ECLI:NL:RBNHO:2023:3968

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
10185684 \ CV EXPL 22-5264
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad door deurwaarderskantoor

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door Invorderingsbedrijf B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, de rechtsopvolger van Securincasso B.V., wegens schade die zij stelt te hebben geleden. De vordering is ingesteld na een betalingsregeling die zonder overleg met eiseres door gedaagde is aanvaard. Eiseres stelt dat zij schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.744,34, omdat gedaagde zonder toestemming heeft ingestemd met een akkoord van Offshore, de debiteur. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiseres geen schade heeft geleden, omdat er geen verhaal was op Offshore en dat zij, als zij was gevraagd, ook akkoord zou zijn gegaan met het aanbod van Offshore.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat gedaagde zonder overleg met eiseres het aanbod van Offshore heeft aanvaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde het verzoek en aanbod van Offshore aan eiseres had moeten voorleggen. Echter, de vordering van eiseres is afgewezen omdat er geen causaal verband kon worden vastgesteld tussen het handelen van gedaagde en de gestelde schade. De kantonrechter oordeelt dat de kans op een beter resultaat voor eiseres door onderhandelingen met Offshore onvoldoende is aangetoond, vooral gezien de financiële situatie van Offshore.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 660,00. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter J.S. Reid op 10 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10185684 \ CV EXPL 22-5264 CK
Uitspraakdatum: 10 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
gevestigd te [plaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: Invorderingsbedrijf B.V.
tegen
[gedaagde]
gevestigd te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.A. Kopp

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 14 oktober 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 29 maart 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is de rechtsopvolger van Securincasso B.V.
2.2.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 13 november 2017 een vordering ingesteld tegen Euro Offshore Service B.V. (hierna: Offshore). Securincasso B.V., heeft daarbij opgetreden als gemachtigde van [eiseres] . Bij verstekvonnis van de kantonrechter Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 22 november 2017 zijn de vorderingen van [eiseres] toegewezen en is Offshore veroordeeld tot betaling van € 5.852,89, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 5.254,40 vanaf 13 november 2017, proceskosten en nakosten.
2.3.
Securincasso heeft, nadat Offshore geen verhaal bood, in overleg met [eiseres] het dossier gesloten en voor haar werkzaamheden op 30 januari 2020 bij [eiseres] een bedrag van € 401,13 in rekening gebracht. Dat bedrag is door [eiseres] betaald.
2.4.
Bij brief van 29 januari 2021 is door Offshore aan Securincasso gevraagd om mee te werken aan een betalingsregeling. Op 12 februari 2021 is een aanbod (17,5% van de vordering) gedaan. Dat aanbod is door (inmiddels) [gedaagde] aanvaard. Op 28 oktober 2021 is een bedrag van € 1.484,07 ontvangen, dat door [gedaagde] op 27 december 2021 is overgemaakt naar [eiseres] .
2.5.
Bij exploot van 2 juni 2022 heeft [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stelt te hebben geleden, een bedrag van € 5.744,34.
2.6.
[gedaagde] heeft niet(-s) betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van genoemd schadebedrag van € 5.744,34, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en incassokosten en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt volgens de dagvaarding aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij schade heeft geleden die [gedaagde] moet vergoeden. [gedaagde] is tekortgeschoten in haar verplichtingen en heeft wanpresterend gehandeld jegens [eiseres] , door zonder toestemming in te stemmen met het door Offshore aangeboden akkoord. Zij heeft schade geleden tot het bedrag van de veroordeling van Offshore, minus het doorbetaalde bedrag.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat het dossier was gesloten omdat er geen verhaal op Offshore was. [eiseres] heeft geen schade gelegen, er ontbreekt causaal verband tussen het handelen van [gedaagde] en de gestelde schade. [gedaagde] wijst er op dat als [eiseres] wel was gevraagd, zij wel akkoord zou zijn gegaan met het aanbod en dan hetzelfde bedrag had gekregen. Als niet was ingestemd was er geen akkoord voor Offshore gekomen maar was Offshore failliet verklaard en had [eiseres] waarschijnlijk niets gekregen. [gedaagde] voert voorts verweer tegen de door [eiseres] gevorderde incassokosten en wijst, subsidiair, op de artikelen 11.1 en 11.3 van de Algemene voorwaarden van Securincasso, betreffende het melden van schades.
3.4.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag is of [gedaagde] schadeplichtig is jegens [eiseres] omdat zij, zonder overleg, in het gesloten dossier van Offshore heeft ingestemd met een deelbetaling tegen finale kwijting.
4.2.
Ter zitting is door [eiseres] , in aanvulling op de hiervoor genoemde vaststaande feiten en grondslag van de vordering, aan de orde gesteld dat zij na het sluiten van het dossier Offshore ook haar abonnement bij [gedaagde] heeft beëindigd en dat vordering op Offshore door Invorderingsbedrijf in behandeling is genomen. Vervolgens bleek haar dat Offshore bevrijdend had betaald aan [gedaagde] , zonder dat [eiseres] daarvan op de hoogte was gesteld. Hierdoor is [eiseres] de kans ontnomen om via incasso en onderhandelingen een beter resultaat te behalen.
4.3.
[gedaagde] erkent dat zij zonder overleg met [eiseres] het aanbod van Offshore heeft aanvaard. Wel stelt zij dat hierover in elk geval in oktober, na ontvangst van het bedrag van Offshore, telefonisch contact met [eiseres] is geweest.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] het verzoek en het aanbod van Offshore aan [eiseres] hadden moeten voorleggen of, omdat het dossier was gesloten, Offshore rechtstreeks naar [eiseres] hadden moeten verwijzen. De kantonrechter laat in het midden of deze omissie van [gedaagde] kwalificeert als een tekortschieten of wanprestatie, terwijl geen overeenkomst meer bestond of een (door [eiseres] niet gestelde) onrechtmatige daad. De vordering van [eiseres] wordt namelijk afgewezen omdat causaal verband tussen het nalaten van [gedaagde] met de gestelde schade, zonder toelichting - die ontbreekt, niet kan worden vastgesteld. Daarbij is van belang dat, zoals in de brief van Offshore van januari 2021 is uiteengezet, gestreefd is naar een (dwang-) akkoord ter afwending van een faillissement. Door [eiseres] is dat niet weersproken, ook niet dat als geen akkoord tot stand zou komen de schuldeisers geen of nauwelijks iets van hun vordering zouden kunnen innen. Dat, zoals (eerst) ter zitting is gesteld, [eiseres] de kans is ontnomen om door middel van onderhandelingen tot een beter resultaat te komen is daarvoor onvoldoende. Het feit dat Offshore, zoals [eiseres] stelt, eerst in juli 2022 uit het handelsregister is uitgeschreven, biedt evenmin steun aan de stelling dat er “meer” te halen zou zijn. Integendeel, ook daaruit volgt dat het bedrijf niet meer levensvatbaar was en van een doorstart geen sprake is. Dat maakt het des te onwaarschijnlijker dat bij incasso door Invorderingsbedrijf een relevant beter resultaat behaald had kunnen worden, laat staan dat de vordering volledig geïnd zou kunnen worden.
4.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal afwijzen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 660,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter