ECLI:NL:RBNHO:2023:4218

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
C/15/337948 / KG ZA 23-144
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding tussen gescheiden ouders over zorgregeling en dwangmiddelen

In deze zaak vorderen twee gescheiden ouders in kort geding om dwangmiddelen te verbinden aan de nakoming van een zorgregeling voor hun minderjarige kind. De voorzieningenrechter, mr. W.P. van der Haak, heeft op 26 april 2023 uitspraak gedaan. De vader vordert dat de moeder wordt veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling zoals vastgesteld in een eerder vonnis van 9 februari 2023, en vraagt om een dwangsom en lijfsdwang. De moeder vordert in reconventie dat de vader een dwangsom aan haar moet betalen voor iedere keer dat hij zich niet aan de zorgregeling houdt.

De voorzieningenrechter wijst alle vorderingen af. Hij overweegt dat het kind momenteel onder toezicht is gesteld en dat het opleggen van dwangmiddelen contraproductief zou zijn, omdat het de samenwerking tussen de ouders zou belemmeren. De rechter benadrukt dat de focus moet liggen op het verbeteren van de onderlinge verstandhouding en het belang van het kind. De ouders hebben afspraken gemaakt over de omgang voor de komende maanden, en de rechter gaat ervan uit dat zij zich aan deze afspraken zullen houden.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen noodzaak is voor het opleggen van dwangmiddelen, aangezien de ondertoezichtstelling reeds is ingezet. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders in het belang van hun kind.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/337948 / KG ZA 23-144
proces-verbaal zitting in kort geding van 12 april 2023, houdende mondeling vonnis
in de zaak van
[de vader],
wonende te [plaats]
,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Vogelaar te Wormerveer,
tegen
[de moeder],
wonende op een geheim adres
,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.A.S. Matheij te Heemstede.
Partijen zullen hierna ook de vader en de moeder genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. W.P. van der Haak, voorzieningenrechter, en I.B. Dinkelaar
,griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- partijen en hun advocaten.
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad,
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling de Jeugd- en Gezinsbeschermers.
De zaak is gezamenlijk behandeld met een door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) ingediend verzoek tot ondertoezichtstelling (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/337784).
Partijen blijven bij de eerder door hen ingenomen standpunten. De rechter wijst het volgende vonnis.

1.De feiten

1.1.
Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan op [datum] te [plaats] . Uit de relatie is geboren de minderjarige [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] te [plaats] . De vader heeft [de minderjarige] erkend. Partijen hebben gezamenlijk gezag over [de minderjarige] .
1.2.
Bij beschikking van 7 december 2022 is onder meer het geregistreerd partnerschap ontbonden, bepaald dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder en een door partijen overeengekomen tijdelijke zorgregeling vastgelegd De beschikking is op 18 januari 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De opbouwende zorgregeling luidt:
“(…) 3.3. bepaalt als tijdelijke zorgregeling dat [de minderjarige] bij de man verblijft met ingang van zondag 20 november 2022, achtereenvolgens:
  • tweemaal zondag van 13.00 uur tot 15.00 uur;
  • tweemaal zondag van 13.00 uur tot 16.00 uur;
  • tweemaal zondag van 13.00 uur tot 17.00 uur;
  • tweemaal zondag van 11.00 uur tot 17.00 uur;
waarna met ingang van zondag 15 januari 2023 [de minderjarige] bij de man verblijft drie zondagen per vier weken van 09.00 uur tot 17.00 uur. Partijen verzorgen zelf de overdracht. De overdrachtslocatie wordt in onderling overleg afgesproken op zaterdag voorafgaand aan de omgang. De vriendin van de man is niet bij de omgang aanwezig (…)”
1.3.
In afwachting van de resultaten van een beschermingsonderzoek en het verloop van de door partijen ter zitting van 9 november 2022 overeengekomen tijdelijke zorgregeling heeft de rechtbank de beslissing in deze zaak (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/327993) aangehouden tot 7 april 2023 pro forma. De voortzetting van de mondelinge behandeling is geweest op 4 april 2023.
1.4.
Bij vonnis in kort geding van 9 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank - onder meer - het volgende bepaald:
“(…)6.1. Bepaalt dat de zorgregeling, totdat nader wordt beslist, als volgt zal zijn:
de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
verblijft bij de vader:
  • op zondag 12 februari 2023 en op zondag 19 februari 2023 van 13.00 uur tot 17.00 uur;
  • op zondag 26 februari 2023 en op zondag 5 maart 2023 van 11.00 uur tot 17.00 uur;
  • met ingang van zondag 12 maart 2023 drie zondagen per vier weken van 9.00 uur tot 17.00 uur,
onder de bepaling dat partijenzelfde overdracht verzorgen op een op de zaterdag voorafgaand aan de omgang in onderling overleg afgesproken overdrachtslocatie en onder de bepaling dat de vriendin van de vader niet bij de omgang aanwezig is;
6.2.
veroordeelt de moeder aan de vader een dwangsom te betalen van € 200 voor iedere keer dat zij niet aan het hiervoor onder 6.1 bepaalde voldoet, tot een maximum van € 3.000 is bereikt;(…)”

2.De beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
De vader vordert in conventie - kort samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren:
I. de moeder te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling zoals op 9 februari 2023 is bepaald door de voorzieningenrechter, op verbeurte van een dwangsom en lijfsdwang, dan wel een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren;
II. de moeder te veroordelen in de werkelijke proceskosten.
2.2.
De vader legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. De moeder heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter naast zich neergelegd. Zij is de zorgregeling op 12 februari en 5 maart 2023 niet nagekomen. De moeder verzint telkens andere excuses. Het is duidelijk dat zij geen rol voor de vader in het leven van [de minderjarige] wil. De vader doet er alles aan om de moeder tegemoet te komen en bewaart alle rust, maar niets leidt tot fatsoenlijk contact tussen vader en zoon. Zelfs een opgelegde dwangsom weerhoudt de moeder niet van het frustreren van omgang. Er zijn geen contra-indicaties die de stopzetting van omgang rechtvaardigen. De tijd verstrijkt zonder enige verbetering. De vader ziet zich daarom genoodzaakt lijfsdwang te vorderen. Lijfsdwang is een uiterst redmiddel waarvoor geldt dat het belang van de vader de toepassing hiervan rechtvaardigt. De moeder moet worden veroordeeld in de proceskosten omdat de vader nodeloos op kosten wordt gejaagd, aldus de vader.
2.3.
De moeder vordert in reconventie - kort samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de vader een dwangsom aan de moeder moet betalen voor iedere keer dat hij zich niet aan de zorgregeling houdt;
II. de vader in de proceskosten te veroordelen.
2.4.
De moeder legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 9 februari 2023 een zorgregeling bepaald. Omdat de moeder dit vonnis pas op 13 februari 2023 heeft ontvangen, was het eerste omgangsmoment van 12 februari 2023 al verstreken toen zij kennis nam van het vonnis. Op zaterdag 24 februari 2023 is de moeder met spoed in het ziekenhuis opgenomen vanwege nierfalen. Voor het omgangsmoment van 26 februari 2023 heeft de moeder daarom aan de vader gevraagd of hij [de minderjarige] bij [hotel] in [plaats] kon ophalen. De vader heeft daaraan gehoor gegeven. Omdat de vader geen contact wenst met opa (mz) heeft de moeder voorgesteld dat hij [de minderjarige] op 5 maart 2023 in de buurt van de woning van grootouders (mz) kwam ophalen. Het omgangsmoment van 5 maart 2023 is niet doorgegaan omdat de vader heeft geweigerd [de minderjarige] op te halen op de doorgegeven locatie. Hij toont geen begrip voor de medische situatie van de moeder. Evenmin toont hij begrip voor haar woonsituatie. Gelet op de weigerachtige houding van de vader ziet de moeder zich genoodzaakt om een dwangsom te vorderen voor iedere keer dat hij de zorgregeling niet nakomt, aldus de moeder.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vorderingen over en weer moeten worden afgewezen. Daarvoor is het volgende redengevend. De vader vordert nakoming van de bij vonnis van 9 februari 2023 door de voorzieningenrechter in kort geding vastgestelde zorgregeling. Beide ouders vorderen ieder voor zich om aan de zorgregeling een dwangsom te verbinden. Gelet op de ondertoezichtstelling, die de kinderrechter vandaag heeft uitgesproken, zal het opleggen van een dwangsom echter contraproductief werken omdat het juist de bedoeling van de ondertoezichtstelling is dat partijen gaan samenwerken. Voor de uitvoering van een ondertoezichtstelling acht de voorzieningenrechter de mogelijkheid van het verbeuren van een dwangsom ook storend, nu hiermee álle betrokkenen in de uitvoering van de ondertoezichtstelling worden belast en daarmee iedere flexibiliteit - die nodig is om tot een verbetering van de huidige situatie te komen - verdwijnt. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden zal het opleggen van een dwangsom niet leiden tot de gewenste prikkel.
2.7.
Het dwangmiddel van lijfsdwang komt slechts aan de orde als ultimum remedium. Van enige noodzaak om hiertoe over te gaan is niet gebleken, temeer omdat nu het instrument van de ondertoezichtstelling is ingezet.
2.8.
Gelet op de afspraken die partijen ter zitting over de omgang hebben gemaakt, waarbij zij voor de komende twee maanden hebben afgesproken dat omgang plaatsvindt op 16 en 23 april, en 7, 13 en 21 mei - waarbij de overdracht telkens om 09.00 en 17.00 uur plaatsvindt bij de [fastfood restaurant] in [plaats] - moet het er overigens voor worden gehouden dat iedere grondslag voor toewijzing de gevorderde dwangmiddelen ontbreekt. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat partijen zich aan de gemaakte afspraken zullen houden.
2.9.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel bij familiezaken om de proceskosten te compenseren.
2.10.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat partijen zich enkel en alleen moeten richten op het verbeteren van de onderlinge verstandhouding en het belang om een goede ouder voor de minderjarige te zijn. Gelet op het verhandelde ter zitting heeft de voorzieningenrechter goede hoop dat partijen in staat worden geacht de spreekwoordelijke strijdbijl te begraven en vooruit leren kijken. Dat geldt temeer nu beide partijen zichtbaar moe zijn gestreden, waar het procederen in rechte betreft. Zoals de Raad ter zitting terecht heeft opgemerkt, ligt de oplossing niet in de rechtszaal, maar bij de ouders zelf.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
3.1.
wijst de vorderingen over en weer af;
3.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De voorzieningenrechter sluit de zitting.
Waarvan proces-verbaal,