ECLI:NL:RBNHO:2023:4166

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
1028125 CV EXPL 23-314
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuurbedrag en tegenvordering tot terugbetaling van betaalde kosten voor psychotherapie

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Stroer Psychotherapie B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van een restant factuurbedrag van € 1.497,94, voortvloeiend uit een behandelovereenkomst. De vordering is gebaseerd op het feit dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. [gedaagde] heeft de factuur gedeeltelijk onbetaald gelaten en stelt dat hij onvoldoende geïnformeerd is over de kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Stroer voldoende informatie heeft verstrekt over de tarieven en dat [gedaagde] zich had moeten verdiepen in de kosten. De kantonrechter heeft de vordering van Stroer toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het restantbedrag, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Daarnaast heeft [gedaagde] een tegenvordering ingesteld tot terugbetaling van € 278,76 voor kosten die hij in januari 2022 heeft betaald. Hij stelt dat deze kosten onverschuldigd zijn betaald. De kantonrechter heeft deze tegenvordering afgewezen, omdat Stroer voldoende heeft aangetoond dat de kosten correct zijn gefactureerd volgens de geldende tarieven en dat er geen sprake was van dubbele declaratie. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk heeft gekregen in zowel de vordering als de tegenvordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 1028125 CV EXPL 23-314
Uitspraakdatum: 10 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Stroer Psychotherapie B.V.
gevestigd te Heemstede
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
verder te noemen: Stroer
gemachtigde: Flanderijn gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
Stroer heeft bij dagvaarding van 20 december 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling en schriftelijk geantwoord en een tegenvordering ingesteld.
1.2.
Stroerheeft hierop schriftelijk gereageerd en verweer gevoerd tegen de tegenvordering. [gedaagde] heeft hierop een schriftelijke reactie gegeven.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is in verband met depressieve klachten door zijn huisarts verwezen naar een psychotherapeut. Hij heeft zich vervolgens op 7 juli 2021 via de website van Stroer aangemeld voor het inplannen van een intakegesprek.
2.2.
Het intakegesprek heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2021. In de bevestigingsmail voor die afspraak van 9 augustus 2021 heeft Stroer onder meer vermeld:
NB Voor de volledigheid willen wij u er op wijzen dat onze praktijk geen contract met zorgverzekeraars heeft. Dit houdt in dat cliënten met een zorgverzekering-restitutiepolis doorgaans 100% vergoeding van de zorgverzekeraar betaald krijgen voor psychotherapie en cliënten met een natura/basis polis ca. 65%/70%.
Voor meer informatie inzake tarifering verwijzen wij u naar onze website: https://stroer.nl/tarieven.nl
2.3.
Op 2 september 2021 is tussen partijen een behandelovereenkomst gesloten die door/namens beide partijen is ondertekend.
2.4.
Vervolgens heeft Stroer de overeengekomen behandeling verleend aan [gedaagde]. Op 28 december 2021 heeft zij een factuur toegezonden aan [gedaagde] voor een bedrag van
€ 2.835.54 voor de periode 13 augustus 2021 tot 31 december 2021. In de factuur is vermeld dat de totale tijdsbesteding 1190 minuten bedraagt, verdeeld over 695 minuten directe tijd en 495 minuten indirecte tijd.
2.5.
In een e-mail van 3 januari 2021 schrijft [gedaagde] dat hij schrikt van de hoogte van het bedrag en vraagt hij om nadere toelichting. Deze nadere toelichting wordt hem in een e-mail van 4 januari 2021 verstrekt.
2.6.
[gedaagde] heeft de factuur ingediend bij zijn zorgverzekering die de factuur tot een bedrag van € 1.584,37 heeft vergoed aan [gedaagde]. [gedaagde] heeft dit ontvangen bedrag betaald aan Stroer.
2.7.
[gedaagde] heeft in een e-mail van 26 januari 2022 verzocht om een nadere specificatie van de hoogte van de factuur. In die e-mail heeft hij de sessie die gepland was voor de volgende dag afgezegd en meegedeeld dat hij eerst meer informatie over de kosten wilde, dat als hij had geweten dat hij een fixed fee moest betalen van € 2.835,54 hij het traject mogelijk niet zou zijn gestart en dat hij ervan was uitgegaan dat hij gewoon een uurtarief x gewerkte uren moest betalen.
2.8.
Na ontvangst van de nadere specificatie heeft [gedaagde] op 16 februari 2022 bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de factuur. Het restantbedrag van de factuur heeft [gedaagde] ondanks sommaties onbetaald gelaten.
2.9.
In januari 2022 heeft [gedaagde] nog twee behandelingen gehad. Voor deze sessies heeft [gedaagde] een factuur ontvangen van € 278,76, welke factuur hij heeft betaald. [gedaagde] heeft de verdere behandeling stopgezet.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Stroer vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
€ 1.497,94 en tot betaling van de proceskosten. Het bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 1.251,17, een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ad € 227,09 (inclusief btw) en € 19,08 reeds verschenen rente.
3.2.
Stroer legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort geschoten is in het nakomen van zijn verplichtingen uit de geneeskundige behandelovereenkomst. Zij stelt dat [gedaagde] een deel van de factuur voor aan hem verleende zorg ten onrechte onbetaald heeft gelaten.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij stelt dat hij vóór of bij het sluiten van de behandelovereenkomst niet voldoende is geïnformeerd door Stroer over de kosten die berekend zouden worden. Hij voert aan dat hij er van was uitgegaan dat een sessie ongeveer
€ 99,- zou kosten, omdat dit het enige bedrag is dat in de behandelovereenkomst wordt genoemd voor een niet tijdig afgezegde afspraak. Hij voert aan dat als hij van tevoren had geweten dat het zou gaan om een vast bedrag van € 2.835,54 hij eventueel had kunnen kiezen de behandelovereenkomst niet aan te gaan.
3.4.
Stroer voert in haar reactie aan dat zij [gedaagde] voor het tot stand komen van de behandelovereenkomst er op heeft gewezen dat zij de tarieven hanteert die zijn vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en waarin tot en met 2021 een staffel werd gehanteerd. Zij benadrukt dat deze informatie ook duidelijk op haar website staat en dat [gedaagde] zich via de website heeft aangemeld. Voor zover hij nog vragen had, had hij deze aan Stroer kunnen stellen, maar dat heeft hij niet gedaan. Ook wijst Stroer er nogmaals op dat zij meermalen heeft gewaarschuwd dat zij geen contract heeft met zorgverzekeraars, zowel op haar website als in de bevestigingsmail van het intakegesprek en ook tijdens het gesprek en dat het aan de patiënt zelf is om navraag te doen bij zijn verzekeraar over de vergoeding.
3.5.
[gedaagde] handhaaft zijn verweer en voert aan dat de verantwoordelijkheid voor het opvragen van nadere informatie niet bij hem lag maar dat Stroer, zeker richting een patiënt die er op het moment van sluiten van de behandelovereenkomst slecht aan toe was.

4.De tegenvordering en het verweer

4.1.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter Stroer veroordeelt tot terugbetaling van het bedrag van € 278,76 dat hij voor de sessies in januari 2022 heeft betaald, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
[gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat deze kosten onverschuldigd door hem zijn betaald. Daarbij voert hij -samengevat- aan dat het hem zeer vreemd voorkomt dat Stroer op basis van dezelfde behandelovereenkomst de sessies uit 2021 en uit 2022 apart in rekening heeft gebracht op een totaal verschillende manier. Verder wijst hij er op dat Stroer stelt dat de hoogte van de factuur van december 2021 gebaseerd is op een staffel (800 minuten tot 1799 minuten) en dat uit de factuur van december 2021 blijkt dat de totale bestede tijd 1190 minuten was, waardoor zijn minuten in die staffel nog niet verbruikt waren zodat de kosten voor januari dus dubbel zijn berekend.
4.3.
Stroer betwist dat de kosten voor januari 2022 dubbel in rekening zijn gebracht. Zij voert aan dat de reden voor een andere wijze van declareren komt omdat met ingang van
1 januari 2022 het zorgprestatiemodel is ingevoerd en de wijze van declareren door de Nza is gewijzigd. Voor het overige voert zij het verweer dat zij ook ter onderbouwing van haar vordering heeft aangevoerd.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Vaststaat dat tussen partijen een behandelovereenkomst is gesloten en dat Stroer [gedaagde] heeft behandeld totdat [gedaagde] na 20 januari 2022 met de behandelingen is gestopt. [gedaagde] heeft niet geklaagd over de aan hem verleende zorg, zodat hij Stroer in beginsel moet betalen voor de door haar verleende behandeling.
5.2.
[gedaagde] is echter van mening dat het door Stroer in rekening gebrachte bedrag te hoog is en dat Stroer hem bij het aangaan van de overeenkomst onvoldoende heeft geïnformeerd. Hij maakt onder meer bezwaar tegen de in het factuurbedrag doorberekende indirecte tijd en heeft aangevoerd dat hij had aangenomen dat de kosten van een behandeling ongeveer € 99,- zouden zijn.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] het restantbedrag van de factuur aan Stroer moet betalen. Daarbij wordt het volgende overwogen. [gedaagde] heeft zich aangemeld via de website van Stroer. Hij heeft niet weersproken dat op de website informatie wordt gegeven over tarieven/wijze van declareren, zodat [gedaagde] daarvan kennis had kunnen nemen. Ook heeft er een intakegesprek plaatsgevonden op 13 augustus 2021 waarin Stroer volgens haar stelling ook heeft meegedeeld dat zij geen contract heeft met zorgverzekeraars en dat zij de tarieven niet zelf vaststelt, maar dat deze worden vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit. Dit is door [gedaagde] niet weersproken. Ook is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] hierover nadere vragen heeft gesteld. Als de informatie voor hem niet voldoende duidelijk was had hij nadere vragen kunnen stellen. De omstandigheid dat hij uitging van een verkeerd tarief per behandelsessie is een omstandigheid die voor zijn rekening moet blijven.
5.4.
[gedaagde] is pas gaan klagen na ontvangst van de factuur en nadat hem was gebleken dat zijn zorgverzekeraar de kosten niet volledig vergoedde. [gedaagde] was er meermalen op gewezen dat Stroer geen contracten heeft met zorgverzekeraars, zodat het aan hem was om bij zijn zorgverzekeraar voorafgaand aan het behandeltraject navraag te doen naar de hoogte van vergoedingen. Blijkbaar heeft hij dit niet gedaan, want eerst toen hem duidelijk was geworden dat zijn zorgverzekeraar niet alle kosten vergoedde, heeft hij bezwaar gemaakt en zich op het standpunt gesteld dat hij onvoldoende was geïnformeerd en heeft hij Stroer meegedeeld dat hij het restantbedrag daarom niet ging betalen. Zijn bezwaar gaat daarom niet op.
5.5.
Ook het bezwaar van [gedaagde] tegen het doorberekenen van indirecte tijd gaat niet op. Stroer heeft voldoende uitgelegd hoe het systeem werkte en dat indirecte tijd ook tijd is die wordt besteed aan de betreffende patiënt. Stroer heeft dan ook recht op vergoeding van die tijd.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Stroer in voldoende mate voldaan aan de op haar rustende informatieverplichting voorafgaande aan en ten tijde van het sluiten van de behandelovereenkomst. Dat [gedaagde] zich onvoldoende heeft verdiept in de voor die behandeling geldende tarieven en daarnaar niet verder heeft gevraagd, blijft voor zijn risico en kan hij niet aan Stroer tegenwerpen.
5.7.
De buitengerechtelijke incassokosten zullen ook worden toegewezen.
de tegenvordering
5.8.
De vordering van [gedaagde] tot terugbetaling van het bedrag dat hij voor 2022 heeft betaald wordt afgewezen. Daarbij overweegt de kantonrechter het volgende.
5.9.
In de behandelovereenkomst is onder meer het volgende vermeld:
KostenNa een jaar, of als dit eerder is bij beëindiging, ontvangt de cliënt de DBC-nota die kan worden ingediend bij de zorgverzekeraar die deze afhankelijk van de verzekering geheel of ten dele vergoedt. (…)
5.10.
De kantonrechter begrijpt dat met ‘jaar’ in de hiervoor aangehaalde bepaling kalenderjaar wordt bedoeld, en niet een jaar na aanvang van de behandeling. Hieruit volgt dat Stroer terecht over de periode van 13 augustus 2021 t/m 31 december 2021 een factuur heeft toegezonden aan [gedaagde] waarvan het bedrag was vastgesteld op basis van de door de Nza vastgestelde tarieven, welke tarieven waren onderverdeeld in staffels met een prestatiecode die voortkwam uit een diagnose en waaraan per staffel een vast bedrag was gekoppeld. De prestatiecode die van toepassing was op de behandeling van [gedaagde] maakte dat de staffel 800 – 1799 minuten van toepassing was, waaraan een vast bedrag gekoppeld was van € 2.835,54. De omstandigheid dat volgens de factuur aan de behandeling van [gedaagde] tot dat moment in totaal 1190 minuten waren besteed en nog niet het maximale aantal minuten, doet daaraan niet af. Dit is inherent aan de op dat moment gangbare wijze van declareren.
5.11.
Met ingang van januari 2022 begon de teller opnieuw te lopen en als gevolg van de inmiddels door Nza ingevoerde andere wijze van declareren waren andere tarieven vastgesteld.
5.12.
Tot 1 januari 2022 was er sprake van door de Nza vastgestelde tarieven, welke tarieven waren onderverdeeld in staffels, waarbij een vast staffelbedrag werd gekoppeld aan de prestatiecode die voortkwam uit de diagnose. De prestatiecode ontstond op basis van de verwijsbrief van de patiënt en de tarieven waren een vast gegeven, waarop Stroer zelf geen invloed op had. Stroer heeft [gedaagde] daar ook op gewezen en ook op haar website had zij daarvan melding gemaakt. Vanaf 1 januari 2022 zijn de tarieven door de Nza aangepast en gebaseerd op het zorgprestatiemodel. Hiermee is de geheel andere wijze van factureren van de twee behandelsessies van [gedaagde] in januari 2022 voldoende verklaard. Stroer heeft voldoende weersproken dat het hier gaat om dubbel gedeclareerde kosten. [gedaagde] was deze kosten verschuldigd voor de aan hem gegeven behandeling. Er bestaat dan ook geen grond om te oordelen dat deze bedragen moeten worden terugbetaald aan hem. Zijn vordering wordt afgewezen.
proceskosten
5.13.
De proceskosten zowel ten aanzien van de vordering als van de tegenvordering komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Stroer van € 1.270,85, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.251,17 vanaf 20 december 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Stroer van € 227,09 voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 december 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Stroer tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 129,74
griffierecht € 322,00
salaris gemachtigde € 398,00 ;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
de tegenvordering
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Stroer worden vastgesteld op een bedrag van € 39,00 aan salaris van de gemachtigde van Stroer.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter