Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1],
allen wonende te [plaats 1]
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2],
1.Het procesverloop
2.De feiten
- van Amsterdam, Schiphol, via Singapore naar Indonesië op 11 juli 2020, met vluchtnummers SQ0323 en SQ0942 (hierna: de heenvlucht);
- van Indonesië, via Singapore naar Amsterdam, Schiphol op 7 augustus 2020, met vluchtnummers SQ943 en SQ0324 (hierna: de terugvlucht).
3.De vordering
- € 8.721,76, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 juli 2020 dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 981,42 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
Due to the coronavirus pandemic, you cancelled the aforementioned flights after which my clients submitted a request for a refund through D-reizen.(…)”. De passagiers betwisten dat in het onderhavige geval sprake is van een bevrijdende betaling aan D-Reizen en stellen dat zij geen opdracht hebben gegeven aan D-Reizen voor het terughalen van de ticketprijzen. Ter zitting hebben de passagiers wel kenbaar gemaakt dat er veelvuldig contact is geweest met D-Reizen om te vernemen wat de status is (de kantonrechter begrijpt: de status omtrent de restitutie van de ticketprijzen), waarbij de passagiers aan D-Reizen de vraag hebben gesteld of “het geld al is ontvangen of niet”. Uit het e-mailbericht van passagier sub 1 aan de vervoerder van 14 juli 2021, welke als productie 3 bij dagvaarding is overgelegd, volgt eveneens dat er veel “
contact heen en weer met D-reizen” is geweest, waarbij D-Reizen de passagiers meerdere malen te kennen heeft gegeven dat het “
geld nog niet terug was”. De kantonrechter begrijpt uit de feiten en omstandigheden van het onderhavige geval dat de passagiers verwachtten dat D-Reizen zorg zou dragen voor het traject rondom de restitutie van de ticketprijzen en dat de passagiers verwachtten dat D-Reizen voor betaling daarvan aan hen zou zorgdragen. Ook speelt mee dat de passagiers pas op 14 juli 2021, dus na het faillissement van D-Reizen, om rechtstreekse restitutie van de vervoerder hadden verzocht. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval is de kantonrechter van oordeel dat de passagiers aan D-Reizen expliciet de opdracht hebben gegeven om tot restitutie van de ticketprijzen over te gaan. De kantonrechter concludeert dan ook dat de vervoerder in het onderhavige geval bevrijdend heeft betaald aan D-Reizen. De vordering van de passagiers tot restitutie van de ticketprijzen op grond van artikel 5 lid 1 sub a jo. artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening zal om die reden worden afgewezen.