ECLI:NL:RBNHO:2023:4193

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
C/15/337703 / KG ZA 23-125
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis ex artikel 31 Rv betreffende kennelijke fout in eerdere uitspraak

Op 9 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een herstelvonnis gewezen in de zaak met zaaknummer C/15/337703 / KG ZA 23-125. Dit herstelvonnis betreft een verzoek tot verbetering van een eerder vonnis dat op 3 mei 2023 was gewezen. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H. Bargeman, verzocht om verbetering van een kennelijke fout in het dictum van het vonnis, waarin een toewijzing van een vordering tot veroordeling van de verweerder in de helft van de kosten voor het oprichten van een nieuwe schutting niet was opgenomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent, zoals bedoeld in artikel 31 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechter heeft het verzoek tot verbetering toegewezen en het dictum van het eerdere vonnis aangepast. De verbeteringen zijn onder andere dat de veroordeling van de verweerder tot betaling van de helft van de kosten voor de nieuwe schutting nu expliciet in het dictum is opgenomen. Tevens zijn de proceskosten en uitvoerbaarheid bij voorraad in het vonnis bevestigd. De partijen zijn gelast om de ontvangen afschriften van het eerdere vonnis te retourneren aan de griffie. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.S.J. Thijs in aanwezigheid van griffier mr. S.M.P. Langeveld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/337703 / KG ZA 23-125
Herstelvonnis van 9 mei 2023
in de zaak van

1.[eiser/gedaagde 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eiser/gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J.H. Bargeman te Rotterdam,
tegen

1.[verweerder/eiser 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[verweerder/eiser 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. S.R. Kieffer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser/gedaagde 1] c.s. en [verweerder/eiser 1] c.s. genoemd worden.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij e-mail van 3 mei 2023 heeft mr. Bargeman de voorzieningenrechter namens [eiser/gedaagde 1] c.s. verzocht om verbetering van het op 3 mei 2023 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat onder randnummer 6.12 daarvan wordt overwogen dat de vordering tot veroordeling van [verweerder/eiser 1] c.s. in de helft van de kosten die verbonden zijn aan het oprichten van een nieuwe schutting zal worden toegewezen, terwijl dit deel van de toegewezen vordering niet is opgenomen in het petitum (de voorzieningenrechter begrijpt: het dictum) van het vonnis. [eiser/gedaagde 1] c.s. verzoekt om die reden verbetering van die kennelijke fout op de voet van artikel 31 lid 1 Rv.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft [verweerder/eiser 1] c.s. in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten. Namens hen heeft mr. Kieffer bij e-mail van 8 mei 2023 van deze gelegenheid gebruik gemaakt, stellende dat “
Cliënten […] niet vrijwillig met het verzoek [kunnen] instemmen”.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 31 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). verbetert de rechter te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve een kennelijke reken-, schrijf of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent.
2.2.
Met [eiser/gedaagde 1] c.s. is de voorzieningenrechter van oordeel dat in het vonnis van 3 mei 2023 sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. In het lichaam van het vonnis van 3 mei 2023 is immers, zoals [eiser/gedaagde 1] c.s. terecht aanvoert, met zoveel woorden overwogen (en beslist) dat de vordering van [eiser/gedaagde 1] c.s. tot veroordeling van [verweerder/eiser 1] c.s. in de helft van de kosten verbonden aan het oprichten van de nieuwe schutting,
zalworden toegewezen. Dat de veroordeling daartoe vervolgens niet in het dictum van het vonnis is opgenomen, leidt ertoe dat sprake is van een omissie, terwijl voor partijen – gelet op de ondubbelzinnige verwoording van de toewijzing van de vordering in r.o. 6.12 – direct duidelijk moet zijn dat van een vergissing sprake is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft dit te gelden als een ‘andere kennelijke fout’, die zich voor eenvoudig herstel leent. Tegen dit verzoek heeft [verweerder/eiser 1] c.s. ook geen (inhoudelijk) verweer gevoerd. De voorzieningenrechter zal het verzoek dan ook toewijzen als volgt.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
bepaalt dat na nr. 7.4 van het op 3 mei 2023 tussen [eiser/gedaagde 1] c.s. en [verweerder/eiser 1] c.s. gewezen vonnis, waar staat:
7.4.
veroordeelt [verweerder/eiser 1] c.s. om aan [eiser/gedaagde 1] c.s. een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 7.3 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt,
onder gelijktijdige vernummering van de overige randnummers wordt ingevoegd:
7.5.
veroordeelt [verweerder/eiser 1] c.s. tot betaling aan [verweerder/eiser 1] c.s. van de helft van de kosten die verbonden zijn aan het oprichten van de nieuwe schutting,
zodat het vervolg van het dictum in het op 3 mei 2023 tussen [eiser/gedaagde 1] c.s. en [verweerder/eiser 1] c.s. gewezen vonnis als volgt komt te luiden:
7.6.
veroordeelt [verweerder/eiser 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.393,00,
7.7.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.9.
wijst de vorderingen af,
7.10.
veroordeelt [verweerder/eiser 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 348,50,
7.11.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 9 mei 2023 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 3 mei 2023,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 3 mei 2023 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.P. Langeveld op 9 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 936