In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc., gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De annulering van de vlucht BA 423, die op 25 september 2019 van Amsterdam naar Londen zou vliegen, werd door de vervoerder gerechtvaardigd met de stelling dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Londen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad is geannuleerd, maar dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden zoals bedoeld in de Verordening. De vervoerder heeft weliswaar bewijsstukken overgelegd, waaronder meteorologische rapporten, maar de kantonrechter kon niet vaststellen dat deze omstandigheden daadwerkelijk de annulering van de vlucht hebben veroorzaakt. Hierdoor kwam de kantonrechter tot de conclusie dat de vervoerder gehouden was tot betaling van de gevorderde compensatie.
De kantonrechter heeft AirHelp in het gelijk gesteld en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de vlucht had moeten aankomen. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van AirHelp toegewezen, omdat de vervoerder ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vervoerder direct moet voldoen aan de betalingsverplichting, ook al kan er mogelijk nog hoger beroep worden ingesteld.