ECLI:NL:RBNHO:2023:4342

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
9965360 \ CV EXPL 22-3858
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van vliegticketkosten na annulering door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., een vordering ingesteld tegen Singapore Airlines Ltd. wegens de annulering van hun geboekte vluchten. De passagiers hadden tickets geboekt voor een reis van Amsterdam naar Indonesië via Singapore, maar deze vluchten werden geannuleerd vanwege de coronapandemie. De passagiers vorderden restitutie van de ticketprijzen, die zij via D-Reizen hadden betaald. D-Reizen had de ticketprijzen teruggevorderd van de vervoerder, maar het bedrag was niet aan de passagiers doorbetaald, omdat D-Reizen failliet was gegaan.

De vervoerder, Singapore Airlines, betwistte de vordering en stelde dat zij bevrijdend had betaald aan D-Reizen, de tussenpersoon die de tickets had verkocht. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers D-Reizen niet expliciet hadden gemachtigd om de restitutie van de ticketprijzen te regelen, en dat de vervoerder dus niet aansprakelijk was voor het niet terugbetalen van de ticketprijzen aan de passagiers. De kantonrechter concludeerde dat de passagiers de verantwoordelijkheid voor de restitutie bij D-Reizen hadden gelegd en dat de vervoerder aan zijn verplichtingen had voldaan door het bedrag aan D-Reizen te betalen.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de rol van tussenpersonen in het restitutieproces en de verantwoordelijkheden van zowel de passagiers als de vervoerder in geval van annulering van vluchten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9965360 \ CV EXPL 22-3858
Uitspraakdatum: 5 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
allen wonende te [plaats 1]
5. [eiser 5]wonende te [plaats 2]
6. [eiser 6]pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2],
allen wonende te [plaats 1]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. B.D. van Tuil (D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Singapore Airlines Ltd.
gevestigd te Singapore
mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J. Croon (Croon Aviation Lawyers)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 juni 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De passagiers hebben voor de eerste roldatum ook een akte overlegging productie overgelegd. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Op 9 maart 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben bij D-Reizen tickets geboekt voor de volgende vluchten:
  • van Amsterdam, Schiphol, via Singapore naar Indonesië op 11 juli 2020, met vluchtnummers SQ0323 en SQ0942 (hierna: de heenvlucht);
  • van Indonesië, via Singapore naar Amsterdam, Schiphol op 7 augustus 2020, met vluchtnummers SQ943 en SQ0324 (hierna: de terugvlucht).
2.2.
Zowel de heenvlucht als de terugvlucht (hierna gezamenlijk: de vluchten) zouden worden uitgevoerd door de vervoerder.
2.3.
De passagiers hebben voor de vluchten inclusief ruimbagage en luchthavenbelasting een bedrag ad € 8.721,76 voldaan aan D-Reizen. D-Reizen heeft de tickets via Airtrade Holland B.V. (hierna: Airtrade) bij de vervoerder geboekt.
2.4.
De vluchten zijn geannuleerd vanwege de uitbraak van de Coronapandemie.
2.5.
D-Reizen heeft namens de passagiers verzocht om restitutie van de ticketprijzen.
2.6.
De vervoerder heeft – met tussenkomst van Airtrade – op 6 november 2020 de ticketprijzen aan D-Reizen gerestitueerd. D-Reizen heeft het bedrag niet overgemaakt aan de passagiers.
2.7.
D-Reizen is op 6 april 2021 failliet verklaard.
2.8.
D.A.S. heeft namens de passagiers op 11 januari 2022 restitutie van de ticketprijzen van de vervoerder gevorderd in verband met de annulering. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.9.
Passagier sub 6 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
  • € 8.721,76, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 juli 2020 dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
  • € 981,42 aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europese Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is tot restitutie van de ticketprijzen conform artikel 5 lid 1 sub a jo. artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. De vervoerder heeft bevrijdend betaald door de kosten van de tickets te restitueren aan de daartoe bevoegde vertegenwoordiger, namelijk D-Reizen. De passagiers hebben er zelf voor gekozen om zich te laten vertegenwoordigen door D-Reizen. D-Reizen heeft vervolgens in opdracht van de passagiers om restitutie gevraagd bij de vervoerder. Dat D-Reizen vervolgens failliet is gegaan komt niet voor rekening en risico van de vervoerder. Artikel 8 lid 1 van de Verordening biedt geen ruimte voor een uitleg waardoor het risico van insolventie van een door de passagiers gekozen (en in diens opdracht handelende) tussenpersoon, bij de vervoerder komt te liggen en waardoor de vervoerder aldus een dubbele uitvoering van de restitutie dient te doen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vluchten zijn geannuleerd, zodat de passagiers op grond van artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening recht hebben op volledige terugbetaling van de ticketprijzen. De vervoerder is in beginsel gehouden deze restitutie binnen 7 dagen na de annulering te voldoen.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat hij reeds aan zijn verplichtingen op grond van de Verordening heeft voldaan. De vervoerder heeft via de originele betaalmethode (dus via Airtrade) de ticketprijzen terugbetaald aan D-Reizen. De vervoerder betoogt daarmee bevrijdend te hebben betaald. De kantonrechter begrijpt dat het een gebruikelijke gang van zaken is in de reiswereld om restitutie van ticketprijzen te laten plaatsvinden via het betreffende distributiekanaal waar de passagiers hun tickets hebben aangeschaft, die, zonder het faillissement van D-Reizen, uiteindelijk ook het geld bij de passagiers zou hebben gebracht. Mede gelet op het door de passagiers aangehaalde vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 mei 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:4790) ontslaat dit de vervoerder echter niet van zijn verplichting om de ticketprijzen aan de passagiers te vergoeden indien die passagiers bij annulering van een vlucht op grond van artikel 5 lid 1 onder a jo. artikel 8 lid 1 onder a van de Verordening hun geld terugwensen. Vast staat dat de passagiers D-Reizen hebben ingeschakeld als vertegenwoordiger om de vluchten voor hen te boeken. Daar kan echter niet zonder meer, zoals de passagiers stellen, uit worden afgeleid dat de passagiers D-Reizen óók hebben gemachtigd om op te treden als vertegenwoordiger om bij annulering van de vluchten de ticketprijzen voor hen gerestitueerd te krijgen. Daarvoor zullen aanvullende feiten en omstandigheden vast moeten komen te staan.
5.4.
De vervoerder voert in dat verband aan dat hij reeds bevrijdend heeft betaald aan D-Reizen, nu de passagiers D-Reizen expliciet hebben gemachtigd om voor de restitutie van de ticketprijzen zorg te dragen. De vervoerder verwijst ter onderbouwing van zijn verweer onder meer naar de brief van D.A.S. aan de vervoerder van 11 januari 2022, waaruit volgt dat “
Due to the coronavirus pandemic, you cancelled the aforementioned flights after which my clients submitted a request for a refund through D-reizen.(…)”. De passagiers betwisten dat in het onderhavige geval sprake is van een bevrijdende betaling aan D-Reizen en stellen dat zij geen opdracht hebben gegeven aan D-Reizen voor het terughalen van de ticketprijzen. Ter zitting hebben de passagiers wel kenbaar gemaakt dat er veelvuldig contact is geweest met D-Reizen om te vernemen wat de status is (de kantonrechter begrijpt: de status omtrent de restitutie van de ticketprijzen), waarbij de passagiers aan D-Reizen de vraag hebben gesteld of “het geld al is ontvangen of niet”. Uit het e-mailbericht van passagier sub 1 aan de vervoerder van 14 juli 2021, welke als productie 3 bij dagvaarding is overgelegd, volgt eveneens dat er veel “
contact heen en weer met D-reizen” is geweest, waarbij D-Reizen de passagiers meerdere malen te kennen heeft gegeven dat het “
geld nog niet terug was”. De kantonrechter begrijpt uit de feiten en omstandigheden van het onderhavige geval dat de passagiers verwachtten dat D-Reizen zorg zou dragen voor het traject rondom de restitutie van de ticketprijzen en dat de passagiers verwachtten dat D-Reizen voor betaling daarvan aan hen zou zorgdragen. Ook speelt mee dat de passagiers pas op 14 juli 2021, dus na het faillissement van D-Reizen, om rechtstreekse restitutie van de vervoerder hadden verzocht. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval is de kantonrechter van oordeel dat de passagiers aan D-Reizen expliciet de opdracht hebben gegeven om tot restitutie van de ticketprijzen over te gaan. De kantonrechter concludeert dan ook dat de vervoerder in het onderhavige geval bevrijdend heeft betaald aan D-Reizen. De vordering van de passagiers tot restitutie van de ticketprijzen op grond van artikel 5 lid 1 sub a jo. artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening zal om die reden worden afgewezen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.
5.6.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 660,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 132,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter