ECLI:NL:RBNHO:2023:4612

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
10138876 CV EXPL 22-6005
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in civiele procedure

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hazo "Vleescentrum" B.V., handelende onder de naam Het Vleescentrum B.V. (hierna: het Vleescentrum), en de gedaagde, die handelt onder de naam Restaurant Scampi en voorheen onder de naam La Vida es Bellas. De vordering van het Vleescentrum betreft betaling van onbetaalde facturen voor geleverde goederen aan het restaurant van de gedaagde. De gedaagde heeft de vordering betwist, onder andere door te stellen dat de factuur uit 2018 niet door hem, maar door een voormalige zakenpartner betaald zou moeten worden. Daarnaast heeft hij bezwaar gemaakt tegen de prijzen van de facturen uit 2022, die volgens hem onredelijk hoog zijn.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gedaagde als eigenaar van het restaurant verantwoordelijk is voor de betaling van de factuur uit 2018, aangezien de goederen zijn besteld en geleverd aan zijn restaurant. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat de prijzen van de facturen uit 2022 onredelijk zijn, en dat hij deze facturen ook moet betalen. De kantonrechter heeft de vordering van het Vleescentrum in zijn geheel toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de gedaagde als eigenaar van het restaurant en de noodzaak om facturen tijdig te betalen, evenals de mogelijkheid voor de eiser om buitengerechtelijke kosten te vorderen wanneer betaling uitblijft. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde direct moet voldoen aan de betalingsverplichtingen zoals vastgesteld in het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10138876 CV EXPL 22-6005
Uitspraakdatum: 17 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hazo “Vleescentrum” B.V.
handelende onder de naam Het Vleescentrum B.V.
gevestigd en kantoor houdende te Soest
eiseres
verder te noemen: het Vleescentrum
gemachtigde: Van Twuijver Incasso B.V.
tegen
[gedaagde]
handelende onder de naam Restaurant Scampi
voorheen handelende onder de naam La Vida es Bellas
wonende, althans woonplaats gekozen hebbende te [plaats], gemeente [gemeente]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het Vleescentrum heeft bij dagvaarding van 6 oktober 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord onder overlegging van stukken.
1.2.
Het Vleescentrum heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven. Hierbij heeft hij opnieuw aanvullende producties overgelegd. Het Vleescentrum heeft bij akte nog op die producties gereageerd.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De vordering en het verweer

2.1.
Het Vleescentrum vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een hoofdsom van € 1.938,02, een bedrag van € 290,70 aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, alles te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2.
Het Vleescentrum legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] zijn verplichtingen uit de overeenkomst met het Vleescentrum niet nakomt, omdat hij facturen voor bestelde en aan zijn restaurant geleverde goederen onbetaald heeft gelaten.
2.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat het Vleescentrum voor betaling van de factuur uit 2018 niet bij hem moet zijn maar bij [betrokkene] en verwijst daarbij naar een proces-verbaal van een schikking tussen hem en [betrokkene] getroffen ter zitting van de kantonrechter op 26 augustus 2021. Van de facturen uit 2022 betwist hij niet dat zaken zijn besteld door en dat deze zijn geleverd aan zijn restaurant maar hij voert aan dat de prijzen onredelijk zijn omdat deze in een paar jaar zo’n 60% zijn gestegen.

3.De beoordeling

3.1.
Van de factuur uit 2018 staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat de goederen op deze factuur zijn besteld door het restaurant en door het Vleescentrum daar zijn afgeleverd. [gedaagde] is als eigenaar van dat restaurant gehouden deze factuur aan het Vleescentrum te betalen. Uit het door [gedaagde] overgelegde proces-verbaal van een schikking tussen hem en zijn voormalige zakenpartner [betrokkene] kan niet worden afgeleid dat deze factuur door [betrokkene] zou worden betaald. Als [gedaagde] vindt dat dit wel onderdeel was van de afspraak met [betrokkene], moet hij zelf het door hem betaalde bedrag voor deze factuur bij [betrokkene] terugvorderen.
3.2.
Van de facturen uit 2022 betwist [gedaagde] niet dat hij deze bestellingen heeft gedaan en dat de goederen ook zijn geleverd, maar hij maakt alleen bezwaar tegen de gerekende prijzen omdat die volgens hem te hoog zijn. Door het Vleescentrum is uitgelegd hoe de prijsopbouw is geweest en zij heeft er op gewezen dat de prijzen aan [gedaagde] bekend waren of konden zijn op het moment dat de bestellingen werden geplaatst. Dit is door [gedaagde] niet voldoende weersproken. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] ook deze facturen moet betalen.
3.3.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de factuurbedragen kan worden toegewezen.
3.4.
De buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente over die kosten kunnen ook worden toegewezen. Deze kosten zijn in redelijkheid gemaakt omdat het Vleescentrum ondanks sommaties geen betaling ontving van [gedaagde].
3.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van het Vleescentrum zal toewijzen.
3.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde wettelijke rente over deze kosten wordt toegewezen zoals hierna onder ‘de beslissing’ wordt vermeld.
3.7.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan het Vleescentrum van € 1.938,02, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de verschillende factuurbedragen telkens vanaf de vervaldatum van de respectievelijke facturen tot aan de dag van de gehele betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan het Vleescentrum van € 290,70 voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 oktober 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van het Vleescentrum tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 110,39
griffierecht € 365,00
salaris gemachtigde € 398,00
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter