ECLI:NL:RBNHO:2023:4105

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
C/15/337382
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige na positieve ontwikkeling en communicatieproblemen tussen ouders

Op 24 april 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De kinderrechter heeft het verzoek van de Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen afgewezen. De minderjarige, die veel hulpverlening heeft ontvangen en een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, is inmiddels 'hulpverleningsmoe'. De zorgen die er nog zijn, betreffen vooral de moeizame communicatie tussen de ouders, maar deze zijn niet van dien aard dat ze een verlenging van de ondertoezichtstelling rechtvaardigen.

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige, die bij haar moeder woont. De GI had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, maar de kinderrechter oordeelde dat er geen ernstige bedreiging meer is voor de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter merkte op dat de minderjarige goed functioneert op school, een bijbaan heeft en geen zorgelijke vriendenkring meer heeft. De zorgen over de ouders en hun communicatieproblemen zijn niet voldoende om de ondertoezichtstelling te rechtvaardigen.

De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om vrijwillige hulp te zoeken om hun communicatieproblemen aan te pakken, wat zowel voor hen als voor de minderjarige gunstig zou zijn. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen op basis van de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling, zoals vastgelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/337382 / JU RK 23-335
Datum uitspraak: 24 april 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 6 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 7 maart 2023;
- de mail van de moeder met bijlage, ingekomen bij de griffie op 5 april 2023.
1.2.
Op 24 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de vader;
- de moeder;
- namens de GI: [vertegenwoordiger van de GI] .
De minderjarige [de minderjarige] is voorafgaand aan de zitting gehoord door de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 29 september 2020 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling telkens is verlengd, laatstelijk ambtshalve bij beschikking van 21 maart 2023 tot 1 mei 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI is van mening dat [de minderjarige] nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd wordt. Hoewel [de minderjarige] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt zijn er zorgen over de ruzies thuis tussen de moeder en [de minderjarige] . Deze ruzies komen voort uit beloftes van de vader enerzijds en de strenge regels van de moeder anderzijds en het beroep dat zij doet op de vader. De vraag is of de regels die de moeder hanteert nog aansluiten bij de leeftijd/ontwikkeling van [de minderjarige] . In de zomer 2022 heeft er een intake plaatsgevonden bij Parlan. Na het intakegesprek heeft Parlan aangegeven dat het een ingewikkelde casus is en dat zij zoekende zijn naar de juist hulp. [de minderjarige] heeft aangegeven dat zij niet open staat voor hulpverlening, gezien het verleden en de vele gesprekken die zij inmiddels gehad heeft. De hulpverlening vanuit Parlan aan de vader is in augustus 2022 van start gegaan en loopt goed. De hulpverlening aan de moeder is niet goed van de grond gekomen en Parlan heeft onlangs laten weten geen hulpverlening meer te willen aanbieden aan de moeder. De GI zal opnieuw op zoek moeten naar hulpverlening voor de moeder en [de minderjarige] , te weten solo parallel ouderschap voor de moeder en coaching voor [de minderjarige] ).
3.3.
[de minderjarige] is de afgelopen periode gegroeid. Het gaat goed op school en daarnaast heeft [de minderjarige] een bijbaan. [de minderjarige] heeft aangegeven geen contacten te hebben met haar kring van voor Fier. Ze heeft nog een aantal goede vriendinnen, die ook moeder kent. Een complicerende factor bij het aangaan van hulpverlening is dat [de minderjarige] ‘hulpverleningsmoe’ is. De GI acht het bewonderenswaardig hoe [de minderjarige] zich in haar moeilijke opvoedsituatie staande weet te houden. De hoop is dat door die erkenning er meer ruimte zal ontstaan om zich te focussen op haar eigen leven en toekomst.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] verzet zich tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. Ter zitting heeft [de minderjarige] naar voren gebracht dat het goed met haar gaat. [de minderjarige] geeft aan dat zij bij haar moeder woont en dat zij bij haar vader langs kan gaan wanneer zij dat wil. Zij gaat meerdere keren per week bij haar vader langs, meestal vanuit school. Op school gaat het goed en zij heeft een paar goede vriendinnen met wie zij omgaat.
4.2.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Ter zitting heeft de moeder naar voren gebracht dat er veel tegenstrijdigheden in het gezinsplan staan. Enerzijds dienen er afspraken te worden gemaakt wat betreft de omgang en anderzijds moet [de minderjarige] naar haar vader kunnen wanneer zij dat wil. Het gaat goed met [de minderjarige] en daar moet de focus op liggen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is niet nodig.
4.3.
De vader is het eens met het verzochte. Ter zitting heeft de vader naar voren gebracht dat hij moeite heeft om te communiceren met de moeder en dat hij daarvoor de hulpverlening vanuit Parlan als prettig ervaart.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken van oordeel dat geen sprake meer is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige] . Gedurende de ondertoezichtstelling is veel hulpverlening ingezet, waaronder een lange plaatsing bij Fier. [de minderjarige] heeft hard gewerkt om haar situatie te verbeteren en is ver gekomen. Zij kan weer thuis wonen bij haar moeder, gaat naar school, heeft een bijbaan en heeft geen zorgelijke vriendenkring meer. De kinderrechter wil [de minderjarige] hiervoor complimenteren. De zorgen over [de minderjarige] zijn afgenomen en alle betrokkenen, inclusief zijzelf, zijn het erover eens dat het goed met haar gaat. Inmiddels heeft [de minderjarige] geen behoefte meer aan hulpverlening en zij zegt zelf ‘hulpverleningsmoe’ te zijn.
De zorgen die er nog zijn, zien vooral op de ouders van [de minderjarige] . De relatie van ouders is al meer dan tien jaar geleden beëindigd en zij hebben nog steeds moeite met onderling communiceren. Vooral de vader heeft moeite met de toon die moeder aanslaat in haar mails aan hem en hij vindt het prettig om hulp te krijgen om daarmee om te gaan. De kinderrechter kan zich voorstellen dat de moeizame verstandhouding tussen de ouders een negatieve weerslag heeft op het welbevinden van [de minderjarige] , maar het lukt haar niettemin om met beide ouders een goede band te onderhouden. Deze zorg vormt geen dusdanige bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige] dat deze een verlenging van de ondertoezichtstelling rechtvaardigt.
De kinderrechter hoopt dat ouders hulpverlening zoeken binnen het vrijwillige kader om de communicatieproblemen tussen hen te verminderen. Dat zou zowel voor de ouders als voor [de minderjarige] helpend zijn.
5.2.
Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2023, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Bos als griffier.
De beschikking is schriftelijk vastgesteld op 26 april 2023
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.