ECLI:NL:RBNHO:2023:4345

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
9437759 \ CV EXPL 21-6236
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagier wegens vertraging van vlucht en verweer op basis van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Telkamp van EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Napoca Airport, Cluj (Roemenië) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 5 juli 2019. De vlucht had aanzienlijke vertraging opgelopen, waardoor de passagier meer dan drie uur later op de eindbestemming aankwam. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder, Deutsche Lufthansa, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een besluit van het luchtverkeersbeheer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging deels het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waardoor de compensatieplicht niet van toepassing was.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagier werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in de zaak. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. S.N. Schipper op 3 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9437759 \ CV EXPL 21-6236
Uitspraakdatum: 3 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 22 juni 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Napoca Airport, Cluj (Roemenië) via München Franz Josef Strauss Airport, München (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 5 juli 2019.
2.2.
De vlucht van Cluj naar München met vluchtnummer LH 1671, hierna: de vlucht, heeft vertraging opgelopen. De passagier is omgeboekt naar vluchten op 6 juli 2019. De passagier is uiteindelijk met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2019, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg was van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De vertraging werd veroorzaakt door een besluit van het luchtverkeersbeheer. Luchtverkeersbeheer heeft, slotrestricties met en zonder ATFM, aan de vlucht en de daaraan voorafgaande vluchten opgelegd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Hij voert - onder verwijzing naar de vluchtrapporten - aan dat de vlucht en de twee daaraan voorafgaande vluchten met vertraging zijn uitgevoerd vanwege slotrestricties. Zie hieronder een schematisch overzicht
Vlucht
Van en naar
Geplande vertrek- en aankomsttijd
Werkelijke vertrek- en aankomsttijd
Vertragingcodes vluchtrapport
EN 8291
Pisa - München
13:00 uur
14:15 uur
13:21 uur
14:37 uur
93 – 9 minuten
34 – 6 minuten
89 – 6 minuten
LH 1670
München – Cluj-Napoca
14:45 uur
17:25 uur
16:13 uur
18:49 uur
93 – 22 minuten
83 – 1 uur en 6 minuten
LH 1671
Cluj-Napoca - München
18:05 uur
18:50 uur
19:25 uur
20:31 uur
93 – 1 uur en 20 minuten
5.4.
De kantonrechter begrijp dat de vervoerder ten aanzien van vlucht EN 8291 geen beroep op buitengewone omstandigheden doet voor zover de vertraging is ontstaan als gevolg van vertragingscodes 93 en 34. Ten aanzien van vertragingscode 89 voert de vervoerder aan dat dit staat voor ‘
ATC pre-departure delay’. Het betreft volgens de vervoerder de extra tijd die een toestel door de luchtverkeersleiding bij de gate wordt gehouden om efficiency redenen (o.a. het vermijden van wachtrijen bij de vertrekbaan). De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder door het vluchtrapport te overleggen voldoende heeft onderbouwd dat code 89 voor zes minuten vertraging heeft gezorgd. Deze omstandigheid vormt een buitengewone omstandigheid, omdat de vervoerder hier geen invloed op heeft kunnen uitoefenen. Dit betekent echter ook dat slechts zes minuten vertraging (onder vertragingscode 93) kan doorwerken naar vlucht LH 1670. Het betoog van de vervoerder dat moet worden uitgegaan van zeven minuten slaagt niet, omdat dit niet uit het vluchtrapport volgt.
5.5.
De passagier stelt dat de vertraging van vlucht LH 1670 onder code 83 is ontstaan, doordat vlucht EN 8291 met vertraging is uitgevoerd (grotendeels vanwege niet buitengewone omstandigheden) en de vervoerder vervolgens de EOBT heeft aangepast, waarna het toestel achteraan de rij moest aansluiten voor een nieuwe CTOT. Daarbij vult de passagier aan dat de vervoerder slechts een selectief deel van de slotberichten heeft overgelegd. De vervoerder heeft dit gemotiveerd betwist en voert aan dat al voordat de vervoerder zijn EOBT heeft gewijzigd een nieuwe CTOT was opgelegd door de luchtverkeersleiding. De vervoerder heeft ervoor gekozen om alleen de relevante slotberichten te overleggen. Dat de vlucht uiteindelijk met een latere CTOT is vertrokken blijkt immers uit het vluchtrapport, aldus de vervoerder.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de luchtverkeersleiding nog voordat de vervoerder (vanwege de vertraagde uitvoering van vlucht EN 8291) de EOBT tijd heeft aangepast een nieuwe CTOT heeft opgelegd van 13:20 uur UTC. Vervolgens is dit op een later moment nog gewijzigd naar 13:26 uur UTC. Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en het toekennen van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De vertrekvertraging van vlucht LH1670 zoals opgenomen in het vluchtrapport onder code 83 wordt dan ook aangemerkt als vertraging als gevolg van buitengewone omstandigheden. De doorwerking van de omstandigheden die zich op vlucht LH1670 hebben voorgedaan, hebben ten aanzien van vlucht LH 1671 tot een vertrekvertraging van één uur en 20 minuten geleid. De aankomstvertraging bedroeg 1 uur en 41 minuten. Hiervan zijn één uur en 12 minuten aan te merken als vertraging ontstaan vanwege buitengewone omstandigheden. Het verweer van de vervoerder ten aanzien van het verschil tussen de vertrekvertraging en aankomstvertraging is tardief zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
5.7.
Nu de vertraging van de onderhavige vlucht deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagier zijn aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. Dit is, ook mede gelet op de buffer van 35 minuten, wel het geval. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.8.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De passagier stelt dat de vervoerder onvoldoende rekening heeft gehouden met reservetijd tussen vlucht EN 8219 en vlucht LH 1670. Dit had echter geen verschil gemaakt aangezien de vervoerder gemotiveerd heeft onderbouwd dat al een later slot was opgelegd waardoor de vertraging van vlucht LH 1670 is opgelopen. De vervoerder voert aan de passagier preventief te hebben omgeboekt naar de eerst mogelijke vlucht met plaats. Dit is niet door de passagier betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagier heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 160,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter