ECLI:NL:RBNHO:2023:4

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
C/15/333517 / HA ZA 22-663
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vorderingen tot treffen provisionele voorzieningen in erfrechtelijke geschil met betrekking tot legitieme portie en notariele volmacht

Op 4 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een incident in een erfrechtelijke zaak. De eiseressen, [eiser 1] en [eiser 2], hebben vorderingen ingediend tegen de gedaagden, waaronder [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3], met betrekking tot de verstrekking van stukken voor de berekening van hun legitieme portie uit de nalatenschap van de overleden erflater. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen recht hebben op inzage in de gevraagde stukken, maar dat de gedaagden niet in het bezit zijn van alle gevraagde documenten. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseressen tot het verstrekken van een notariële volmacht en het opmaken van een perceelkaart afgewezen, omdat de gedaagden al hebben voldaan aan eerdere veroordelingen en de eiseressen niet hebben aangetoond dat zij de benodigde stukken niet zelf konden opvragen. De rechtbank heeft wel bepaald dat [gedaagde 2] opdracht moet geven voor het opmaken van een perceelkaart van de grond in Suriname, die mogelijk tot de nalatenschap behoort. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/333517 / HA ZA 22-663
Vonnis in incident van 4 januari 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats 2],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 3],
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. P.M. de Vries te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats 4],
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. K.R. Stephan te Haarlem,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 3],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. M. Helmantel te Sappemeer.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk [eiser 1] c.s. worden genoemd en gedaagden sub 1 en 2 gezamenlijk [gedaagde 1] c.s. Afzonderlijk zullen eiseressen [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd en gedaagden [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van voorlopige voorzieningen
  • de conclusie van antwoord in het incident van [gedaagde 1] c.s.
  • de conclusie van antwoord in het incident van [gedaagde 3] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
Op 9 januari 2018 is te [plaats 4] overleden de heer [erflater] (hierna: erflater). Erflater was buiten gemeenschap van goederen (in tweede echt) gehuwd met [gedaagde 1] . [gedaagde 2] is de zoon van erflater en [gedaagde 1] . [eiser 1] , [eiser 2] en [gedaagde 3] zijn de kinderen uit het eerdere huwelijk van erflater.
2.2.
Erflater heeft op 27 maart 1998 in Suriname ten overstaan van een notaris een testament opgemaakt waarin hij aan [gedaagde 1] heeft gelegateerd het levenslange recht van gebruik en bewoning op de benedenverdieping van het woonhuis gelegen aan de [adres] te [plaats 1] /Onverwacht perceel [adres] en tevens alle tegoeden van de bankrekeningen die op beider naam staan.
2.3.
Onder bezwaar van de hiervoor genoemde legaten heeft erflater zijn vier kinderen en zijn echtgenote [gedaagde 1] benoemd tot zijn erfgenamen, ieder voor 1/5e deel.
2.4.
De laatste jaren van zijn leven woonde erflater met [gedaagde 1] in een huurwoning in Nederland. Ten tijde van zijn overlijden had erflater het in het testament genoemde woonhuis niet meer in eigendom.
2.5.
Erflater had een stuk grond van 10 hectare gelegen aan de rechter oever van de Saramaccarivier in het district Saramacca in Suriname (hierna: “de grond”) in eigendom. Volgens een akte van overdracht heeft erflater de grond voor een bedrag van 80.000 Surinaamse dollars verkocht en op 30 december 2016 in eigendom overgedragen aan [gedaagde 2] , waarbij de koopsom is kwijtgescholden. Uit de akte van overdracht blijkt dat [gedaagde 2] bij het passeren van de akte van overdracht ten overstaan van een notaris in Suriname is opgetreden namens zichzelf en – krachtens een onderhandse akte van lastgeving – als gevolmachtigde van erflater.
2.6.
[eiser 1] c.s. hebben (aanvullend) aanspraak gemaakt op hun legitieme portie voor zover die meer is dan hun erfdeel.
2.7.
In een eerder door [eiser 1] tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aanhangig gemaakte kort gedingprocedure heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 15 april 2022 als volgt beslist:
“5.1 veroordeelt [gedaagde 1] , tenzij zij binnen twee weken na heden alsnog een gelegaliseerde volmacht aan [eiser 1] verstrekt, om binnen 4 weken na betekening van dit vonnis de volgende bescheiden aan [eiser 1] af te geven:
  • aangiften inkomstenbelasting 2015, 2016, 2017 en 2018,
  • aanslagen inkomstenbelasting 2015, 2016, 2017 en 2018,
  • kopie bankafschriften van de betaal- en spaarrekeningen op naam van erflater over de periode 1 januari 2015 tot en met 2018,
  • een opgave van de inhoud van de kluis in de woning van erflater en [gedaagde 1] ,
5.2
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiser 1] een dwangsom te betalen van € 150,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.3
veroordeelt [gedaagde 2] , tenzij hij binnen twee weken na heden alsnog de benodigde stukken over de eerdere overdracht van het perceel aan erflater en de eigendomsbewijzen bij de notaris heeft opgevraagd, om zijn medewerking in de ruimste zin te geven aan het doen waarderen van het perceel land, 10 hectaren groot, gelegen aan de rechteroever van de Saramaccarivier in het district Saramacca, Suriname, door aan een door [eiser 1] aan te wijzen makelaar opdracht te verstrekken en zijn medewerking in de ruimste zin van het woord te verlenen o.a. door aan de makelaar eigendomsbewijzen en de perceelkaart te verstrekken,
5.4
veroordeelt [gedaagde 2] om aan [eiser 1] een dwangsom te betalen van € 150,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.3 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
(…)”.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
In de hoofdzaak vorderen [eiser 1] c.s. – kort gezegd – verdeling van de nalatenschap van erflater, waarbij primair de grond in Suriname wordt toegedeeld aan [gedaagde 2] tegen de taxatiewaarde dan wel – bij gebreke van een perceelkaart en taxatierapport – tegen een waarde van € 283.000,- en subsidiair – als de grond niet tot de nalatenschap behoort – te verklaren dat de overdracht van de grond aan [gedaagde 2] een schenking is van 80.000 Surinaamse dollars en een gift van erflater aan [gedaagde 2] van een nader te bepalen bedrag waarop moet worden ingekort.

4.De vorderingen in het incident

4.1.
[eiser 1] c.s. vorderen dat de rechter de volgende voorlopige voorzieningen zal treffen:
I. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , ieder voor zich, binnen 2 weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis te veroordelen tot het afgeven aan [eiser 1] c.s. van:
  • aangiften inkomstenbelasting 2014, 2015, 2016, 2017 en 2018
  • aanslagen inkomstenbelasting 2014, 2015, 2016, 2017 en 2018
  • kopie bankafschriften betaal- en spaarrekeningen ABN AMRO bank erflater en/of [gedaagde 1] over de periode 1 januari 2014 tot en met 1 juli 2018,
II. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , ieder voor zich, binnen 2 weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis een notariële volmacht aan [eiser 1] c.s. zullen afgeven, waarin zij [eiser 1] c.s. machtigen om mede namens hen, voor rekening van de nalatenschap alle onder I genoemde aangiften inkomstenbelasting en alle bankafschriften die niet ex punt I van dit petitum aan [eiser 1] c.s. zijn verstrekt op te vragen en indien [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , verzuimen aan het in deze te wijzen (tussen)vonnis te voldoen, het (tussen)vonnis in de plaats zal treden van de instemmende wilsverklaring daartoe van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ,
III. [gedaagde 2] voor zijn rekening en risico opdracht zal geven hetzij via notaris Lalmohamed van notariskantoor Lont & Lalmohamed te Den Haag, hetzij aan landmeter Brandon (rechtstreeks), hetzij via een andere notaris, aan een landmeter binnen 6 maanden na betekening van het in deze te wijzen (tussen) vonnis een deugdelijke perceelkaart van de grond te laten maken en opdracht zal geven een taxateur de grond te doen taxeren per 30 december 2016 op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde 2] verzuimt aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen,
IV. [gedaagde 2] te veroordelen de door de in te schakelen landmeter opgemaakte perceelkaart en taxatierapport in het geding te brengen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde 2] verzuimt aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen,
V. in het geval de grond tot de nalatenschap is blijven behoren te bepalen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 3] de opdracht van [gedaagde 2] om voor zijn rekening en risico aan een landmeter en taxateur binnen 6 maanden, na het in deze te wijzen (tussen)vonnis een deugdelijke perceelkaart en taxatierapport van de grond op te doen stellen, zullen mede ondertekenen en geven, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat ieder van de gedaagden verzuimt aan het in deze te wijzen (tussen)vonnis te voldoen.
4.2.
[eiser 1] c.s. leggen het volgende aan hun incidentele vorderingen ten grondslag. [eiser 1] c.s. zijn erfgenamen in de nalatenschap van erflater en aanvullend hebben zij een beroep gedaan op hun legitieme portie. De omvang van de te verdelen nalatenschap is onbekend. Erflater was in het verleden eigenaar van een stuk grond in Suriname. Die grond heeft hij verkocht en overgedragen aan [gedaagde 2] , maar [eiser 1] c.s. betwijfelen of die overdracht rechtsgeldig was. Als dat niet het geval is, behoort de grond nog altijd tot de nalatenschap. Als blijkt dat de grond wel rechtsgeldig is overgedragen, stellen [eiser 1] c.s. zich op het standpunt dat vanwege de lage koopprijs en de kwijtschelding van de koopprijs sprake is van een gift aan [gedaagde 2] waarop moet worden ingekort.
In de eerder gevoerde kort gedingprocedure is [gedaagde 1] door de voorzieningenrechter veroordeeld tot het overleggen van de aangiften en aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2015 t/m 2018. [gedaagde 1] heeft vervolgens alleen bankafschriften overgelegd van het saldo op de datum van overlijden van de bankrekening Direct Sparen en Privelimiet Plus bij ABN AMRO Bank. Andere bankafschriften van de ABN AMRO Bank heeft [eiser 1] niet ontvangen. [eiser 1] c.s. hebben belang bij bankafschriften over de jaren 2014 tot en met 2018 om te kunnen nagaan of erflater in die periode schenkingen heeft gedaan. In het kort geding vonnis van 15 april 2022 is [gedaagde 2] veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan het taxeren van de grond en aan de in te schakelen makelaar o.a. eigendomsbewijzen en een perceelkaart te verstrekken. Die perceelkaart is niet door [gedaagde 2] verstrekt en het lijkt erop dat die kaart er ook niet (meer) is. Voor [eiser 1] c.s. is het daarom onduidelijk waar de grond zich precies bevindt. De enige mogelijkheid is daarom een landmeter in te schakelen die een nieuwe perceelkaart maakt waarna de grond alsnog getaxeerd kan worden.

5.Het verweer in het incident

5.1.
[gedaagde 1] c.s. concluderen tot afwijzing van de incidentele vorderingen, omdat [eiser 1] c.s. daar geen belang bij hebben. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben beiden aan het kort gedingvonnis voldaan. Alle stukken waarover [gedaagde 1] beschikte heeft zij toegezonden en ook heeft zij – op verzoek [eiser 1] – een verbeterde volmacht toegezonden om de ontbrekende stukken op te vragen. [eiser 1] c.s. hebben niet (onderbouwd) gesteld dat zij ook maar een poging hebben gedaan om (daarmee) de gewenste stukken op te vragen en dat dat niet is gelukt. Voor zover het nodig is, zijn [gedaagde 1] c.s. bereid een notariële volmacht te ondertekenen. Een dergelijk verzoek hebben [eiser 1] c.s. tot op heden echter nooit gedaan.
[gedaagde 2] heeft bovendien binnen vijf dagen na het kort geding vonnis alle stukken betreffende de eerdere overdracht van het perceel alsmede de eigendomsbewijzen van de vorige eigenaar en van zichzelf opgevraagd bij een notaris in Suriname, waarmee hij aan de veroordeling in punt 5.3 van het kort gedingvonnis heeft voldaan. Ook heeft hij de notaris uit eigen beweging gevraagd alle voor de taxatie van de grond benodigde stukken te verschaffen. Op de perceelkaart na heeft de notaris in Suriname alle opgevraagde stukken verstrekt. De perceelkaart kon de bewaarder in het archief ook niet vinden en die kan [gedaagde 2] dus ook niet verstrekken. De taxatie stagneert doordat [eiser 1] c.s. niet bereid zijn de kosten voor het opstellen van de taxatie en de perceelkaart te dragen. [gedaagde 2] heeft zelf geen belang bij het opmaken daarvan, omdat er geen sprake was van een gift en taxatie van de grond daarom zinloos is. [eiser 1] c.s. hebben ook niet onderbouwd waarom de kosten voor rekening van [gedaagde 2] moeten komen. Bij wijze van tegeneis in incident vordert [gedaagde 2] daarom om [eiser 1] c.s. te veroordelen in kosten van het opmaken van de perceelkaart en de taxatie.
5.2.
[gedaagde 3] voert eveneens verweer en concludeert ook tot afwijzing van de vorderingen. Hij beschikt niet over de verzochte stukken en kan die dus ook niet afgeven. [eiser 1] c.s. kunnen die stukken bovendien zelf opvragen. Zij beschikken immers al over een volmacht om dat te doen. Nergens uit blijkt echter dat zij pogingen hebben ondernomen om daadwerkelijk zelf stukken op te vragen. Voor zover blijkt dat [eiser 1] c.s. een machtiging nodig hebben, is [gedaagde 3] bereid daaraan mee te werken, maar dat is hem nooit eerder gevraagd. Hij is dus onnodig in dit incident betrokken en daarom dienen [eiser 1] c.s. in de kosten van het incident te worden veroordeeld. Het opvragen van de stukken dient ook te gebeuren op eigen kosten van [eiser 1] c.s., aldus [gedaagde 3] .

6.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht

6.1.
Nu erflater een in Suriname opgemaakt testament had en zich mogelijk een bestanddeel van de nalatenschap in Suriname bevindt of aldaar schenkingen/giften zijn gedaan die een rol kunnen spelen bij het bepalen van de legitieme portie heeft de zaak een internationaal karakter. De rechtbank zal daarom eerst vaststellen of zij bevoegd is en zo ja, welk recht van toepassing is op de incidentele vorderingen.
6.2.
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 4 van de Verordening (EU) Nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (hierna: “de Erfrechtverordening”) bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen, nu erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats in [plaats 4]-Noord had.
6.3.
Nu in het testament geen rechtskeuze is gedaan, is op grond van artikel 21 lid 1 van de Erfrechtverordening Nederlands recht van toepassing op de erfopvolging. Van een kennelijk nauwere band met een andere staat als bedoeld in het tweede lid is niet gebleken.
6.4.
De vraag naar welk recht beoordeeld moet worden of de grond in Suriname rechtsgeldig is overgedragen zal in de hoofdzaak aan de orde komen. Voor de beslissingen in dit incident is dat nu niet relevant.
Verstrekken stukken / machtiging tot opvragen stukken
6.5.
[eiser 1] c.s. vorderen – kort gezegd – om gedaagden te veroordelen tot het verstrekken van de aangiften en aanslagen inkomstenbelasting en bankafschriften over de jaren 2014 tot en met 2018. Op zich hebben [eiser 1] c.s. op grond van artikel 4:78 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op inzage in de gevraagde stukken om hun legitieme portie te kunnen berekenen. De rechtbank stelt echter vast dat wat [gedaagde 1] betreft deze vordering, met uitzondering van het jaar 2014, in het kort gedingvonnis van 15 april 2022 al is toegewezen. Bij een nieuwe veroordeling van [gedaagde 1] hebben [eiser 1] c.s. wat de stukken over die jaren betreft dan ook geen belang. Nu [gedaagde 1] c.s. en [gedaagde 3] bovendien hebben aangegeven dat zij de stukken die niet reeds na het kort geding vonnis door [gedaagde 1] zijn verstrekt niet in hun bezit hebben, zal de vordering onder I voor het overige ook worden afgewezen. Weliswaar kunnen [gedaagde 1] c.s. en [gedaagde 3] als erfgenamen de gevraagde stukken opvragen, maar dat geldt evengoed voor [eiser 1] c.s. die dezelfde rechtspositie hebben als gedaagden.
6.6.
Onder II vorderen [eiser 1] c.s. om [gedaagde 1] c.s. en [gedaagde 3] te veroordelen om een notariële volmacht aan [eiser 1] c.s. af te geven, waarin zij [eiser 1] c.s. machtigen om mede namens hen de stukken genoemd onder vordering I op te vragen. Deze vordering zal ook worden afgewezen. [gedaagde 1] heeft conform de veroordeling in het kort gedingvonnis al een gelegaliseerde volmacht aan [eiser 1] verstrekt om de stukken op te vragen en [eiser 1] c.s. hebben niet gesteld dat zij hebben geprobeerd de gewenste stukken met die volmacht op te vragen, maar dat dat niet gelukt is. Zij hebben ook niet onderbouwd dat een notariële volmacht vereist is en dat zij als erfgenamen de door hen gewenste informatie niet met behulp van de reeds opgestelde verklaring van erfrecht kunnen opvragen. Bovendien hebben [gedaagde 1] c.s. en [gedaagde 3] verklaard dat zij bereid zijn op eerste verzoek een notariële volmacht te ondertekenen als dat toch nodig blijkt te zijn. Ook om die reden hebben [eiser 1] c.s. geen belang bij hun vordering.
6.7.
Nu de vordering wat betreft de volmacht zal worden afgewezen, is voor de gevorderde indeplaatstelling van het vonnis ook geen grond.
Opmaken perceelkaart en uitvoeren taxatie
6.8.
Onder III vorderen [eiser 1] c.s. dat [gedaagde 2] voor zijn rekening opdracht geeft aan de notaris dan wel rechtstreeks aan de landmeter in Suriname om een perceelkaart van de grond te laten opmaken en aan een taxateur om de grond te laten taxeren per 30 december 2016. Op zich hebben [eiser 1] c.s. belang bij taxatie van de grond. Als komt vast te staan dat de overdracht van de grond aan [gedaagde 2] niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, behoort de grond tot de nalatenschap en moet de grond in het kader van de verdeling gewaardeerd worden. Als blijkt dat de grond rechtsgeldig aan [gedaagde 2] is overdragen, hebben [eiser 1] c.s. belang bij taxatie om vast te kunnen stellen of sprake is geweest van een gift die moet worden meegenomen bij het berekenen van de legitimaire massa en eventueel moet worden ingekort. De datum waartegen de grond gewaardeerd moet worden verschilt in beide situaties. Als de grond tot de nalatenschap behoort, moet de waarde worden vastgesteld op het moment van verdeling. Als [gedaagde 2] eigenaar van de grond is geworden, moet worden gewaardeerd tegen de datum van overdracht, te weten 30 december 2016. De vraag of de overdracht rechtsgeldig heeft plaatsgevonden zal in de hoofdzaak moeten worden beantwoord nadat [gedaagde 2] (en overigens ook [gedaagde 1] c.s.) zich daarover heeft kunnen uitlaten. In dit incident is voor die vaststelling geen plaats. Pas daarna komt taxatie aan de orde. De vordering om [gedaagde 2] nu al te veroordelen mee te werken aan taxatie, is dus prematuur en zal daarom worden afgewezen. Voor het opmaken van de perceelkaart ligt het anders. Niet in geschil is dat die nodig is voor het te zijner tijd taxeren van de grond, ongeacht of de grond tot de nalatenschap behoort of niet. Weliswaar blijkt uit het dossier dat [gedaagde 2] heeft voldaan aan het kort gedingvonnis en ook dat hij zich coöperatief opstelt en wil meewerken aan het opmaken van een perceelkaart (en taxatie), maar wil dat niet zeggen dat [eiser 1] c.s. geen belang meer hebben bij hun vordering, die overigens ook anders is dan in het kort geding. Vaststaat dat een perceelkaart ontbreekt en dat tot op heden ook geen (nieuwe) perceelkaart is opgemaakt. Dat is mede het gevolg van de discussie tussen [eiser 1] c.s. en [gedaagde 2] over wie de kosten daarvan moet dragen. [eiser 1] c.s. hebben daarom belang bij hun vordering. Nu er in deze stand van de procedure vooralsnog vanuit moet worden gegaan dat [gedaagde 2] eigenaar is van de grond, is hij de enige die de opdracht kan verstrekken tot het opmaken van een perceelkaart. De vordering om hem daartoe te veroordelen zal dan ook worden toegewezen. De vraag is echter wie de kosten (uiteindelijk) moet dragen. [eiser 1] c.s. vorderen dat [gedaagde 2] de kosten voor zijn rekening neemt, terwijl [gedaagde 2] wil dat [eiser 1] c.s. de kosten betalen. De rechtbank is van oordeel dat geen van beide de kosten in privé hoeven te dragen. Nu de nog uit te voeren taxatie van belang is voor hetzij de verdeling, hetzij de vraag of sprake is van een gift en dus voor het vaststellen van de legitimaire massa, zijn het kosten die voor rekening van de nalatenschap moeten komen. De vordering van [eiser 1] c.s. om [gedaagde 2] in de kosten van de perceelkaart te veroordelen zal daarom worden afgewezen. Ook de gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Zoals hiervoor al is overwogen blijkt uit de overgelegde correspondentie dat [gedaagde 2] zich na het kort gedingvonnis coöperatief heeft opgesteld en de nodige pogingen heeft ondernomen om de door [eiser 1] c.s. verzochte stukken – waaronder de perceelkaart – op te vragen. Ook in deze procedure heeft hij zijn medewerking toegezegd en de rechtbank heeft geen reden aan die toezegging te twijfelen. [eiser 1] c.s. hebben daaromtrent ook onvoldoende gesteld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een dwangsom op te leggen.
6.9.
Onder IV vorderen [eiser 1] c.s. om [gedaagde 2] te veroordelen de perceelkaart in het geding te brengen. Die vordering zal ook worden afgewezen. Een partij kan niet op vordering van een andere partij worden veroordeeld om bepaalde stukken in het geding te brengen. (De advocaat van) een partij bepaalt in beginsel zelf hoe er wordt geprocedeerd en welke stukken er worden overgelegd. Wel kan worden gevorderd de stukken aan de wederpartij te verstrekken, waarna die partij de stukken desgewenst in het geding kan brengen, maar het verstrekken van de stukken aan [eiser 1] c.s. is hier niet gevorderd. Daarnaast kan de rechtbank op grond van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een partij bevelen bepaalde bescheiden over te leggen. De rechtbank ziet aanleiding van die mogelijkheid gebruik te maken en zij zal [gedaagde 2] in de hoofdzaak dan ook bevelen de perceelkaart in het geding te brengen zodra die is opgemaakt. Wordt aan dit bevel niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij gerade acht.
6.10.
De vordering onder V om in het geval de grond tot de nalatenschap is blijven behoren te bepalen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 3] de opdracht aan de landmeter mede moeten ondertekenen zal tot slot ook worden afgewezen. Zolang niet in de hoofdzaak is vastgesteld dat de overdracht van de grond niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, moet er vanuit worden gegaan dat de grond eigendom is van [gedaagde 2] , zodat hij de enige is die de opdracht voor het opmaken van een perceelkaart kan verstrekken. Voor een veroordeling tot het medeondertekenen van de opdracht door [gedaagde 1] en [gedaagde 3] bestaat dan ook geen grond.
6.11.
Gelet op familierelatie zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
veroordeelt [gedaagde 2] om hetzij via notaris Lalmohamed van notariskantoor Lont & Lalmohamed te Den Haag, hetzij via een andere notaris, hetzij rechtstreeks opdracht te geven aan een landmeter om binnen 6 maanden na betekening van dit vonnis een deugdelijke perceelkaart van de grond te laten maken,
7.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
i
n de hoofdzaak
7.5.
beveel [gedaagde 2] op de voet van artikel 22 Rv om – zodra hij daarover beschikt –
de opgemaakte perceelkaart van de grond over te leggen,
7.6.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 15 februari 2023voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. en [gedaagde 3] ,
7.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 977