ECLI:NL:RBNHO:2023:402

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
15.332927.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en verkrachting na ernstige mishandeling

Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en verkrachting van een vrouw in haar woning op 12 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer op zeer grove wijze is mishandeld, maar dat het niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte deze daden heeft gepleegd. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 10 januari 2023, waar de officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, de verdachte beschuldigde van ernstige misdrijven. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Öz, pleitte voor vrijspraak, wijzend op het ontbreken van voldoende bewijs en het bestaan van een alibi voor de verdachte.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen zorgvuldig gewogen. Hoewel de verklaringen van het slachtoffer gedetailleerd en consistent waren, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende ondersteunend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank wees op de noodzaak van aanvullend bewijs naast de verklaring van één getuige, zoals vereist door artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. De verklaringen van de getuigen, waaronder de zoon van het slachtoffer, werden als onbetrouwbaar beoordeeld.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de ten laste gelegde feiten, en sprak hem vrij. De vorderingen van de benadeelde partijen, het slachtoffer en haar zoon, werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. De rechtbank hefte ook het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.332927.21 (P)
Uitspraakdatum: 24 januari 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 januari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats en -datum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Öz, advocaat te Noord-Scharwoude, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Medemblik, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- met beide handen met kracht de keel/nek van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of met beide duimen op de hals/nek van die [naam slachtoffer] heeft gedrukt, en/of
- meerdere keren met kracht op/tegen het gezicht en/of hoofd van die [naam slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- die [naam slachtoffer] meerdere keren met haar hoofd op de grond heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Medemblik, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met beide handen met kracht de hals/nek van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of met beide duimen op de hals/nek van die [naam slachtoffer] heeft gedrukt, en/of
- meerdere keren met kracht op/tegen het gezicht en/of hoofd van die [naam slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- die [naam slachtoffer] meerdere keren met haar hoofd op de grond heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Medemblik
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- met beide handen met kracht de keel/nek van die [naam slachtoffer] dicht te knijpen en/of met beide duimen op de hals/nek van die [naam slachtoffer] te drukken, en/of
- meerdere keren met kracht op/tegen het gezicht en/of hoofd van die [naam slachtoffer] te slaan, en/of
- die [naam slachtoffer] meerdere keren met haar hoofd op de grond te slaan, en/of
- (met geschoeide voet) tegen de vagina/schaamstreek van die [naam slachtoffer] te schoppen/trappen, en/of
- tegen die [naam slachtoffer] te zeggen dat hij haar zou maken zoals meisjes in Afrika en/of dat hij haar zou besnijden,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer],
te weten het brengen/duwen van een fles en/of multitool, althans een hard voorwerp, in de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [naam slachtoffer];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Medemblik, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- met beide handen met kracht de keel/nek van die [naam slachtoffer] dicht te knijpen en/of met beide duimen op de hals/nek van die [naam slachtoffer] te drukken, en/of
- meerdere keren met kracht op/tegen het gezicht en/of hoofd van die [naam slachtoffer] te slaan, en/of
- die [naam slachtoffer] meerdere keren met haar hoofd op de grond te slaan, en/of
- (met geschoeide voet) tegen de vagina/schaamstreek van die [naam slachtoffer] te schoppen/trappen, en/of
- tegen die [naam slachtoffer] te zeggen dat hij haar zou maken zoals meisjes in Afrika en/of dat hij haar zou besnijden, [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (met kracht) duwen van een fles en/of multitool, althans een hard voorwerp, tegen de schaamlippen en/of schaamstreek van die [naam slachtoffer];
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Medemblik, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht) een fles en/of multitool, althans een hard voorwerp, tegen de schaamlippen en/of schaamstreek van die [naam slachtoffer] te duwen;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten. Zij acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en verkrachting van aangeefster [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] of aangeefster). Daartoe heeft zij, kort weergegeven, het volgende aangevoerd. Aangeefster heeft, consistent, verklaard dat de verdachte heeft geprobeerd haar te vermoorden en dat zij door hem is verkracht. Het letsel dat de forensisch arts bij aangeefster heeft geconstateerd, past goed bij de door haar genoemde toedracht. Het letsel dat bij de verdachte is vastgesteld komt overeen met de verklaring van [naam slachtoffer] dat zij geprobeerd heeft om zich met haar handen te verweren. Het door de verdachte opgevoerde alibi acht de officier van justitie niet sluitend omdat niet is uit te sluiten dat de verdachte in de nacht toch de woning van zijn vrienden heeft verlaten. Verder heeft [naam zoon], de 10-jarige zoon van [naam slachtoffer] en de verdachte (hierna: [naam zoon]), verklaard dat hij zijn vader die nacht heeft gehoord. De resultaten van het DNA-onderzoek aan een in de woning van de verdachte en aangeefster gevonden fles (bloed van aangeefster op de dop) sluiten aan bij de verklaring van aangeefster over de (wijze van) verkrachting. Ook had de verdachte een motief, hij had immers ontdekt dat zijn vrouw vreemd ging en daarover was hij boos. Het gedrag van de verdachte ná het feit past bovendien niet bij iemand die daar niets mee te maken heeft.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 jaar, met aftrek van de periode dat de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een contactverbod met aangeefster voor de duur van 5 jaar. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat dat de vorderingen van de benadeelde partijen ([naam slachtoffer] en [naam zoon]) volledig worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft (primair) vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. De verdachte kan niet op de plaats van het delict worden geplaatst. De verklaring van de verdachte dat hij in de betreffende nacht elders verbleef, wordt door twee getuigen ([naam 1] en [naam 2]) ondersteund. Verder is het is maar de vraag of de verklaringen van [naam slachtoffer] betrouwbaar zijn. De verklaring van getuige [naam zoon] is onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te dienen. Dat er een DNA-spoor van de verdachte op de bodem van de fles is gevonden spreekt voor zich; de verdachte en [naam slachtoffer] maken hun eigen whisky en gebruiken daarbij bewaarde flessen. In de nagelbemonsteringen van de verdachte is geen enkel DNA-spoor van [naam slachtoffer] aangetroffen. Onderzoek naar de telefoon van de verdachte strookt met zijn verklaring dat hij die nacht niet thuis is geweest.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met een alternatief scenario, namelijk dat iemand anders aangeefster heeft mishandeld en verkracht. Aangeefster verklaart niet goed meer te weten wat zich heeft afgespeeld. Getuige [naam zoon] denkt zijn vader gehoord te hebben, maar weet dat niet zeker. Op de fles is bovendien een DNA-spoor van een ander persoon aangetroffen, wat een alternatief scenario ondersteunt. Meer subsidiair, voor zover de rechtbank het ten laste gelegde bewezen acht, stelt de raadsvrouw dat sprake is van enige vormverzuimen. Deze omstandigheid zou moeten leiden tot strafvermindering.

4.Oordeel van de rechtbank: vrijspraak

Het staat vast dat [naam slachtoffer] op 12 december 2021 in haar woning op zeer grove wijze is mishandeld. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte dit heeft gedaan. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend, en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat de rechter niet tot een bewezenverklaring kan komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Deze regel brengt mee dat naast een getuigenverklaring een tweede, daarvan verschillende bron moet kunnen worden onderscheiden, waarvan voldoende redengevende bewijsmiddelen afkomstig zijn. De vraag of aan het bewijsminimum van genoemd wetsartikel is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De verklaring van [naam slachtoffer] komt er in de kern op neer dat de verdachte in de nacht van 11 op 12 december 2021 heeft geprobeerd haar te doden en dat hij haar heeft verkracht. De verdachte ontkent dit en stelt dat hij die nacht bij twee vrienden in Wervershoof verbleef.
De verklaringen van aangeefster
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier blijkt dat [naam slachtoffer] op grove wijze ernstig is mishandeld. De verklaringen van [naam slachtoffer] dat het de verdachte is geweest die haar dit heeft aangedaan, zijn naar het oordeel van de rechtbank gedetailleerd en consistent en authentiek. De punten die volgens de verdediging reden geven aan die verklaringen te twijfelen, zijn naar het oordeel van de rechtbank van te geringe betekenis om aan de juistheid van de aangifte in haar geheel af te doen.
Vervolgens is de vraag of de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is, en licht dit als volgt toe.
Het studioverhoor van [naam zoon]
De rechtbank stelt vast [naam zoon] in het studioverhoor op 11 januari 2022 onder meer heeft verklaard dat hij in de ochtend (de rechtbank begrijpt: 12 december 2021) wakker werd en een politievrouw zag die hem vertelde dat zijn vader zijn moeder had geslagen. Ook heeft [naam zoon] in datzelfde verhoor verklaard, dat zijn moeder hem heeft verteld dat zijn vader heeft geprobeerd “mijn moeder te stikken”. Dat doet de vraag rijzen in hoeverre de verklaring van [naam zoon] voortkomt uit zijn eigen ervaringen en waarnemingen.
[naam zoon] verklaart dat hij zijn vader in de bewuste nacht niet heeft gezien, maar dat hij hem hoorde fluisteren en dat hij denkt dat zijn vader schold. Op de vraag waarom [naam zoon] denkt dat hij zijn vader heeft horen schelden, antwoordt hij het niet te weten en dat zijn moeder ([naam slachtoffer]) tegen hem zei dat de verdachte ging schelden. Uit de verklaring van [naam zoon] volgt dat hij die bewuste nacht zijn moeder – of enig ander geluid afkomstig van de mishandeling – niet heeft gehoord. Dat is opmerkelijk, gelet op het buitensporige geweld dat [naam slachtoffer] die nacht is aangedaan. [naam zoon] zegt verder dat hij zijn vader naar beneden of boven (met de trap) heeft horen gaan, maar zijn verklaringen op dit punt zijn moeilijk te volgen. Dat geldt ook voor de verklaring van [naam zoon] dat hij hoorde dat een kast werd geopend en dat iemand daaruit een portemonnee pakte. Naar het oordeel van de rechtbank bevat de getuigenverklaring van [naam zoon] – op essentiële onderdelen – zodanig veel onduidelijkhedendat deze verklaring niet bruikbaar is voor het bewijs dat de verdachte die nacht in de woning is geweest.
Geneeskundige verklaring en bloedsporen
De geneeskundige verklaring van de forensisch arts en de resultaten van het NFI-onderzoek naar de aanwezigheid van vaginale cellen en/of menstruele secretie in het bloedspoor op de dop van de fles, sluiten aan bij de verklaringen van aangeefster over het geweld dat op haar is toegepast en over de verkrachting. Deze bewijsstukken bieden echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun voor de vaststelling dat het de verdachte was die deze handelingen heeft verricht. Ook de oppervlakkige huidbeschadigingen die bij de verdachte zijn aangetroffen acht de rechtbank niet van dien aard dat op basis daarvan met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte de hem verweten feiten heeft gepleegd. Uit de beschrijving van de verwondingen van de verdachte en de daarvan gemaakte foto’s kan niet worden afgeleid dat ze zijn veroorzaakt door een hondenbeet of door het gestelde buitensporige geweld. Het bericht dat de verdachte om 01:13 uur naar aangeefster heeft gestuurd (“
Ik ga je zo halen, ik weet niet hoe moet ik zeggen slet.”), zegt mogelijk iets over hun relatie, maar plaatst de verdachte niet op de plaats van het delict. Evenmin kan uit dit verbale geweld worden afgeleid dat het de verdachte is geweest die tot fysiek geweld jegens aangeefster is overgegaan.
Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is een (relatief) geringe hoeveelheid DNA van de verdachte op de bodem van de fles aangetroffen. Deze omstandigheid vindt de rechtbank echter onvoldoende voor de conclusie dat de verdachte die fles heeft gebruikt om aangeefster te verkrachten. Volgens [naam slachtoffer] behoort de door het NFI onderzochte fles namelijk tot de collectie van flessen die zij en de verdachte verzamelden, zodat goed verklaarbaar is dat die fles DNA van de verdachte bevat.
Ontlastend bewijs
De rechtbank heeft bij haar beslissing in aanmerking genomen dat het dossier voor de verdachte ontlastend bewijs bevat. Er zijn 10 nagelbemonsteringen van de verdachte afgenomen en onderworpen aan een DNA-onderzoek. Daarbij is geen enkel DNA-spoor van [naam slachtoffer] aangetroffen. In de bemonsteringen die bij aangeefster zijn afgenomen, is ook geen DNA van de verdachte gevonden. Dat is op zijn minst opvallend te noemen, gelet op het extreme geweld dat blijkens de geneeskundige verklaring moet hebben plaatsgevonden.
Verder acht de rechtbank van belang dat de ontkennende verklaring van de verdachte wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van [naam 1] en [naam 2]. Uit deze verklaringen volgt dat zij en de verdachte op 12 december 2021 tot ongeveer 02:00-03:00 uur samen alcohol hebben gedronken in het huis van [naam 2], waarna zij gingen slapen. Volgens [naam 1] trof zij de verdachte omstreeks 07:30 uur in de ochtend slapend op de bank aan, in dezelfde kleren als hij de avond daarvoor droeg. Volgens deze getuigen is het zeer onwaarschijnlijk dat de verdachte de woning van [naam 2] in de tussentijd heeft verlaten. Ten slotte laat het onderzoek naar de telefoon van de verdachte zien dat deze zich op 12 december 2021 zowel rond 01:13 uur als rond 11:15 uur in de omgeving Wervershoof bevond.
Alles in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat op grond van de inhoud van het strafdossier niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid is komen vast te staan dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dat betekent dat de verdachte wegens onvoldoende bewijs hiervan moet worden vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partijen

5.1.
De benadeelde partijen [naam slachtoffer] en [naam zoon] hebben ieder afzonderlijk een vordering tot schadevergoeding ingediend. Voor [naam slachtoffer] bedraagt deze € 33.439,43 aan materiële en immateriële schadevergoeding. De schadevergoedingsvordering van [naam zoon] bedraagt in totaal € 5.348,50.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard aan het (onder 1 en 2) ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair en 2 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [naam zoon] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. C.W.M. Giesen en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2023.
Mr. P. Reemst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.