In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos van Aviclaim, een vordering ingesteld tegen de vervoerder PT Garuda Indonesia (Persero) Tbk, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, wegens de annulering van hun vlucht en de daaropvolgende weigering van de vervoerder om restitutie van de vliegtickets te verlenen. De passagiers hebben op 18 juli 2022 een dagvaarding ingediend, waarop de vervoerder schriftelijk heeft geantwoord. De passagiers hebben hierop gereageerd, waarna de vervoerder opnieuw schriftelijk heeft gereageerd.
De passagiers vorderen een bedrag van € 3.477,45, vermeerderd met wettelijke rente, en € 472,74 aan buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten. De basis voor hun vordering is de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie en bijstand aan luchtreizigers regelt bij annulering van vluchten. De passagiers stellen dat de vervoerder verplicht is om de ticketprijs terug te betalen, omdat de vlucht geannuleerd is.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechter heeft de stelling van de passagiers dat de vlucht is geannuleerd als onvoldoende weersproken aangenomen, maar heeft ook opgemerkt dat het aan de passagiers is om te onderbouwen dat de annulering door de vervoerder heeft plaatsgevonden. De vervoerder heeft betwist dat de annulering door hen is gedaan en heeft gesuggereerd dat de passagiers zelf de annulering hebben veroorzaakt.
De kantonrechter heeft de passagiers in de gelegenheid gesteld om hun stelling te onderbouwen en heeft verdere beslissingen aangehouden. De uitspraak is gedaan op 10 mei 2023 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, tijdens een openbare zitting.