ECLI:NL:RBNHO:2023:3877

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
10413277 \ CV EXPL 23-1776
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtszaak over schadevergoeding en vertraging bij luchtvervoer

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden gesloten met KLM, de vervoerder Finnair OYj gedagvaard wegens schadevergoeding na een geannuleerde vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Edinburgh op 4 juni 2022. De passagiers zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht via Helsinki, maar hebben de aansluitende vlucht naar Edinburgh gemist door vertraging. Ze vorderen een totaalbedrag van € 5.503,59 aan schadevergoeding, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering deels gegrond is op het Verdrag van Montreal, maar verklaart zich onbevoegd om van dit deel van de vordering kennis te nemen, omdat de vervoerder statutair gevestigd is in Finland en de plaats van bestemming Edinburgh is. De rechter is van mening dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om deze schadevergoeding te beoordelen.

Voor het overige deel van de vordering, dat betrekking heeft op compensatie wegens vertraging, is de kantonrechter van oordeel dat de Nederlandse rechter wel bevoegd is. Dit deel van de vordering is toewijsbaar tot een bedrag van € 500,00. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd van de gemaakte kosten. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 12 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10413277 \ CV EXPL 23-1776 (DB)
Uitspraakdatum: 12 april 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
eisers
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. S.D. de Grunt
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Finnair OYj
gevestigd te Helsinki (Finland) en mede kantoorhoudende te Schiphol-Rijk
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben de vervoerder gedagvaard. Tegen de vervoerder is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De passagiers hadden met KLM een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Edinburgh (Verenigd Koninkrijk) op 4 juni 2022 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Edinburg via Helsinki, uitgevoerd door de vervoerder.
2.3.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Helsinki is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben daardoor de aansluitende vlucht naar Edinburgh gemist. De passagiers zijn vervolgens omgeboekt naar een vervangende vlucht naar Londen. De passagiers zijn vanaf Londen met de trein naar Edinburgh gereisd. Eén van de koffers van de passagiers is op 19 augustus 2022 bij het woonadres van de passagiers afgeleverd.
2.4.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 5.503,59 aan hoofdsom, een bedrag van € 786,72 aan buitengerechtelijke kosten vermeerderd met de wettelijke rente en tot betaling van de proceskosten en de nakosten. Voorts vorderen de passagiers de wettelijke rente over de nakosten vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis.
2.5.
De kantonrechter stelt voorop dat hier sprake is van een internationale zaak, omdat de vervoerder buiten Nederland zijn woonplaats heeft. De kantonrechter is derhalve ambtshalve gehouden te onderzoeken of de rechtbank Noord-Holland internationaal bevoegd is.
2.6.
De gevorderde hoofdsom heeft tot een bedrag van € 5.003,59 betrekking op schadevergoeding. De passagiers baseren dit deel van de vordering op grond van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal).
2.7.
Artikel 33 lid 1 van het Verdrag van Montreal luidt:
“De rechtsvordering tot schadevergoeding moet ter keuze van de eiser worden ingesteld binnen het gebied van een der staten die partij zijn bij dit verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming”.
2.8.
De kantonrechter stelt vast dat de vervoerder statutair gevestigd is te Helsinki (Finland) en dat Edinburgh (Verenigd Koninkrijk) de plaats van bestemming was. Gesteld noch gebleken is dat de vestiging van de vervoerder in Nederland (Schiphol) zorg heeft gedragen voor de overeenkomst. Bij deze stand van zaken is de Nederlandse rechter niet bevoegd om van dit deel van de vordering kennis te nemen, zodat de kantonrechter zich in zoverre onbevoegd zal verklaren.
2.9.
De gevorderde hoofdsom heeft voor het overige, te weten tot een bedrag van € 500,00, betrekking op compensatie wegens vertraging. De passagiers baseren dit deel van de vordering op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
2.10.
Ten aanzien van dit deel van de vordering stelt de kantonrechter ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Voorts komt dit deel van de vordering de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor. De hoofdsom is dus toewijsbaar tot een bedrag van € 500,00.
2.11.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De passagiers hebben echter slechts twee aan de vervoerder verzonden brieven overgelegd. De passagiers hebben daarmee onvoldoende onderbouwd dat de gemaakte kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. De gevorderde buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) zullen daarom worden afgewezen.
2.12.
Bij deze uitkomst ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart zich onbevoegd voor wat betreft het deel van de vordering dat betrekking heeft op schadevergoeding op grond van het Verdrag van Montreal;
3.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
3.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter