ECLI:NL:RBNHO:2023:4208

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
10182628
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na wijziging kruispunt voor woning afgewezen

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een woning, en de Gemeente [plaats]. De eiser vorderde schadevergoeding van € 25.000,- wegens waardevermindering van zijn woning als gevolg van de herinrichting van het kruispunt [straat 1]/[adres 2]. De herinrichting was uitgevoerd door de gemeente in 2014/2015 en had als doel de verkeersveiligheid te verbeteren. De eiser stelde dat de aanpassingen aan het kruispunt, waaronder de aanleg van fietsoversteekplaatsen en extra parkeerplaatsen, zijn woongenot en de waarde van zijn woning negatief hadden beïnvloed.

De gemeente betwistte de vordering en voerde aan dat deze verjaard was, aangezien de werkzaamheden in 2015 waren afgerond en de eiser pas in 2021 aansprakelijkheid had gesteld. De gemeente stelde ook dat de herinrichting rechtmatig was en dat de eiser onvoldoende had onderbouwd dat hij onevenredig nadeel had ondervonden. De kantonrechter oordeelde dat de herinrichting van het kruispunt een rechtmatige uitoefening van de publieke taken van de gemeente was en dat de eiser niet had aangetoond dat zijn schade het normale maatschappelijke risico te boven ging.

De kantonrechter wees de vordering van de eiser af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten. De rechter concludeerde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims en dat de gemeente niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de gestelde schade. Dit vonnis benadrukt de grenzen van de aansprakelijkheid van de overheid bij rechtmatig handelen en de noodzaak voor eisers om hun claims goed te onderbouwen met objectieve gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10182628 CV EXPL 22-6548
Uitspraakdatum: 10 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
procederend in persoon
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente [plaats]
zetelende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: de gemeente
gemachtigde: mr. C.J. Loggen - ten Hoopen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 3 november 2022 een vordering tegen de gemeente ingesteld. De gemeente heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de gemeente een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de woning aan de [adres 1] te [plaats]. Het gaat om een vrijstaande woning op de hoek met de [adres 2].
2.2.
Bij brief van 18 juni 2014 heeft de gemeente aan de betrokken bewoners, waaronder [eiser], laten weten dat zij de inrichting van de [straat 1] tussen de [straat 2] en de [straat 3] wilde wijzigen. Bewoners konden nadere informatie krijgen op een op 2 juli 2014 gehouden informatieavond.
2.3.
Bij brief van 12 augustus 2014 heeft de gemeente aan de bewoners laten weten dat zij naar aanleiding van de reacties van bewoners haar plannen had aangepast.
2.4.
Bij brief van 7 september 2014 heeft [eiser] bij de gemeente bezwaar gemaakt tegen het voorgestelde ontwerpplan, met name voor wat betreft de inrichting van het kruispunt [straat 1]/[adres 2].
2.5.
Bij brief van 19 december 2014 aan [eiser] heeft de gemeente antwoord gegeven op diverse vragen die [eiser] had gesteld over de herinrichting van de [straat 1]. Daarin staat onder meer:
(…) U stelt dat uw woongenot wordt aangetast door de aanpassing van de kruising. U geeft aan overlast van verlichting van overstekende fietsers te verwachten. (…) Los van het feit dat de sterkte van fietsverlichting beperkt is vergeleken met auto- of bromfietsverlichting, is dit geen aspect waarmee rekening gehouden wordt bij het inrichten van kruispunten. (…) Overigens komt overlast van verlichting bij oversteekplaatsen doorgaans niet van fietsverlichting, maar van de verlichting van bromfietsen. Op de [straat 1] rijden bromfietsen op de rijbaan en maken daarom geen gebruik van de oversteek bij u voor de deur. Overlast daarvan is daardoor niet te verwachten.U verwacht een toename van geluidsoverlast en een verslechtering van de milieukwaliteit doordat er meer optrekkende auto’s zullen zijn. Die verwachting delen wij niet. Afslaand verkeer kan straks gebruik maken van de opstelruimtes tussen de rijstroken en tussen de rijbaan en het fietspad. Daardoor kan rechtdoorgaand verkeer doorrijden zonder te hoeven wachten op dit afslaand verkeer. Daardoor zullen er minder optrekkende auto’s zijn. Dat geeft een rustiger verkeersbeeld en een lagere milieubelasting.(…) Door veranderde regelgeving worden de nieuwe parkeervakken aan de [straat 1] langer dan nu het geval is. Daardoor komen er langs de [straat 1] minder parkeerplaatsen terug. Dat wordt opgelost door nieuwe parkeerplaatsen in de [adres 2] aan te leggen. Het nieuwe aantal parkeerplaatsen in de [straat 1] en de [adres 2] is gelijk aan het aantal huidige parkeerplaatsen. (…)
2.6.
In 2014/2015 heeft de gemeente de inrichting van het kruispunt [straat 1]/[adres 2] gewijzigd. Door deze wijziging steken fietsers komende van en naar de [adres 2] niet rechtstreeks de [straat 1] over, maar doen zij dat links of rechts van het kruispunt. Daar zijn fietsoversteekplaatsen gecreëerd met een verkeersheuvel in het midden, zodat de fietsers niet twee rijbanen in één keer hoeven over te steken. Eén van die nieuwe fietsoversteekplaatsen bevindt zich voor de woning van [eiser].
2.7.
Verder zijn bij de werkzaamheden extra parkeerplaatsen aangelegd in de [adres 2]. Deze parkeerplaatsen bevinden zich ter hoogte van de woning van [eiser], maar aan de andere zijde van de straat. Alle voornoemde werkzaamheden zijn op 14 december 2015 opgeleverd.
2.8.
In 2016 zijn de banden van de vluchtheuvels bij de fietsoversteekplaatsen verlaagd. In 2020 is aan de overzijde van het kruispunt een bouwinrit gemaakt voor een TenneT-werklocatie. In 2021 zijn lichtmasten verplaatst en is er ter hoogte van de woning van [eiser] een lichtmast bijgeplaatst.
2.9.
In 2017 heeft [eiser] bezwaar gemaakt tegen de door de gemeente vastgestelde hoogte van de WOZ-waarde. Nadat dit bezwaar door de gemeente was afgewezen, zijn partijen in onderling overleg tot een lagere WOZ-waarde gekomen, waarna een bij de bestuursrechter aanhangige procedure wegens de WOZ-waarde is ingetrokken.
2.10.
Bij brief van 30 maart 2021 heeft [eiser] aan de gemeente geschreven:
(…) Hierbij claim ik compensatie voor indirecte schade die het gevolg is van handelen door de Gemeente. Het gaat om een bedrag van, voorzichtig vastgesteld, van 30.000 euro. Het betreft de daling in waarde van mijn woning. De schade is ontstaan door het aanleg van het kruispunt [straat 1] en [adres 2] en het aanleggen van parkeerhavens nabij het kruispunt aan de [adres 2].En verder door het voortdurend aanpassen van inrichting en omgeving. Er worden steeds meer verkeers- en informatieborden geplaatst, wordt er geschoven met verkeerszuilen en worden meer lantaarnpalen toegevoegd. (…)
2.11.
De aansprakelijkheidsverzekeraar van de gemeente heeft de claim bij brief van 7 juni 2021 aan [eiser] afgewezen.
2.12.
Bij brief van 15 juni 2021 heeft [eiser] de gemeente verzocht om nadeelscompensatie, waartoe hij heeft aangevoerd dat hij onevenredig zwaar nadeel heeft geleden door de aanleg van het kruispunt [straat 1]/[adres 2].
2.13.
Op 21 september 2021 heeft [eiser] de gemeente gedagvaard voor de kantonrechter te Haarlem en vergoeding van schade als gevolg van voornoemde werkzaamheden aan de kruising gevorderd. In het vonnis van 16 februari 2022 is [eiser] in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard omdat volgens de kantonrechter een bestuursrechtelijke rechtsgang open stond en [eiser] zijn vordering tot nadeelcompensatie bij de bestuursrechter moest instellen.
2.14.
Vervolgens heeft [eiser] op 28 februari 2022 een beroep niet tijdig beslissen ingediend bij de bestuursrechter. Deze heeft in zijn vonnis van 6 september 2022 [eiser] eveneens niet-ontvankelijk verklaard omdat sprake was van feitelijk handelen door de gemeente waartegen geen bezwaar en beroep open staat. Alleen de burgerlijke rechter is bevoegd daarover te beslissen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter de gemeente veroordeelt tot betaling van € 25.000,-te vermeerderen met de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij schade heeft geleden door het handelen van de gemeente: door de wijziging van het kruispunt [straat 1]/[adres 2] (en alle aanverwante werkzaamheden) is zijn woning in waarde gedaald.

4.Het verweer

4.1.
De gemeente betwist de vordering. Zij voert daartoe het volgende aan.
Ten eerste is de vordering volgens de gemeente verjaard: de werkzaamheden in kwestie waren op 14 december 2015 afgerond en pas bij brief van 30 maart 2021 heeft [eiser] de gemeente aansprakelijk gesteld. Dat is meer dan vijf jaar na de dag waarop [eiser] zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.
Ten tweede betwist de gemeente dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. De herinrichting van het kruispunt moet als rechtmatig overheidshandelen worden gekwalificeerd. De gemeente hoeft eventuele schade die daarvan het gevolg is niet te vergoeden. Voor zover [eiser] stelt dat hij onevenredig nadeel heeft ondervonden van de werkzaamheden, heeft hij die schade onvoldoende onderbouwd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter begrijpt, net als de gemeente, de vordering van [eiser] aldus dat hij stelt onevenredige schade te hebben geleden als gevolg van de herinrichting van de [straat 1]. Het niet vergoeden van deze onevenredige schade zou de feitelijke handeling van de gemeente onrechtmatig jegens [eiser] maken.
5.2.
Uitgangspunt is dat de herinrichting van het kruispunt een feitelijk handelen van de gemeente is dat hoort tot haar publieke taken en waartoe zij ook bevoegd is. De wijziging van het kruispunt draagt bij aan een grotere verkeersveiligheid omdat door de vluchtheuvels in het midden van de [straat 1] de snelheid van het autoverkeer wordt teruggebracht en fietsers en voetgangers niet in één keer twee rijbanen hoeven over te steken. Verder zijn op de [adres 2] extra parkeerplaatsen aangebracht ter compensatie van parkeerplaatsen op de [straat 1] die opgeheven zijn. De gemeente heeft de bewoners betrokken bij de planvorming en naar aanleiding van reacties van bewoners het oorspronkelijke plan aangepast. Gelet op het voorgaande kan de herinrichting van het kruispunt door de gemeente op zichzelf niet als onrechtmatig worden beschouwd.
5.3.
Zoals de gemeente terecht heeft aangevoerd, is zij niet verplicht elke schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, te vergoeden. Een zekere mate van nadeel als gevolg van rechtmatig overheidshandelen moet worden beschouwd als een normale maatschappelijke gebeurtenis waarmee iedereen kan worden geconfronteerd. Iemand die naast een kruispunt woont, kan voorzien dat op enig moment, al dan niet wegens gewijzigde verkeersstromen of inzichten, zo’n kruispunt opnieuw wordt ingericht. Ook als die nieuwe inrichting bezwaarlijker is voor de omwonenden, leidt dat niet tot aansprakelijkheid van de gemeente. Dat zou alleen anders kunnen zijn indien sprake is van onevenredig nadeel. Het is aan [eiser] om te stellen en te onderbouwen dat zijn nadeel het normaal maatschappelijke risico te boven gaat ofwel dat hij méér door het handelen wordt geraakt dan vergelijkbare anderen die eveneens nadeel ondervinden.
5.4.
Volgens [eiser] staat zijn woning ten opzichte van andere woningen aan de [straat 1] circa twee meter dichter bij de weg. Door het versmallen van de stoep en het verbreden van het fietspad en de rijweg is de woning als het ware dichter bij de weg en de kruising komen te staan. Hierdoor is sprake van overlast door geluid en trillingen. Door de aanleg van de oversteekplaats recht voor zijn woning is eveneens overlast ontstaan en is het uitzicht verslechterd. Als gevolg hiervan is de waarde van de woning circa € 30.000,- lager dan die van vergelijkbare woningen. Ter onderbouwing verwijst [eiser] naar de WOZ-waardes van vergelijkbare woningen die volgens hem harder zijn gestegen dan die van zijn woning.
5.5.
De gemeente wijst er terecht op dat indien en voor zover uit de door [eiser] overgelegde WOZ-waardes al kan worden afgeleid dat de WOZ-waarde van zijn woning is achtergebleven ten opzichte van die van vergelijkbare woningen, daarmee nog niet vast staat dat dit het gevolg is van de herinrichting van het kruispunt en al hetgeen daarmee is samengegaan. Uit de overgelegde cijfers is niet af te leiden hoe de waarde van de woning van [eiser] zich ten opzichte van de andere door hem aangedragen woningen ontwikkelde vóórdat de kruising werd gewijzigd. Verder wordt de waarde van een woning bepaald door vele factoren, waarvan de ligging van de woning er slechts één is. Uit de enkele WOZ-waardes kan niet worden afgeleid in hoeverre de ligging daarop van invloed is geweest. Een rapport van een onafhankelijke makelaar of taxateur is door [eiser] niet overgelegd.
5.6.
Daar komt bij dat [eiser] wel stelt dat hij overlast ondervindt door de wijziging van het kruispunt, maar dat hij die overlast niet heeft onderbouwd met objectieve gegevens. In de brief van de gemeente van 19 december 2014 (zie 2.5.) is hetgeen [eiser] in het kader van overlast heeft aangevoerd, weerlegd en [eiser] heeft niets naar voren gebracht waaruit het tegendeel blijkt. Ook in de oude situatie zal hij bovendien overlast hebben gehad door geluid en trillingen van het verkeer op de [straat 1]: de wijzigingen aan de kruising hebben daar niet in overwegende mate aan bijgedragen. Omdat de gestelde overlast die het gevolg is van de wijziging van het kruispunt niet is komen vast te staan, kan ook niet worden vastgesteld dat en in hoeverre de waarde van de woning van [eiser] hierdoor is gedaald. Hetzelfde geldt voor de extra parkeerplaatsen die op de [adres 2] zijn gerealiseerd en het door [eiser] ervaren slechtere uitzicht.
5.7.
De conclusie is dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn nadeel het normaal maatschappelijke risico te boven gaat ofwel dat hij méér door het handelen wordt geraakt dan vergelijkbare anderen die eveneens nadeel ondervinden. Dat betekent dat zijn vordering zal worden afgewezen. Bij deze stand van zaken behoeft het beroep van de gemeente op verjaring, wat daarvan ook zij, geen bespreking.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gemeente worden vastgesteld op een bedrag van € 996,- aan salaris van de gemachtigde van de gemeente.
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter