.
Volgens [gedaagde] heeft [eiser] met zijn gedrag niet alleen gezorgd voor een arbeidsconflict, maar ook voor een algehele en onherstelbare vertrouwensbreuk tussen hem en [gedaagde] . [eiser] betwist dat. De kantonrechter acht het onaannemelijk dat [gedaagde] door dit enkele incident het vertrouwen in [eiser] in zodanige mate is verloren dat sprake is van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding. Voornamelijk omdat niet in geschil is dat [eiser] zijn werkzaamheden verder altijd goed heeft uitgevoerd. Daarbij komt dat niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] iets heeft ondernomen om de volgens haar verstoorde arbeidsverhouding te verbeteren dan wel te herstellen. Zeker gelet op de duur van de arbeidsovereenkomst van [eiser] , mag dit onder de gegeven omstandigheden wel van [gedaagde] verwacht worden.
i-grond: combinatie van omstandigheden
5.24.
De arbeidsovereenkomst zal ook niet worden ontbonden op de door [gedaagde] meer
subsidiair aangevoerde i-grond. De cumulatiegrond is bedoeld voor die gevallen waarin de werkgever een ontbindingsverzoek niet kan baseren op omstandigheden uit één enkelvoudige ontslaggrond, maar dit wel kan motiveren en onderbouwen met omstandigheden uit meerdere ontslaggronden samen (
Kamerstukken I, 2018-2019, 35074, F, pag. 26). Uit de wet en de wetsgeschiedenis blijkt niet dat vereist is dat één of meer van de ontslaggronden bijna voldragen zijn, maar wel dat de combinatie van omstandigheden meebrengt dat voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet meer van de werkgever gevergd kan worden. Van een dergelijke situatie is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken.
Wedertewerkstelling
5.25.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van [eiser] tot veroordeling van [gedaagde] om – kort gezegd - [eiser] weder tewerk te stellen worden toegewezen zoals verzocht. Aan dit gebod zal een dwangsom als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing worden verbonden, zij het dat de verzochte dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als onder de beslissing te melden.
Conclusie en proceskosten
5.26.
De conclusie is dat de kantonrechter het tegenverzoek van [gedaagde] zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden.
5.27.
Het door [gedaagde] slechts in algemene bewoordingen gedane bewijsaanbod wordt
gepasseerd.
2.28.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.
5.29.
Nu de overige stellingen van partijen niet tot een ander oordeel kunnen leiden,
behoeven deze geen verdere behandeling.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
vernietigt het ontslag op staande voet;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 5.607,00 bruto per maand aan loon exclusief vakantiegeld en overige emolumenten, vanaf 6 januari 2023 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt, te vermeerderen met (i) de wettelijke rente vanaf de datum van het opeisbaar worden van de betreffende loonbedragen tot aan de dag van de gehele betaling, (ii) de wettelijke verhoging van 25% en (iii) met de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking, onder verstrekking aan [eiser] van een specificatie van het betaalde;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om [eiser] , binnen een week na betekening van deze beschikking, weer toe te laten tot de bedongen arbeid en alles te doen en na te laten om [eiser] in staat te stellen zijn functie volledig uit te voeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 350,00;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 1.037,00, te weten:
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 793,00,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van volledige betaling;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 132,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
6.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst af het meer of anders verzochte;
het tegenverzoek
6.9.
wijst het verzoek af;
6.10.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 793,00 aan salaris gemachtigde;
6.11.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.12.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter