ECLI:NL:RBNHO:2023:3842

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
7295279 / CV EXPL 18-9095
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door birdstrike en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben een groep passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Cote D’Azur naar Amsterdam-Schiphol op 1 oktober 2016. De passagiers arriveerden met een vertraging van meer dan zeven uur, wat hen aanleiding gaf om compensatie te eisen op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een birdstrike die had plaatsgevonden tijdens een eerdere vlucht met hetzelfde toestel. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de rechter oordeelde dat de luchtvaartmaatschappij kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, en dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. De kantonrechter concludeerde dat de vertraging van 4 uur en 26 minuten, veroorzaakt door de birdstrike, moest worden afgetrokken van de totale vertraging, waardoor de uiteindelijke vertraging minder dan drie uur was. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7295279 / CV EXPL 18-9095
Uitspraakdatum: 5 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats 1]
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
beiden wonende te [plaats 2]
5. [eiser 5]wonende te [plaats 3]
6. [eiser 6]wonende te [plaats 4]
7. [eiser 7],
8. [eiser 8],
beiden wonende te [plaats 5]
9. [eiser 9]wonende te [plaats 1]
10. [eiser 10], wonende te [plaats 6]
11. [eiser 11], wonende te [plaats 2]
12. [eiser 12],
13. [eiser 13],
beiden wonende te [plaats 7]
14. [eiser 14],
15. [eiser 15],
beiden wonende te [plaats 8]
16. [eiser 16]wonende te [plaats 9]
17. [eiser 17],
18. [eiser 18],
beiden wonende te [plaats 10]
19. [eiser 19], wonende te [plaats 11]
20. [eiser 20], wonende te [plaats 12]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk)
mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (KoolhaasLegal)
1.
Het procesverloop
1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 24 juli 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 1 oktober 2016 diende te vervoeren van Cote D’Azur Airport, Frankrijk naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vluchtnummer EZY7926, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is met vertraging uitgevoerd. De passagiers zijn uiteindelijk met een vertraging van meer dan zeven uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zaterdag 1 oktober 2016, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00 dan wel € 625,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam-Schiphol Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat het toestel (toestel G-EZEB) dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren tijdens de uitvoering van de eerste vlucht die dag (met vluchtnummer EZY7925) in aanvaring is gekomen met een vogel. Na inspectie van het toestel bleek dat meerdere turbinebladen van het toestel waren beschadigd en dat het toestel de rest van de dag niet operationeel zou kunnen worden gemaakt, waardoor toestel G-EZEB is vervangen door toestel G-EZAO om de vluchten van die dag uit te voeren. Door de “birdstrike”, de inspectie van toestel G-EZEB en het wisselen van de toestellen als gevolg daarvan is vlucht EXY7925 vervangen door vlucht EZY7925A en met een vertraging van 4 uur en 26 minuten uitgevoerd, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer de “Flight Info” van vlucht EZY7925 overgelegd. Daarnaast heeft de vervoerder als productie A2 bij conclusie van antwoord een verslag van de inspecties en reparaties aan toestel G-EZEB overgelegd waaruit volgens de vervoerder onder meer volgt dat de problemen van het toestel G-EZEB omtrent de turbinebladen pas op 3 oktober 2016 konden worden opgelost.
5.4.
Niet in geschil is dat vlucht EZY7925(A) als gevolg van de “birdstrike”, de daarop volgende inspectie en het wisselen van het toestel 4 uur en 26 minuten is vertraagd. De passagiers betwisten niet dat deze omstandigheid een buitengewone omstandigheid betreft, maar betwisten dat dit kan doorwerken naar de onderhavige vlucht, omdat deze vlucht, evenals vlucht EZY1643 en vlucht EZY1644, meer dan zeven uur later gepland stond(en) te vertrekken. De passagiers beroepen zich daarbij op uitspraken van onder meer deze rechtbank van december 2012 en mei 2016.
5.5.
De vraag die voorligt is dan ook in hoeverre bovengenoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Daarbij overweegt de kantonrechter dat de genoemde uitspraken inmiddels zijn achterhaald. Uit punt 55 van het arrest van het Hof van 11 juni 2020 in de zaak -74/19 (ECLI:EU:C:2020:460) volgt immers:

55. Gelet op het voorgaande moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004, gelezen in het licht van overweging 14 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, om vrijgesteld te worden van haar verplichting tot compensatie van de passagiers in geval van langdurige vertraging of annulering van een vlucht, zich kan beroepen op een ⹂buitengewone omstandigheid” waardoor een eerdere vlucht die zijzelf met hetzelfde luchtvaartuig heeft uitgevoerd, is getroffen, op voorwaarde dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging of annulering van de latere vlucht. Het staat aan de verwijzende rechter om dit te beoordelen. Daarbij dient hij met name rekening te houden met de wijze waarop het betreffen de luchtvaartuig door de betrokken luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert wordt geëxploiteerd.”
5.6.
Niet in geschil is dat het toestel dat is getroffen door de “birdstrike” (toestel: G-EZEB), gepland stond om tevens vlucht EZY1643, vlucht EZY1644 en de vlucht in kwestie uit te voeren. Daarmee staat het rechtstreeks causaal verband tussen de vluchten vast. De kantonrechter concludeert dan ook dat de vertraging van vlucht EZY7925(A) voor de duur van 4 uur en 26 minuten die is ontstaan wegens de “birdstrike”, de daarop volgende inspectie en het wisselen van de toestellen doorwerkt op (vlucht EZY1643, vlucht EZY1644 en) de onderhavige vlucht.
5.7.
De vervoerder voert aan dat vlucht EZY1643 naast de hierboven genoemde “birdstrike” tevens is vertraagd doordat de luchtverkeersleiding meerdere ATC slots aan deze vlucht heeft opgelegd. De vertraging liep daarmee op tot 7 uur en 23 minuten, aldus de vervoerder. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij, nu de vervoerder dit verweer onvoldoende heeft onderbouwd. De vertraging van vlucht EZY1643 wegens de opgelegde ATC slots wordt in het onderhavige geval dan ook niet beschouwd als een buitengewone omstandigheid en kan niet doorwerken naar (vlucht EZY1644 en) de vlucht in kwestie. Resumerend is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de onderhavige vlucht voor de duur van 4 uur en 26 minuten is veroorzaakt door (doorwerking van) een buitengewone omstandigheid.
5.8.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De vervoerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij de inspectie aan het beschadigde toestel zo snel en efficiënt mogelijk heeft uitgevoerd en met de inzet van een ander toestel de passagiers zo snel mogelijk naar de eindbestemming heeft gebracht. Voor zover de passagiers stellen dat de vertraging van de aansluitende vluchten voorkomen had kunnen worden door een vervangend toestel te laten starten op de luchthaven van Brussel in plaats van Amsterdam, houdt deze stelling geen stand. De vervoerder heeft met zijn verweer dat er niet nog meer toestellen konden worden ingezet, aangezien er geen beschikbare toestellen waren, de stelling van de passagiers gemotiveerd weerlegd. De kantonrechter concludeert dan ook dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken.
5.9.
Bij een vertraging die niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden maar ook door andere omstandigheden, dient de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie de uitspraak van het Hof van 4 mei 2017 inzake Peŝková, C-315/15). Gelet hierop dient de totale vertraging te worden verminderd met de tijd die aan (de doorwerking van) de buitengewone omstandigheid te wijten is, namelijk 4 uur en 26 minuten. Na aftrek resteert een vertraging van minder dan drie uur. De vordering van de passagiers dient daarom te worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 660,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 132,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3.
verklaart dit vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter