ECLI:NL:RBNHO:2023:467

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
9534758 \ CV EXPL 21-7593
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vertraging vond plaats op 20 december 2019, toen passagiers hun aansluitende vlucht naar Las Vegas misten door een vertraagde uitvoering van vlucht BA435 van Amsterdam naar London Heathrow.

De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op en rond de luchthaven van Heathrow. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De kantonrechter stelde vast dat de vervoerder niet voldoende had onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp toegewezen en British Airways veroordeeld tot betaling van € 3.000,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de vervoerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 11 januari 2023 in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9534758 \ CV EXPL 21-7593
Uitspraakdatum: 11 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk) en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.J.O. Zandt (Codex Mulder Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 4 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[De passagiers] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via London Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar McCarran International Airport, Las Vegas (Verenigde Staten) op 20 december 2019.
2.2.
Vlucht BA435 van Amsterdam-Schiphol Airport naar London Heathrow Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Las Vegas hebben gemist.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vordering overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 3.000,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland zijn aangekomen op de eindbestemming Las Vegas, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd vanwege de (verwachte) weersomstandigheden op en rond de luchthaven van Heathrow. Op 20 december 219 was sprake van mist rondom London Heathrow, waardoor de luchtverkeersleiding beperkingen heeft ingesteld, hetgeen blijkt uit het Traffic Manager’s Log. Naast de beperking van de arriverende vluchten werden ook de slottijden gewijzigd. Dat de slottijden zijn gewijzigd blijkt uit het CFMU-rapport, aldus de vervoerder. Vanwege de gewijzigde slottijden hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist.
4.5.
AirHelp betwist dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden en stelt dat de vervoerder de buitengewone omstandigheid onvoldoende heeft onderbouwd. Zo heeft de vervoerder nagelaten om aan te geven wat de (exacte) vertragingsoorzaak is geweest en wat de precieze duur van de vertraging is geweest. Ook stelt AirHelp dat de voorafgaande vlucht (vlucht BA434) eveneens met vertraging is uitgevoerd. Dit heeft de vervoerder niet verder toegelicht, aldus AirHelp.
4.6.
De vervoerder heeft de stellingen van AirHelp onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat hij geen geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden. Bij conclusie van dupliek herhaalt de vervoerder dat de vlucht vanwege de gewijzigde slottijden vertraagd is uitgevoerd, hetgeen volgt uit de overgelegde CFMU-rapport, maar hij gaat onvoldoende in op de stellingen van AirHelp. Volgens de vervoerder heeft de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht (vlucht BA434) geen invloed gehad op de onderhavige vlucht, maar de vervoerder heeft dit niet onderbouwd. De volgende passage in de conclusie van dupliek volstaat niet: “
BA434 was then delayed for a further 10 minutes due to baggage issues which we are unable to defend. BA434 departed 19 minutes later than planned and arrived at 12:39 GMT, 19 minutes”. Onduidelijk is namelijk van wie dit bericht afkomstig is en of dit inderdaad betrekking had op vlucht BA434 van 20 december 2019. Voorts heeft de vervoerder onvoldoende toegelicht van wie het CFMU-rapport – waarin de gewijzigde slottijden staan opgesomd – afkomstig is. Een bronvermelding ontbreekt. Ook kan uit voornoemd rapport niet worden opgemaakt wat de vertragingsduur is geweest van de gewijzigde slottijden. Bovendien heeft de vervoerder geen vluchtrapport van de vlucht overgelegd. Doordat de vervoerder geen vluchtrapport van de vlucht heeft overgelegd valt niet na te gaan of de vertraging van deze vlucht enkel is veroorzaakt door de gewijzigde slottijden, of dat er wellicht (mede) een andere oorzaak aan de vertraging ten grondslag ligt. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om dit eerder te onderbouwen, nu hij een beroep doet op buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft nog een bewijsaanbod gedaan. Dit bewijsaanbod is echter niet concreet genoeg, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
4.7.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 december 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 507,00;
salaris gemachtigde € 436‬,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter