Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1],
wonende te [plaats]
1.Het procesverloop
2.De feiten
- van Amsterdam, Schiphol naar Singapore op 14 mei 2020, met vluchtnummer SQ0323 (hierna: de heenvlucht);
- van Singapore naar Amsterdam, Schiphol op 28 mei 2020, met vluchtnummer SQ0324 (hierna: de terugvlucht).
3.De vordering
- € 1.466,22, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2020 dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 266,12 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente en de nakosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
This booking was cancelled and my client submitted a request for a refund via D-reizen”. De passagiers betwisten dat in het onderhavige geval sprake is van een bevrijdende betaling aan D-Reizen en stellen dat zij geen opdracht hebben gegeven aan D-Reizen voor het terughalen van de ticketprijzen. De passagiers hebben wel bericht ontvangen van D-Reizen dat een dergelijk traject zou zijn opgestart. In tegenstelling tot hetgeen de passagiers bij conclusie van repliek hebben gesteld, heeft passagier sub 1, namens de passagiers, ter zitting verklaard dat hij zowel tijdens het boeken van de vluchten als bij het annuleren van de vluchten uitsluitend contact heeft gehad met D-Reizen. Op de vraag van de kantonrechter of er impliciet of expliciet aan D-Reizen is verzocht om de restitutie van de ticketprijzen terug te halen heeft passagier sub 1 verklaard dat D-Reizen de partij was waar contact mee is geweest. Passagier sub 1 heeft verklaard de andere partijen – naar de kantonrechter begrijpt Airtrade en Singapore Airlines – niet te kennen, althans daar geen contact mee te hebben gehad ten aanzien van de restitutie van de ticketprijzen. Passagier sub 1 heeft bij het boeken van de vluchten namens de passagiers betaald aan D-Reizen en heeft, nadat de vluchten zijn geannuleerd bij D-Reizen kenbaar gemaakt restitutie van de ticketprijzen te verlangen. De kantonrechter begrijpt hieruit dat de passagiers verwachtten dat D-Reizen zorg zou dragen voor het traject rondom de restitutie van de ticketprijzen en dat de passagiers verwachtten dat D-Reizen voor betaling daarvan aan hen zou zorgdragen. Ook speelt mee dat de passagiers pas op 21 juli 2021, dus na het faillissement van D-Reizen, om rechtstreekse restitutie van de vervoerder hadden verzocht. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, in samenhang gezien met hetgeen passagier sub 1 tijdens de zitting heeft verklaard, is de kantonrechter van oordeel dat de passagiers aan D-Reizen expliciet de opdracht hebben gegeven om tot restitutie van de ticketprijzen over te gaan. De kantonrechter concludeert dan ook dat de vervoerder in het onderhavige geval bevrijdend heeft betaald aan D-Reizen. De vordering van de passagiers tot restitutie van de ticketprijzen op grond van artikel 5 lid 1 sub a jo. artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening zal om die reden worden afgewezen.