ECLI:NL:RBNHO:2023:3858

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2063
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verbindendheid van gemeentelijke verordeningen inzake rioolheffing en afvalstoffenheffing

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 15 maart 2023, is het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder, het hoofd Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid, aan de orde. Eiser betwist de rechtmatigheid van de aanslagen in de rioolheffing en afvalstoffenheffing voor het kalenderjaar 2021, die zijn opgelegd op basis van de 'Verordening rioolheffing Bloemendaal 2021' en de 'Verordening afvalstoffenheffing Bloemendaal 2021'. Eiser stelt dat de verordeningen onverbindend moeten worden verklaard omdat de opbrengstlimiet, zoals voorgeschreven in artikel 229b van de Gemeentewet, zou zijn overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende inzicht heeft gegeven in de raming van de baten en lasten in de begroting, en dat er geen sprake is van een overschrijding van de opbrengstlimiet. De rechtbank concludeert dat de aanslagen terecht zijn opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gemeenten om bij het vaststellen van tarieven voor lokale heffingen de geraamde baten en lasten zorgvuldig in kaart te brengen, en dat de opbrengst van de heffingen kostendekkend moet zijn zonder dat er sprake is van een overschrijding van de wettelijke limieten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2063

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. [naam 1] ),
en

het hoofd Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid, verweerder.

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 14 februari 2022.
Verweerder heeft met dagtekening 25 februari 2021 – voor zover hier van belang – twee aanslagen in de rioolheffing (eigendom en gebruik) en een aanslag in de afvalstoffenheffing (de aanslagen) voor het kalenderjaar 2021 aan eiser opgelegd.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2023 op zitting behandeld. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken van [naam 2] (HAA 21/187),
mr. [naam 1] (HAA 21/2544) en [naam 3] (HAA 22/2281). Al hetgeen in die zaken is aangevoerd met betrekking tot de verbindendheid van de verordeningen wordt, hetgeen partijen ook ter zitting hebben bevestigd, geacht ook te zijn aangevoerd in de zaak van eiser. Eiser, de gemachtigde van eiser (mr. [naam 1] ) en [naam 3] zijn ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 4] , [naam 5] (taxateur) en
mr. [naam 6] .

Feiten

1. Eiser is eigenaar van de onroerende zaak [de woning] (de woning). Verweerder heeft aan eiser als eigenaar en gebruiker van de woning de onderhavige aanslagen in de rioolheffing ten bedrage van € 194,80 (gebruik) respectievelijk € 230,88 (eigendom) opgelegd. Daarnaast heeft verweerder aan eiser de onderhavige aanslag in de afvalstoffenheffing ten bedrage van in totaal € 401,82 opgelegd. Deze aanslagen heeft verweerder, tezamen met de waardering onroerende zaak-beschikking (WOZ-beschikking) en de aanslag in de onroerendezaakbelasting vermeld op één biljet.
2. De aanslagen rioolheffing zijn gebaseerd op de ‘Verordening rioolheffing Bloemendaal 2021’, vastgesteld door de raad van de gemeente Bloemendaal op
5 november 2020 (Verordening rioolheffing). De aanslag afvalstoffenheffing is gebaseerd op de ‘Verordening afvalstoffenheffing Bloemendaal 2021’, vastgesteld door de raad van de gemeente Bloemendaal op 5 november 2020 (Verordening afvalstoffenheffing).

Geschil

3. De rechtbank beoordeelt of de aanslagen terecht zijn opgelegd. Meer specifiek is tussen partijen in geschil of sprake is van een overschrijding van de opbrengstlimiet als gevolg waarvan de Verordening rioolheffing en de Verordening afvalstoffenheffing geheel of gedeeltelijk onverbindend moeten worden verklaard.
4. Eiser heeft gesteld dat de Verordeningen afvalstoffenheffing en rioolheffing in strijd met artikel 229b van de Gemeentewet zijn vastgesteld, omdat de baten de lasten overtreffen en hierdoor de opbrengstlimiet overschreden wordt. De Verordeningen moeten dan ook onverbindend worden verklaard, aldus eiser. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing.
5. Verweerder heeft gesteld dat de opbrengstlimiet niet is overschreden en dat hij, met hetgeen hij heeft overgelegd, voldoende inzicht heeft verschaft in de geraamde baten en lasten van de afvalstoffen- en rioolheffing, waarbij de ramingen ook tot de Begroting Bloemendaal 2021 (de Begroting) te herleiden zijn. Volgens verweerder dienen de Verordeningen dan ook niet onverbindend verklaard te worden. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling door de rechtbank

Is de opbrengstlimiet overschreden?
6. Eiser heeft gesteld dat de in geschil zijnde aanslagen gebaseerd zijn op de Verordeningen en dat de in deze Verordeningen opgenomen tarieven gebaseerd zijn op de Begroting. In de Begroting zijn opgenomen als geraamde lasten voor de riolering
€ 3.043.857 en als geraamde baten voor de riolering € 3.780.148. Als geraamde lasten voor afval is in de Begroting opgenomen € 3.070.954 en als geraamde baten voor afval
€ 3.950.481. Volgens eiser kan uit de Begroting overduidelijk opgemaakt worden dat in 2021 de begrote baten ruimschoots uitgaan boven de begrote lasten. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat het overschot aan baten, zoals volgt uit de Begroting, voortkomt uit een onjuiste benaderingswijze van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) door verweerder, nu hij in de Begroting ten onrechte ‘posten’ als baten toebedeelt, terwijl door de allocatie van kosten deze ‘posten’ aan baten eigenlijk lager zijn dan door verweerder in de Begroting is opgenomen. Deze onjuiste benaderingswijze dient, zo begrijpt de rechtbank, voor rekening en risico van verweerder te blijven en dus, omdat de in de Begroting opgenomen baten de lasten overtreffen, is de opbrengstlimiet overschreden. Hierdoor zijn de Verordeningen in strijd met artikel 229b van de Gemeentewet vastgesteld, wat tot gevolg heeft dat de Verordeningen geheel onverbindend verklaard dienen te worden, aldus eiser.
7. Verweerder stelt dat de opbrengstlimiet niet is overschreden. Verweerder heeft in zijn verweerschrift verklaard dat door wijziging in het BBV voor de gemeente de verplichting is opgenomen om vanaf de begroting voor 2017 in de paragraaf lokale heffingen een overzicht van baten en lasten op te nemen voor de heffingen waarbij sprake is van het verhalen van kosten. Hiervoor is een voorgeschreven uniforme taakveldindeling opgemaakt. Eiser heeft bij zijn berekeningen alleen rekening gehouden met de lasten en baten zoals deze zijn opgenomen in de taakvelden 7.2 en 7.3 van het programma Volksgezondheid en Milieu in de Begroting. Die hebben betrekking op het primaire proces. De huidige richtlijnen van het BBV, waaronder het centraal begroten van de kosten van overhead en btw, maken het onmogelijk om uit alleen die taakvelden de tarieven af te leiden. De berekening of de opbrengstlimiet is overschreden moet extracomptabel geschieden. De toerekening en verantwoording van de lasten en baten is conform de richtlijnen van het BBV uitgeschreven en toegelicht in de paragrafen lokale heffing, overhead en btw, te vinden in de Programmabegroting. Het positieve saldo van de baten en lasten in de taakvelden 7.2 en 7.3 wordt veroorzaakt doordat aan de baten en lasten de kosten van de taakvelden verkeer en vervoer, inkomensregelingen, overhead en de btw (nog) niet zijn toegerekend, hetgeen voor het bepalen of de opbrengstlimiet is overschreden wel moet gebeuren. Volgens verweerder is met hetgeen hij heeft overgelegd voldoende inzicht verschaft in de geraamde laten en baten van beide heffingen en zijn de ramingen ook tot de Begroting te herleiden. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
8. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 228a van de Gemeentewet en de bewoordingen van dat artikel blijkt dat, naar de bedoeling van de wetgever, de geraamde baten van de rioolheffing de lasten ter zake niet mogen overtreffen.
9. Ingevolge het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer dient de afvalstoffenheffing ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen. Dit brengt mee dat de opbrengst van de afvalstoffenheffing maximaal kostendekkend mag zijn en niet mag worden aangewend voor andere doeleinden dan die ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen. De tarieven moeten zodanig worden vastgesteld dat de geraamde baten de geraamde lasten ter zake niet overschrijden. Daarbij worden dezelfde uitgangspunten voor de verdeling van de stelplicht en de bewijslast gehanteerd als die welke gelden voor de toetsing aan de in artikel 229b van de Gemeentewet voorgeschreven opbrengstlimiet.
10. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de geraamde opbrengst van de rioolheffing, respectievelijk de afvalstoffenheffing niet hoger mag zijn dan de geraamde kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de activiteiten die in artikel 228a van de Gemeentewet, respectievelijk artikel 15.33 van de Wet milieubeheer zijn genoemd (de opbrengstlimiet).
11. Het is aan verweerder om, wanneer in geschil is of de opbrengstlimiet is overschreden, inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Dat inzicht kan worden verschaft op basis van de Begroting, maar ook op basis van andere gegevens, waaronder ook gegevens die niet bekend zijn gemaakt op het moment van de vaststelling van de verordening (vgl. Hoge Raad, 24 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1986 en Hoge Raad, 16 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM1236). Wel moet het gaan om gegevens die zijn terug te voeren op de baten en lasten die in de Begroting zijn opgenomen. De Begroting dient als uitgangspunt voor de ramingen (vgl. Hoge Raad, 6 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR0707). Indien eiser ten aanzien van één of meer posten in de ramingen in twijfel trekt of de post kan worden aangemerkt als een ‘last ter zake’ dient verweerder een nadere toelichting over die post te verstrekken om die twijfel (naar vermogen) weg te kunnen nemen. Verweerder hoeft daarbij niet te bewijzen dat de twijfel ongegrond is, maar hij moet in de mate waarin hij daartoe in de gegeven omstandigheden in redelijkheid in staat is (naar vermogen) duidelijk maken op grond waarvan hij de stellingen van eiser betwist en de twijfel ongegrond is (vgl. Hoge Raad, 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:777).
12. Verweerder heeft in zijn verweerschrift per heffing een toelichting gegeven op de Programmabegroting en Beheersbegroting 2021. De Programmabegroting bevat een overzicht recapitulatie taakvelden naar programma’s. Aan die recapitulatie liggen de Beheersbegroting 2021 en de ‘Toerekening overhead’ en ‘Toerekening BTW’ ten grondslag. Dit zijn overzichten van de baten en lasten op grootboekniveau.
13. In paragraaf 1.2 ‘lokale heffingen’ van de Programmabegroting is, onder andere, het volgende overzicht opgenomen met betrekking tot de rioolheffing:
Berekening van kostendekkendheid van de rioolheffing
%
Kosten taakveld 7.2 Riolering, incl. omslagrente
-3.043.857
Kosten taakveld 2.1 Verkeer en vervoer
-149.996
Kosten taakveld 6.3 Inkomensregelingen
-32
Inkomsten taakveld 7.2 Riolering, excl. heffingen
556.751
Inkomsten taakveld 0.10 Mutaties reserves
147.956
Netto kosten
-2.521.146
Toe te rekenen kosten:
Overhead incl. omslagrente
-231.005
BTW
-471.246
Totale kosten
-3.223.397
100%
Opbrengst heffingen
3.022.742
Dekkingspercentage
94%
Inkomsten taakveld 7.2 Riolering, bijdrage uit voorziening
200.655
6%
Ter zake van de afvalstoffenheffing is het volgende overzicht opgenomen in de Programmabegroting:
Berekening van kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing
%
Kosten taakveld 7.3 Afval, incl. omslagrente
-3.070.954
Kosten taakveld 2.1 Verkeer en vervoer
-149.996
Kosten taakveld 6.3 Inkomensregelingen
-60
Inkomsten taakveld 7.3 Afval, excl. heffingen
601.309
Netto kosten
-2.679.641
Toe te rekenen kosten:
Overhead incl. omslagrente
-113.972
BTW
-555.559
Totale kosten
-3.349.172
100%
Opbrengst heffingen
3.349.172
Dekkingspercentage
100%
14. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij de in de Programmabegroting en Beheersbegroting opgenomen baten en lasten als zodanig niet betwist. De vaststelling hiervan is aan de gemeenteraad, aldus eiser, en hij heeft geen aanleiding te veronderstellen dat hier onjuistheden in zitten. Uit de door verweerder verstrekte Beheersbegroting en Programmabegroting 2021, en de daarop gegeven toelichting, volgt dat na toerekening van alle baten en lasten, inclusief toerekenbare kosten van andere taakvelden, overhead en btw, de opbrengst van de rioolheffing in 2021 slechts 94% van de kosten dekt (welk tekort wordt gedekt door een onttrekking uit de reserve), terwijl voor de afvalstoffenheffing opbrengsten en lasten in evenwicht zijn. Daarbij zijn bepaalde inkomsten weergegeven aan de lastenzijde in het overzicht in de Programmabegroting, terwijl deze in de Beheersbegroting zijn gepresenteerd aan de batenzijde als opbrengsten. De wijze van weergeven en verwerken van baten en lasten in de Programmabegroting is ingegeven door een bepaalde wijze van toepassen van boekhoudkundige regels door verweerder, maar dat maakt het vorenstaande niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende toegelicht hoe de paragraaf lokale heffingen van de Programmabegroting is opgesteld en op welke wijze deze aansluit op de cijfers in de Beheersbegroting en de administratie van verweerder. Ook de overzichten ‘Toerekening Overhead’ en ‘Toerekening BTW’ voor zowel de riool- als afvalstoffenheffing geven voldoende inzicht in de toerekening van deze kosten aan de riool- en afvalstoffenheffing. In deze overzichten is duidelijk weergegeven welke kosten aan de heffingen zijn toegerekend en verweerder heeft ook toegelicht waarom en hoe deze kosten aan de beide heffingen zijn toegerekend.
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de door hem overgelegde gegevens zowel ten aanzien van de rioolheffing als de afvalstoffenheffing voldoende inzicht heeft verschaft in de ramingen en dat de opbrengstlimiet niet is overschreden. Eisers stelling dat de opbrengstlimiet is overschreden faalt op die grond.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding en vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, voorzitter, en mr. A.A. Fase en mr. W.M.C. Schipper, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Doesburg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.