ECLI:NL:RBNHO:2023:4154

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10161531 CV EXPL 22-6210
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige pensioenbijdragen en toekomstige pensioenbijdragen na echtscheiding

In deze zaak heeft de vrouw, na een echtscheiding in 1994, een vordering ingesteld tegen de man voor het betalen van achterstallige pensioenbijdragen. De vrouw heeft op 13 oktober 2022 een dagvaarding uitgebracht, waarin zij stelt dat de man zijn verplichtingen uit een vaststellingsovereenkomst van 10 mei 2017 niet nakomt. De man heeft de vordering gedeeltelijk betwist, maar erkent dat hij enkele betalingen heeft opgeschort in afwachting van een 'levensteken' van de vrouw. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de man de pensioenbijdragen over augustus en september 2022 niet tijdig heeft betaald, maar dat hij deze betalingen uiteindelijk heeft voldaan. De rechter oordeelt dat de man zijn betalingsverplichting niet mag afhankelijk maken van het ontvangen van een levensteken van de vrouw. De vordering van de vrouw wordt gedeeltelijk toegewezen, waarbij de man wordt veroordeeld tot betaling van de achterstallige pensioenbijdragen, voor zover hij de indexering niet volledig heeft doorberekend. De vordering om wettelijke rente wordt afgewezen, en de proceskosten worden door beide partijen gedragen. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter W. Aardenburg op 24 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10161531 CV EXPL 22-6210
Uitspraakdatum: 24 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de vrouw]
wonende te [plaats], gemeente [gemeente]
eiseres
verder te noemen: de vrouw
gemachtigde: mr. E.P.D. van Grondelle
tegen
[de man]
wonende te [plaats], gemeente [gemeente]
gedaagde
verder te noemen: de man
in persoon verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
De vrouw heeft bij dagvaarding van 13 oktober 2022 een vordering tegen de man ingesteld. De man heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De vrouw heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de man een schriftelijke reactie heeft gegeven. Hierbij heeft de man nog nadere stukken overgelegd.
1.3.
De vrouw mocht bij akte nog reageren op deze stukken. Zij heeft in deze akte tevens haar eis vermeerderd. Hierop heeft de man schriftelijk gereageerd.
1.4.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. De echtscheiding is op 10 mei 1994 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Over de gevolgen van hun echtscheiding hebben zij afspraken vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Daarbij hebben zij onder meer afspraken gemaakt over de pensioenverrekening van het pensioen van de man.
2.3.
De man ontvangt pensioen vanaf 1 juli 2015. Op 10 mei 2017 hebben partijen in een vaststellingsovereenkomst onder meer de volgende afspraken vastgelegd:
Artikel 1Partijen zijn het erover eens dat het aandeel van de vrouw in het pensioen van de man (opgebouwd bij de Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM) per 1 mei 1994 € 2.072,-- bruto per jaar bedroeg (…) Rekening houdend met de door het pensioenfonds toegepaste indexeringen vanaf genoemde datum bedraagt dit aandeel van de vrouw per 1 juli 2015 € 2.960,-- bruto per jaar (…)
artikel 2De man voldoet vanaf 1 mei 2017 en zolang de vrouw leeft maandelijks aan de vrouw ten titel van partneralimentatie een bedrag van € 246,67 bruto per maand. Daarnaast zal de man in 24 maandelijkse termijnen (vanaf 1 mei 2017) de achterstallige betalingen vanaf 1 juli 2015 t/m 30 april 2017 voldoen, eveneens ten titel van partneralimentatie. De achterstand bedraagt in totaal € 5.426,67 bruto zodat de maandelijkse extra betaling € 226,11 bruto per maand bedraagt.
(…)
Artikel 4Het bedrag dat de vrouw per 1 mei 2017 ontvangt zal jaarlijks worden geïndexeerd met hetzelfde percentage waarmee het pensioen van de man door het pensioenfonds wordt geïndexeerd.
De man zal de vrouw over de indexering jaarlijks informeren zodra hij hierover informatie van de stichting Algemeen Pensioenfonds KLM heeft ontvangen.
2.4.
De pensioenbijdrage voor de maanden augustus, september en oktober 2022 heeft de man niet tijdig voldaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De vrouw vordert – na vermeerdering van eis - dat de kantonrechter de man veroordeelt (i) tot betaling van de achterstallige pensioenbijdragen vanaf 1 augustus 2022 van € 252,32 bruto per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente, (ii) tot betaling, telkens op de 1e van de maand van de in de vaststellingsovereenkomst van 10 mei 2017 overeengekomen pensioenbijdrage die per 1 januari 2023 € 287,63 bruto per maand bedraagt, wat betreft de toekomstige termijnen te vermeerderen met de indexering die het pensioenfonds zal toepassen en (iii) in de kosten van deze procedure.
3.2.
De vrouw legt aan de vorderingen ten grondslag dat de man toerekenbaar tekort schiet in het nakomen van zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst van 10 mei 2017. Zij stelt dat de man niet onvoorwaardelijk aan zijn betalingsverplichting voldoet maar dat hij ten onrechte van haar een levensteken verlangt voordat hij tot betaling overgaat. Zij voert aan dat als zij zou komen te overlijden de man daarover snel genoeg zou worden geïnformeerd door haar erfgenamen of door haar eigen pensioenverstrekker.
3.3.
De man betwist de vordering gedeeltelijk. Hij erkent dat hij de betalingen van de pensioenbijdragen over augustus en september 2022 had opgeschort omdat de vrouw niet reageerde. Hij verklaart dat hij van de vrouw gevraagd heeft om hem eens per kwartaal een levensteken te sturen zodat hij weet dat zij nog leeft, maar dat de vrouw daartoe niet bereid is. Hij verklaart dat de achterstallige pensioenbijdragen over augustus en september 2022 door hem op 6 oktober 2022 zijn betaald en de bijdrage over oktober 2022 op 10 oktober 2022 zodat alle betalingen binnen waren voor het uitbrengen van de dagvaarding op 13 oktober 2022, terwijl de vrouw dit niet in haar dagvaarding heeft verwerkt. De man voert verweer tegen de door de vrouw gevorderde proceskostenveroordeling.
3.4.
In reactie op de vermeerderde eis benadrukt de man dat er wel sprake is geweest van kleine slordigheden aan zijn kant maar dat er nooit sprake is geweest van betalingsonwil.

4.De beoordeling

4.1.
De vrouw stelt dat de man ten onrechte van haar een levensteken verwacht voordat hij tot betaling van de pensioenbijdrage overgaat. De kantonrechter oordeelt dat het op zichzelf begrijpelijk is dat de man van tijd tot tijd een levensteken van de vrouw wenst omdat in de vaststellingsovereenkomst is vermeld dat de betalingsverplichting van de man duurt zolang de vrouw leeft. Daarom is het niet onbegrijpelijk dat de man eerder heeft voorgesteld dat de vrouw hem eenmaal per kwartaal bijvoorbeeld een kort mailtje stuurt. De man mag echter zijn bereidheid om te betalen er niet van laten afhangen of de vrouw hem een kort berichtje stuurt of niet. Hij dient zijn betalingsverplichting maandelijks na te komen. Voor zover op enig moment zou blijken dat hij ten onrechte betaald heeft zou hij het teveel betaalde van de eventuele erfgenamen van de vrouw kunnen terugvorderen.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende vaststaat dat de man de pensioenbijdragen aan de vrouw over de maanden augustus en september 2022 niet tijdig heeft betaald. Ook de pensioenbijdrage die per 1 oktober 2022 verschuldigd was is niet stipt per de eerste van de maand. Door de vrouw is echter ook aangevoerd dat de man bijna nooit stipt per de eerste van de maand betaalde, zodat geoordeeld wordt dat dit blijkbaar de gebruikelijke gang van zaken was tussen partijen.
4.3.
Door de vrouw is niet weersproken dat de man de bijdragen voor augustus en september 2022 rond 6 oktober 2022 en de bijdrage voor oktober 2022 uiterlijk rond 10 oktober 2022 heeft voldaan. De vordering om de man te veroordelen tot het betalen van achterstallige pensioenbijdragen wordt daarom uitsluitend toegewezen voor zover de man de per 1 januari 2022 en per 1 januari 2023 door zijn pensioenfonds toegepaste indexering niet (volledig) heeft doorberekend in het aan de vrouw te betalen bedrag.
4.4.
De gevorderde wettelijke rente over deze bedragen wordt afgewezen omdat onduidelijk is of er daadwerkelijk nog sprake is van (gedeeltelijk) achterstallige bijdragen.
4.5.
De vordering om de man overeenkomstig de vaststellingsovereenkomst van 10 mei 2017 te veroordelen telkens op de 1e van de maand de overeengekomen pensioenbijdrage te betalen die per 1 januari 2023 € 287,63 bruto bedraagt, wordt toegewezen.
4.6.
Over de gevorderde proceskostenveroordeling overweegt de kantonrechter het volgende. Hoewel uit hetgeen hiervoor in 4.1 en 4.2 is overwogen blijkt dat de man de achterstallige pensioenbijdragen al voor het uitbrengen van de dagvaarding had betaald heeft de vrouw dit niet verwerkt in haar dagvaarding en heeft zij haar stellingen en vorderingen hierover ook niet aangepast in haar conclusie van repliek. Bovendien heeft de vrouw pas in een zeer laat stadium in de procedure – bij akte uitlating (na dupliek) van 1 maart 2023 – haar eis vermeerderd op grond van informatie die zij ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding al in haar bezit had. Op grond van deze gang van zaken, is de kantonrechter van oordeel dat beide partijen niet geheel correct hebben gehandeld en dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van achterstallige (gedeelten van) pensioenbijdragen voor zover hij de indexering die zijn pensioenfonds op zijn pensioen heeft toegepast vanaf 1 januari 2022 respectievelijk vanaf 1 januari 2023 niet volledig heeft doorberekend in de aan haar betaalde bijdragen;
5.2.
veroordeelt de man om telkens op de 1e van de maand de in de vaststellingsovereenkomst van 10 mei 2017 overeengekomen pensioenbijdrage aan de vrouw te voldoen, welke pensioenbijdrage sinds 1 januari 2023 € 287,63 bruto per maand bedraagt en wat betreft de toekomstige termijnen te vermeerderen met de indexering die het pensioenfonds zal toepassen;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter