ECLI:NL:RBNHO:2023:3876

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
10024918 \ CV EXPL 22-4518
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Annulering van vlucht van Lagos naar Amsterdam en toepasselijkheid van de Europese Verordening inzake luchtreizigersrechten

In deze zaak hebben drie passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways Plc, naar aanleiding van de annulering van hun vluchten. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. A.Y. Lai, hebben bij dagvaarding van 12 juli 2022 de vervoerder aangeklaagd, nadat hun vluchten van Lagos naar Amsterdam via Heathrow waren geannuleerd. De passagiers vorderen een schadevergoeding op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De kern van de zaak draait om de vraag of de Europese Verordening van toepassing is op de annulering van de vluchten. De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis geoordeeld dat de vluchten van passagier sub 1 niet onder de Verordening vallen, omdat de luchthaven van vertrek (Lagos) buiten de EU ligt en de luchtvaartmaatschappij op het moment van annulering niet als een communautaire luchtvaartmaatschappij kan worden aangemerkt. Dit is te wijten aan de Brexit en het beëindigen van het Terugtrekkingsakkoord op 31 december 2020.

De kantonrechter heeft de passagiers in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over dit voorlopige oordeel, waarna de vervoerder ook de kans krijgt om te reageren. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan. De uitspraak is gedaan op 12 april 2023 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10024918 \ CV EXPL 22-4518 (DB)
Uitspraakdatum: 12 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]

3. [eiser 3]

beiden wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. A.Y. Lai
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 12 juli 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Passagier sub 1 heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Lagos Airport (Nigeria) naar Heathrow (Verenigd Koninkrijk) met vluchtnummer BA0074 en aansluitend naar Amsterdam Schiphol Airport met vluchtnummer BA0428 op 22 januari 2021. De ticketprijs van de vlucht van passagier sub 1 bedroeg € 822,02.
2.2.
Passagiers sub 2 en 3 hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Heathrow met vluchtnummer BA0439 en aansluitend naar Boston Airport (Verenigd Koninkrijk) met vluchtnummer BA0215 op 15 juli 2020.
2.3.
Voorts diende de vervoerder passagiers sub 2 en 3 op grond van de vervoersovereenkomst te vervoeren van Boston Airport naar Heathrow met vluchtnummer BA0212 en aansluitend naar Amsterdam-Schiphol met vluchtnummer BA0430 op 26 juli 2020. De ticketprijs van de vluchten van passagier sub 2, haar minderjarige kind [minderjarige] en passagier sub 3 bedroeg € 1.382,16.
2.4.
De vluchten van de passagiers zijn geannuleerd.
2.5.
Passagier sub 2 heeft de vordering van haar minderjarige kind [minderjarige] gecedeerd aan zichzelf.
2.6.
Aviclaim heeft namens de passagiers aan de vervoerder om restitutie van de ticketkosten verzocht.
2.7.
Passagiers sub 2 en 3 hebben op 5 november 2022 een terugbetaling van € 1.299,18 ontvangen van reisagent Tix.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen - na vermindering van eis - dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 905,00 aan hoofdsom, € 330,63 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, het een en ander te vermeerderen met wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is tot restitutie van (het restant van) de ticketprijs binnen zeven dagen na annulering van de vluchten conform artikel 5 lid 1 sub a in samenhang met artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening. Zij stellen voorts dat de vervoerder, ondanks herhaalde aanmaning, heeft geweigerd de kosten van de tickets aan hen terug te betalen.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat passagier sub 1 heeft gekozen voor een voucher, waardoor de passagier geen recht meer heeft op terugbetaling. Ten aanzien van passagier sub 2 en 3 heeft de vervoerder aangevoerd dat hij de ticketprijs reeds heeft terugbetaald.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter oordeelt dat hij ambtshalve gehouden is te toetsen of de onderhavige vordering onder het toepassingsbereik van de Verordening valt. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ten aanzien van passagiers sub 1 vooralsnog ontkennend. Het volgende is hiervoor redengevend.
5.3.
Artikel 3, lid 1, van de Verordening luidt als volgt:
“Deze verordening is van toepassing
a. op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is;
b) op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, tenzij zij bepaalde voordelen of compensatie hebben ontvangen en bijstand hebben gekregen in dat derde land, indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is”.
5.4.
Nu Lagos (Maleisië) als vertrekplaats moet worden aangemerkt, is de luchthaven van vertrek buiten de EU gelegen, zodat niet wordt voldaan aan artikel 3, lid 1, aanhef en sub a van de Verordening. De kantonrechter stelt vast dat de vervoerder is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, dat op 31 januari 2020 de Europese Unie heeft verlaten (de zogenaamde ‘Brexit’). In dat kader is tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie het zogenaamde Terugtrekkingsakkoord gesloten, dat voorziet in een overgangsperiode die op 31 december 2020 is geëindigd. Dit houdt in dat de vervoerder op de geplande vluchtdatum, 22 januari 2021, niet als een communautaire luchtvaartmaatschappij is aan te merken, zodat er evenmin is voldaan aan artikel 3, lid 1, aanhef en sub b van de Verordening. De kantonrechter is dan ook voorshands van oordeel dat de Verordening niet van toepassing is op de betreffende vlucht. Dat de vlucht vóór het einde van de hiervoor bedoelde overgangsperiode is geannuleerd, te weten op 29 november 2020, doet daar niet aan af, nu de uit (artikel 8 van) de Verordening voortvloeiende verplichtingen in geval van een annulering alleen gelden voor passagiers waarop de Verordening van toepassing is. Alvorens hierover te beslissen, zullen de passagiers eerst in de gelegenheid worden gesteld zich over het voorlopig oordeel van de kantonrechter uit te laten. De vervoerder zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld bij antwoordakte te antwoorden.
5.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
stelt de passagiers in de gelegenheid om uiterlijk vóór 10 mei 2023 zich bij akte uit te laten zoals bedoeld in r.o. 5.4;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter