ECLI:NL:RBNHO:2023:3844

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
8218334 \ CV EXPL 19-19120
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de toepassing van buitengewone omstandigheden

In deze bodemzaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines A.G., wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht op 23 april 2018 van Amsterdam naar Tirana, met een tussenstop in Wenen. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Wenen, die werd veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist en zijn zij met een vertraging van 9 uur en 23 minuten op hun eindbestemming aangekomen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging zijn aangekomen en dat compensatie verschuldigd is, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vertraging van de vlucht OS371, die onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht, inderdaad veroorzaakt was door buitengewone omstandigheden, en dat deze vertraging doorwerkte naar de vlucht van de passagiers.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagiers tot compensatie werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, en de passagiers werden veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8218334 \ CV EXPL 19-19120
Uitspraakdatum: 15 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines A.G.
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 september 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 23 april 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Vienna International Airport, Wenen (Oostenrijk) naar Rinas Airport, Tirana (Albanië).
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Wenen, met vluchtnummer OS372 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en met een vertraging van 9 uur en 23 minuten aangekomen op de eindbestemming te Tirana.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf maandag 23 april 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van méér dan drie uur zijn aangekomen op hun eindbestemming. Gelet hierop is compensatie verschuldigd, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden, in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, en dat de vertraging ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. De kantonrechter stelt hierbij voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogd en dat de uitzonderingen restrictief moeten worden uitgelegd (Wallentin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel was van de rotatievlucht Wenen – Amsterdam – Wenen (vlucht OS371 en OS372). Vlucht OS371 is voor de duur van 10 minuten vertraagd wegens vertragingscode 87. Deze vertragingscode staat volgens de door de vervoerder overgelegde “Standard IATA Delay Codes” voor “AIRPORT FACILITIES, parking stands, ramp congestion, lightning, buildings, gate limitations, etc”. De vervoerder voert aan dat deze vertraging verband hield met een probleem met de voorzieningen op de luchthaven. Het probleem met de voorzieningen op de luchthaven en de daaruit voortvloeiende wijziging van het oorspronkelijke SLOT, ook wel “Calculated Take Off Time” (hierna: CTOT) genoemd, van vlucht OS371 door de luchtverkeersleiding heeft ertoe geleid dat een latere CTOT aan deze vlucht is toegekend. Vlucht OS371 heeft uiteindelijk van de CTOT van 05:36 uur (UTC) gebruik gemaakt. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het vluchtrapport en de “Slot Allocation Message” (hierna: SAM) en de “Slot Revision Messages” (hierna: SRM) van vlucht OS371 overgelegd. Hieruit volgt dat de CTOT’s zijn opgelegd wegens “Reg. Cause 81”, hetgeen volgens de “Standard IATA Delay Codes” valt onder subkopje “AIR TRAFFIC FLOW MANAGEMENT RESTRICTIONS”. Vlucht OS371 is als gevolg hiervan met een vertraging van 12 minuten aangekomen te Amsterdam, aldus de vervoerder.
5.4.
De kantonrechter is ten aanzien van de vertraging wegens vertragingscode 87 in samenhang met de door de luchtverkeersleiding opgelegde CTOT wegens code 81 van oordeel dat de vertraging die is ontstaan door deze restricties aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een CTOT krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. In tegenstelling tot hetgeen de passagiers hebben gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT wegens code 81 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De vervoerder heeft gelet op het voorgaande voldoende onderbouwd dat de vertraging van vlucht OS371 is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.5.
De vraag die thans voorligt is of de vertraging van vlucht OS371 doorwerkt naar de vlucht in kwestie.
5.6.
De passagiers betwisten dat sprake is van doorwerking van de vertraging van vlucht OS371, nu het vluchtrapport van de onderhavige vlucht bij de vertragingsredenen geen code 93 (welke staat voor de late binnenkomst van de voorafgaande vlucht) bevat. De passagiers stellen dat de vervoerder zelf de “EOBT” (zijnde het tijdstip waarop het toestel gereed staat voor vertrek) heeft aangepast, waardoor de vervoerder niet volgens de vooraf geplande EOBT van 08:10 uur (UTC) klaar stond voor vertrek, maar om 08:24 uur (UTC). Dat na het aanpassen van de EOBT meerdere CTOT’s door de luchtverkeersleiding aan de onderhavige vlucht zijn opgelegd kan geen buitengewone omstandigheid opleveren, nu deze CTOT’s niet zouden zijn opgelegd als de vlucht met de oorspronkelijk geplande EOBT (van 08:10 uur UTC) was vertrokken, aldus de passagiers.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat van doorwerking van buitengewone omstandigheden sprake kan zijn als de vertraging van de voorgaande vlucht(en) direct effect heeft gehad op de uitvoering van de betreffende vlucht. Tevens geldt dat besluiten van de luchtverkeersleiding kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. De vervoerder heeft aangevoerd dat uit de SAM van de vlucht volgt dat de vervoerder een EOBT van 08:10 uur (UTC) heeft aangevraagd. Het “slot” van 08:10 uur (UTC) werd reeds om 06:10 uur (UTC) – dus voordat sprake was dan wel kon zijn van enige andere vertragingsoorzaak – door de luchtverkeersleiding vervangen waardoor de vlucht om 08:24 uur (UTC) mocht vertrekken, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter aannemelijk gemaakt dat hij de EOBT vervolgens heeft gewijzigd naar 08:32 uur (UTC) in verband met de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht. Ten aanzien van de voorafgaande vlucht is reeds vastgesteld dat de vertraging voor de duur van 12 minuten is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook voldoende gebleken dat de vertraging van vlucht OS371 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht.
5.8.
Voor zover de passagiers betwisten dat de vertraging van de onderhavige vlucht voor de duur van 42 minuten is ontstaan wegens vertragingscode 81 en dat deze vertraging een buitengewone omstandigheid kan opleveren, houdt dit geen stand. De vervoerder heeft met het overleggen van het vluchtrapport, de SAM en de SRM van de onderhavige vlucht en zijn toelichting daarop gemotiveerd weersproken dat deze vertraging niet de door de verkeersleiding aan de vlucht afgegeven CTOT’s betreft. Uit de SAM en SRM volgt immers dat aan de vlucht om 08:30 uur (UTC) – dus twee minuten vóór de door de vervoerder gewijzigde EOBT – en om 08:33 uur (UTC) een nieuwe CTOT aan de vlucht is opgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat deze vertraging een buitengewone omstandigheid vormt en verwijst daarbij eveneens naar hetgeen hij in overweging 5.4. heeft opgenomen.
5.9.
De passagiers hebben betwist dat de vertraging als langdurig kan worden aangemerkt, omdat deze CTOT’s tot een vertraging van 42 minuten hebben geleid, hetgeen volgens de passagiers niet valt aan te merken als een ‘langdurige vertraging’ als bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. Naar het oordeel van de kantonrechter is de vertraging waarmee de passagiers hun eindbestemming hebben bereikt leidend, zodat weldegelijk sprake is van een langdurige vertraging. De passagiers zijn immers met een vertraging van 9 uur en 23 minuten aangekomen op de eindbestemming te Tirana. Resumerend is van de aankomstvertraging van de vlucht van in totaal 42 minuten, de volledige vertraging het gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.10.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter overweegt als volgt. De minimale overstaptijd op de luchthaven van Wenen bedraagt 25 minuten. Niet in geschil is dat de passagiers bij de oorspronkelijke boeking een overstaptijd van 45 minuten hadden. De kantonrechter acht een buffer van 20 minuten noodzakelijk, hetgeen de vervoerder in acht heeft genomen. Voor zover de passagiers menen dat de vervoerder gehouden is tussen rotatievluchten een buffer aan te houden, houdt dit geen stand. De kantonrechter overweegt in dat verband dat de luchtvaartmaatschappij ingevolge het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar dat de voorgaande (rotatie)vluchten niet gerekend kunnen worden tot de (volledige) uitvoering van de vlucht zoals bedoeld in voormeld arrest.
5.11.
Daarnaast is de passagier volgens de vervoerder omgeboekt naar de eerst mogelijke alternatieve vlucht van de luchthaven van Wenen naar de eindbestemming, hetgeen niet door de passagiers is betwist. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden afgewezen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.
5.13.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter