Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1]
[gedaagde 2]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft Liander N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] c.s. met betrekking tot de aansluiting op het energienetwerk. De vordering is ingesteld op 2 november 2022, waarbij Liander vorderde dat de kantonrechter zou verklaren dat zij gerechtigd is om de aansluiting op het verbruikadres te onderbreken en dat [gedaagde 1] c.s. zouden moeten gedogen dat de noodzakelijke werkzaamheden worden uitgevoerd. Daarnaast vorderde Liander ontruiming van het verbruikadres en betaling van kosten die verbonden zijn aan de afsluiting van de aansluitingen.
[gedaagde 1] c.s. hebben de vordering betwist en verklaard dat zij in de veronderstelling verkeerden dat de kosten voor elektra en gas via hun verhuurder geregeld waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] c.s. de Nederlandse taal niet voldoende machtig zijn, wat heeft bijgedragen aan hun misverstand over de situatie. Liander heeft verschillende brieven gestuurd, maar deze waren vaak niet op naam gesteld, waardoor [gedaagde 1] c.s. deze mogelijk niet hebben gelezen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde 1] c.s. zich vanaf het moment dat zij zich bewust waren van het probleem, hebben ingespannen om een overeenkomst met een energieleverancier te sluiten. Gezien de omstandigheden, waaronder de energiecrisis, was het begrijpelijk dat dit langer duurde. Daarom heeft de kantonrechter de vordering van Liander afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.