ECLI:NL:RBNHO:2023:4344

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
9987586 \ CV EXPL 22-4130
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van vliegticketkosten na annulering door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O. (Turkish Airlines) wegens de annulering van hun geboekte vluchten van Amsterdam naar Istanbul en terug. De passagiers hadden hun tickets geboekt via D-Reizen, die inmiddels failliet is verklaard. De vervoerder heeft het betaalde bedrag van € 2.128,35 terugbetaald aan D-Reizen, maar niet aan de passagiers zelf. De passagiers vorderen nu terugbetaling van de ticketprijs op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van vluchten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers in hun vordering kunnen worden ontvangen, ondanks dat twee van de passagiers minderjarig zijn. De rechter heeft overwogen dat de vervoerder niet kan ontsnappen aan zijn verplichtingen onder de Verordening, ook al is er geen directe contractuele relatie tussen de passagiers en de vervoerder. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers recht hebben op terugbetaling van de helft van het betaalde bedrag, zijnde € 1.064,18, en heeft de wettelijke rente toegewezen vanaf 20 september 2021. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd van gemaakte kosten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9987586 \ CV EXPL 22-4130
Uitspraakdatum: 26 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]

3. [eiser 3]

allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.h.o.d.n.
Turkish Airlines
statutair gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 27 juni 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben vervolgens nog een akte overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben bij D-reizen tickets geboekt voor de volgende vluchten;
  • van Amsterdam-Schiphol naar Istanbul (Turkije) op 1 augustus 2020 (hierna: de heenvlucht), en;
  • van Istanbul naar Amsterdam-Schiphol Airport op 23 augustus 2020 (hierna: de terugvlucht).
2.2.
De vervoerder zou de vluchten uitvoeren.
2.3.
De vluchten zijn geannuleerd.
2.4.
De passagiers hebben voor de vluchten een bedrag van € 2.128,35 betaald aan D-Reizen.
2.5.
D-Reizen heeft de tickets via Airtrade Holland B.V. (hierna: Airtrade) bij de vervoerder geboekt.
2.6.
De vervoerder heeft het betaalde bedrag terugbetaald aan Airtrade. Het bedrag is niet terugbetaald aan de passagiers.
2.7.
D-Reizen is failliet verklaard.
2.8.
De passagiers hebben bij brief van 6 september 2021 restitutie van de vliegtickets van de vervoerder gevorderd.
2.9.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.128,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2020, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 386,30 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente; - de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten op grond van artikel 5 lid 1 sub a jo artikel 8 lid 1 sub a gehouden tot terugbetaling van de door de passagiers betaalde ticketprijs.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter dient ambtshalve te onderzoeken of de passagiers in hun vordering kunnen worden ontvangen. Vast staat dat passagiers [minderjarige 2] en [minderjarige 1] op datum dagvaarding niet bekwaam waren om zelfstandig in rechte op te treden, nu uit de stukken blijkt dat zij minderjarig zijn. Passagiers sub 1 en 2 hebben blijkens de dagvaarding de vordering aanvankelijk namens zichzelf ingediend en niet (ook) in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van passagiers [minderjarige 2] en [minderjarige 1]. De passagiers hebben nog bij akte een beschikking van de kantonrechter te Den Haag overgelegd, waarbij aan passagiers sub 1 en sub 2 een machtiging als bedoeld in artikel 1:349 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 1:253k BW is verstrekt. De kantonrechter is in de gegeven omstandigheden van oordeel dat het feit dat de vordering aanvankelijk niet door passagiers sub 1 en sub 2 in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van passagiers [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is ingesteld, niet tot niet-ontvankelijkheid leidt. De dagvaarding zal daarom als verbeterd worden gelezen, in die zin dat het is ingediend door passagier sub 1 pro se, passagier sub 2 pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van passagiers [minderjarige 2] en [minderjarige 1], hetgeen al in de kop van dit vonnis is verwerkt.
De vordering
4.3.
Ter beoordeling staat de vraag of de passagiers terugbetaling van de door hen aan D-Reizen betaalde ticketprijs van de vervoerder kunnen vorderen, ondanks dat de vervoerder dit bedrag al heeft gerestitueerd aan Airtrade dan wel D-Reizen. De kantonrechter overweegt als volgt.
De toepasselijkheid van de Verordening
4.4.
Artikel 3 van de Verordening bepaalt de werkingssfeer van de Verordening. In artikel 3 lid 1 sub b staat dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals bij de terugvlucht in deze zaak vanaf Istanbul, naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam-Schiphol. Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b echter wel dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De vervoerder is echter geen communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De vervoerder is immers gevestigd in Turkije en dus niet in een lidstaat. De conclusie is dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvlucht. De vordering van de passagiers is daarom in ieder geval voor de helft niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat voor de terugvlucht een ander bedrag is betaald dan de helft van de gevorderde hoofdsom. Ten aanzien van de heenvlucht wordt het volgende overwogen.
De onderlinge contractuele verhoudingen tussen de vervoerder, D-Reizen en de passagiers
4.5.
Vast staat dat er een overeenkomst is gesloten tussen D-Reizen en passagier sub 1. De vervoerder betoogt dat de passagiers zich rechtstreeks hebben gewend tot D-reizen voor een (online) boeking met betrekking tot losse vliegtickets voor de vluchten. Het bedrag van de vliegtickets is betaald aan D-reizen. Op de boekingsbevestiging staat vermeld dat Airtrade de dienstverlener is. D-reizen handelde dan ook, volgens de vervoerder, niet namens de vervoerder maar namens Airtrade. De vervoerder heeft geen enkele relatie met D-reizen. Er is sprake van bemiddeling door D-reizen tussen de passagier en Airtrade. De passagiers hebben er zelf voor gekozen om voor de terugbetaling ook te worden bemiddeld door de tussenpersoon. De passagiers hebben zich immers in eerste instantie niet gemeld bij de vervoerder. De vervoerder heeft de vliegtickets terugbetaald aan degene met wie de vervoerder een bemiddelingsovereenkomst heeft, te weten Airtrade. Voor de verdere afhandeling van de terugbetaling dient Airtrade zorg te dragen. De Verordening bepaalt niet dat aan de passagier in persoon betaald dient te worden. Het zijn de passagiers geweest die betaald wilden worden via hun bemiddelaar. De vervoerder heeft dan ook om deze reden bevrijdend kunnen betalen aan Airtrade, aldus de vervoerder.
4.6.
De passagiers betwisten niet dat zij bij D-reizen vliegtickets hebben geboekt. Zij betwisten echter wel dat zij D-reizen uitdrukkelijk de opdracht hebben gegeven om voor hen terugbetaling van de vliegtickets te regelen. In dit kader verwijzen de passagiers naar een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 augustus 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:5012) waaruit volgens de passagiers volgt dat een opdracht tot het boeken van een vliegticket niet impliceert dat een opdracht is gegeven om passagiers te vertegenwoordigen bij restitutie van de vliegtickets. Voorts stellen de passagiers dat zij niet bekend zijn met de contractuele verhoudingen tussen de luchtvaartmaatschappij, haar agent en D-reizen.
4.7.
De passagiers hebben niet betwist dat er geen sprake is van een contractuele relatie tussen de passagiers en de vervoerder. Het voorgaande leidt er echter niet toe dat de vervoerder niet gehouden is tot terugbetaling van de ticketprijs aan de passagiers. De kantonrechter overweegt hiertoe als volgt.
4.8.
Ingevolge artikel 3 lid 5 van de Verordening wordt de luchtvaartmaatschappij die geen overeenkomst heeft met de passagier geacht de activiteiten die zij uitvoert en die onder de Verordening vallen te doen namens de persoon die wel een overeenkomst heeft met de passagier. Bovendien is in overweging 7 van de Verordening - kort gezegd - opgenomen dat de verplichtingen uit de Verordening rusten op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Overweging 13 bepaalt vervolgens dat passagiers van wie de vlucht geannuleerd wordt, hun tickets terugbetaald moeten kunnen krijgen. Volgens artikel 8, lid 1, onder a) van de Verordening, gelezen in samenhang met artikel 5, lid 1, onder a), van de Verordening, dient de luchtvaartmaatschappij in geval van annulering van een vlucht de betrokken passagiers bijstand te bieden die daarin bestaat dat hun de terugbetaling van hun ticket tegen de prijs waarvoor het gekocht was, wordt aangeboden, dan wel een andere vlucht onder vergelijkbare vervoersvoorwaarden naar hun eindbestemming bij de eerste gelegenheid. Dit alles tezamen genomen en in onderling verband bezien, kan slechts tot de conclusie leiden dat niet van belang is of er (rechtstreeks) een contract is gesloten met de luchtvaartmaatschappij of dat de vlucht met tussenkomst van een of meerdere tussenpersonen is geboekt. De luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert (althans voornemens is uit te voeren) blijft er in beginsel voor verantwoordelijk dat bij annulering van de vlucht de keuze tussen omboeking en terugbetaling aan de passagier wordt gelaten en, indien de passagier kiest voor terugbetaling, dat de ticketprijs rechtstreeks aan de passagier wordt terugbetaald.
4.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan verder uit de omstandigheid dat de passagiers D-Reizen hebben ingeschakeld als vertegenwoordiger om vluchten voor hen te boeken, niet zonder meer, zoals de vervoerder aanvoert, worden afgeleid dat de passagiers D-Reizen óók hebben gemachtigd om op te treden als vertegenwoordiger om bij annulering van de vluchten de ticketkosten voor hen gerestitueerd te krijgen. Daarvoor zullen aanvullende feiten en omstandigheden vast moeten komen staan, die daarop wijzen. Tegenover de betwisting van de passagiers dat zij toestemming hebben gegeven om aan D-Reizen te betalen, dan wel dat zij D-Reizen opdracht hebben gegeven om hen te vertegenwoordigen bij het verkrijgen van de restitutie heeft de vervoerder onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de passagiers in het onderhavige geval uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven aan D-Reizen om de restitutie op grond van de Verordening voor de passagiers in ontvangst te nemen.
Wat is de ticketprijs die moet worden gerestitueerd?
4.10.
Al het voorgaande - en met name ook overweging 4.4. - leidt tot de conclusie dat een bedrag van € 1.064,18 (€ 2.128,35 :2) toewijsbaar is. De wettelijke rente over het toewijsbare bedrag zal worden toegewezen vanaf 20 september 2021, zijnde de dag nadat de termijn van 14 dagen in de sommatiebrief van de gemachtigde van de passagiers van 6 september 2021 is verstreken.
De kosten
5.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Zij hebben echter niet aangetoond dat er meer dan één standaardbrief aan de vervoerder is verzonden. Daarnaast hebben de passagiers naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd gesteld dat de gemaakte kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. De passagiers hebben derhalve onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 6:96 BW. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen.
4.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan bij deze uitkomst geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.064,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 september 2021 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter