ECLI:NL:RBNHO:2023:4819

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
C/15/318299 / HA ZA 21-387
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg testament en aansprakelijkheid bij onrechtmatig beslag in erfrechtelijke geschil

In deze bodemzaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Holland op 3 mei 2023, staat de uitleg van een testament centraal. De eiseres, aangeduid als [eiser/verweerder], heeft aanspraak gemaakt op een legaat van € 100.000,- uit de nalatenschap van haar overleden vader. De gedaagden, aangeduid als [A.] c.s., zijn erfgenamen van de overleden partner van de vader en betwisten de aanspraak van [eiser/verweerder]. De rechtbank oordeelt dat het recht op afgifte van het legaat pas ontstaat na het overlijden van de partner van de vader, en dat de verplichting tot afgifte van het legaat rust op de verwachters, niet op de gedaagden. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser/verweerder] af en stelt vast dat het door haar gelegde beslag op de woning onrechtmatig was, waardoor zij aansprakelijk is voor de schade die daaruit voortvloeit. De gedaagden mogen zich uitlaten over de hoogte van de schade, die door de rechtbank zal worden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke testamentaire bepalingen en de verantwoordelijkheden van erfgenamen in erfrechtelijke geschillen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/318299 / HA ZA 21-387
Vonnis van 3 mei 2023
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.A. Kanning te Haarlem,
tegen
[gedaagde/eiser],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E. Bongers te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] ([eiser/verweerder]) en [A.] c.s. ([B.] en [C.]) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 augustus 2022
  • de akte aanvulling van feiten, nadere toelichting en overlegging nadere productie 8 van de zijde van [eiser/verweerder]
  • de aanvullende producties 12 t/m 24 van de zijde van [A.] c.s.
  • de mondelinge behandeling van 28 maart 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitaantekeningen van mr. Kanning namens [eiser/verweerder]
  • de notities van mr. Bongers namens [A.] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen discussiëren over de uitleg van het testament van erflater. [eiser/verweerder] heeft aanspraak gemaakt op € 100.000,- uit hoofde van een legaat. [A.] c.s. menen dat het recht op afgifte van het legaat pas ontstaat nadat de ontbindende- en opschortende voorwaarden van de tweetrapsmaking in het testament zijn vervuld. De rechtbank geeft [A.] c.s. hierin gelijk. Verder wenst [eiser/verweerder] afgifte van stukken, waaronder een boedelbeschrijving en bankafschriften. [A.] c.s. hebben al stukken verstrekt en kunnen niet meer doen dan hetgeen waaraan zij al hebben voldaan. Afgifte van informatie kan [eiser/verweerder] alleen van de verwachters vorderen en niet van de erfgenamen. Deze vorderingen worden daarom afgewezen. Het door [eiser/verweerder] gelegde beslag op een onroerende zaak (welk beslag later is opgeheven waarna een bedrag in depot is gesteld) is onrechtmatig. Dit betekent dat [eiser/verweerder] aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade. De rechtbank zal de schade begroten. [A.] c.s. mogen zich eerst per akte uitlaten over de hoogte van die schade.

3.Feiten

3.1.
De heer [D.] (hierna: vader) en mevrouw [gedaagde/eiser] (hierna: [gedaagde/eiser]) hebben een affectieve relatie gehad en zijn een samenlevingscontract (met een verblijvensbeding) aangegaan. Vader heeft twee kinderen, [eiser/verweerder] en [E.]. [gedaagde/eiser] heeft ook twee kinderen, [B.] en [C.]. De vier kinderen hierna samen te noemen: de kinderen.
3.2.
[E.] is onder bewind gesteld. [eiser/verweerder] en de moeder van [E.] en [eiser/verweerder], mevrouw [F.], zijn de bewindvoerders van zijn vermogen.
3.3.
Vader is op 15 mei 2015 overleden (hierna ook: erflater).
3.4.
In zijn testament heeft erflater een tweetrapsmaking gemaakt. Deze luidt als volgt:
III.REGELING INGEVAL VAN OVERLIJDEN VÓÓR PARTNERA. Voor het geval ik kom te overlijden vóór mijn vriendin en levenspartner, mevrouw[gedaagde/eiser], geboren te [F.] op [geboortedatum], met wie ik, blijkens akte op heden verleden ten overstaan van de in het hoofd van deze akte genoemde notaris, een samenlevingsovereenkomst ben aangegaan, hierna ook te noemen: “mijn partner” benoem ik haar, onder de voorwaarde dat zij mij ten minste dertig dagen overleeft (de dag van mijn overlijden niet meegerekend), tot mijn enige erfgename van mijn nalatenschap.
B. TWEETRAPSMAKING MET VERVREEMDINGS- EN VERTERINGSBEVOEGDHEID
Hetgeen mijn partner, hierna ook te noemen: “de bezwaarde”, van het uit mijn nalatenschap aan hem nagelatene bij zijn overlijden onverteerd zal hebben nagelaten, zal ten deel vallen aan:
(…) [eiser/verweerder], (…);
(…) [E.] (…);
(…) [B.] (…); en
(…) [C.] (…);
Hierna ieder van hen ook genoemd “de verwachter”,onder bezwaar van na te noemen legaat.
(…)
Ik legateer,af te geven bij verkoop van de woning, plaatselijk bekend als [adres], niet vrij van erfbelasting en kosten op de afgifte vallende, zonder bijberekening van rente, een bedrag in contanten groot éénhonderdduizend euro (€ 100.000,00) aan mijn dochter [eiser/verweerder], voornoemd.
De bezwaarde is mitsdien rechthebbende onder ontbindende voorwaarde en een verwachter is rechthebbende onder opschortende voorwaarde.
BEPALINGEN INZAKE DE TWEETRAPSMAKING
(…)2.Beschrijving /afgescheiden vermogen
De bezwaarde is verplicht zo spoedig mogelijk na het openvallen van de nalatenschap overeenkomstig de wettelijke voorschriften een beschrijving op te maken. De verwachter heeft recht op een afschrift daarvan alsmede op een afschrift van de successie-aangifte.
De bezwaarde is verplicht de haar voorwaardelijk nagelaten goederen afgescheiden van haar overig vermogen te houden.
(…)
5.Jaarlijkse opgave
De bezwaarde is verplicht jaarlijks aan de verwachters een ondertekende, nauwkeurige opgave te zenden van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen, en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn.’
3.5.
Bij brief van 25 juni 2015 heeft het notariskantoor dat op verzoek van [gedaagde/eiser] een verklaring van erfrecht heeft opgesteld, aan [eiser/verweerder] geschreven:
(…) In voornoemd testament is tevens ten behoeve van u een legaat opgenomen van€ 100.000,-. Dit legaat is in het testament opgenomen onder de tweetrapsmaking. Dit betekent dat aan uw legaat de opschortende voorwaarde is verbonden dat het moet worden afgegeven als mevrouw [gedaagde/eiser] geen recht meer heeft op de nalatenschap van uw vader en de verwachters erfgenaam zijn. Tevens is het legaat pas opeisbaar nadat de woning is verkocht.Voor de goede orde maak ik u erop attent dat uw vader zijn partner vrij heeft gelaten om de nalatenschap (en dus ook de woning) te verkopen zolang zij erfgenaam is. Als zij dat doet wordt het legaat nog niet opeisbaar. De verkoopopbrengst mag zij vrij besteden. Wat er bij het einde van haar recht op de nalatenschap van over is, komt toe aan de verwachters. Het kan zijn dat er minder resteert dan het bedrag dat uw vader vermelde in zijn testament, zeker omdat na het opstelen van het testament de huizenmarkt flink is ingestort. (…)
3.6.
De hiervoor in het testament vermelde woning aan de [adres] (hierna: de woning) is op 18 november 2019 verkocht. [eiser/verweerder] heeft bij brief van haar advocaat aan [gedaagde/eiser] van 30 januari 2020 aanspraak gemaakt op betaling van € 100.000,-.
3.7.
Bij brief van 16 juni 2020 van de advocaat van [eiser/verweerder] aan [gedaagde/eiser] heeft [eiser/verweerder] nogmaals het legaat opgeëist. Daarnaast heeft zij verzocht om een boedelbeschrijving van de nalatenschap van vader op te stellen en te voorzien van bewijsstukken inclusief een kopie van de successieaangifte en de jaarlijkse opgave als bedoeld in het testament van erflater over de voorafgaande vijf jaar te doen. Op deze laatste brief heeft [gedaagde/eiser] niet gereageerd.
3.8.
Bij brief van 1 juli 2020 heeft [eiser/verweerder] aan [gedaagde/eiser] de wettelijke rente aangezegd over het opgeëiste legaat.
3.9.
[gedaagde/eiser] heeft met de opbrengst van de woning een nieuwe woning gekocht.
3.10.
[gedaagde/eiser] is op 11 augustus 2021 overleden (hierna ook: erflaatster). Op grond van haar testament zijn [A.] c.s. tot enig erfgenaam en executeur benoemd. Zij hebben haar nalatenschap beneficiair aanvaard en zijn vereffenaars van de nalatenschap van [gedaagde/eiser].
3.11.
[A.] c.s. hebben de nalatenschap van vader ook beneficiair aanvaard.
3.12.
[eiser/verweerder] heeft op 8 september 2021 beslag gelegd op de woning van [gedaagde/eiser] gelegen aan de [adres]. In verband met de beoogde verkoop hiervan is het beslag na onderlinge overeenstemming opgeheven en is daarvoor in de plaats € 100.000,- van het verkoopsaldo in depot gehouden bij de notaris.
3.13.
Op 23 september hebben [A.] c.s. een boedelbeschrijving (met achterliggende stukken) betreffende de nalatenschap van erflater aan [eiser/verweerder] verschaft. Hieruit volgt dat de overwaarde van de woning € 54.330,54 bedraagt, de banksaldi ten tijde van overlijden € 12.475,42 bedragen en dat de totale nalatenschap € 66.805,96 bedraagt, waarop een deelbetaling van € 2.000,- in mindering komt.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[eiser/verweerder] vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [A.] c.s. te veroordelen aan [eiser/verweerder] te betalen het legaat van € 100.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020 dan wel vanaf de dag van dagvaarding dan wel een dag in goede justitie te bepalen tot aan de dag van algehele voldoening;
II. [A.] c.s. te veroordelen binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis tot afgifte van:
- Een boedelbeschrijving;
- Kopieën van alle hypotheekakten en kredietovereenkomsten van erflater te tijde van zijn overlijden;
- Kopie van alle levensverzekeringen van erflater, welke tot uitkering kwamen bij zijn overlijden;
- Kopieën van zijn bank- en effectenrekeningen ten tijde van zijn overlijden;
- Jaaropgaven van zijn bank- en effectenrekening in 2014 en 2015;
- Bankafschriften van zijn bank- en effectenrekening over 2014 en 2015;
- Kopieën van zijn belastingaangiften en aanslagen in 2014 en 2015;
- Bewijsstukken van nabetalingen aan en de teruggaven van de Belastingdienst na zijn overlijden;
- Kopie van de successieaangifte;
- Opgave van zijn roerende zaken (sieraden, verzamelingen, contant geld, etc.), voor zover mogelijk voorzien van bewijsstukken;
- Een ondergetekende nauwkeurige opgave van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn vanaf 2015 tot aan heden,
bij gebreke waarvan [A.] c.s. een dwangsom verbeuren van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat zij hiermee in gebreke blijven dan wel een dwangsom door de rechtbank in goede justitie te bepalen en te bepalen dat de kosten voor het opvragen van de jaaropgave van de bank- en effectenrekening van erflater en de bankafschriften daarvan over 2014 en 2015 voor rekening komen van [A.] c.s.
III. [A.] c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure, waarbij de proceskosten binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis door [A.] c.s. dienen te zijn voldaan, en – voor het geval voldoening niet binnen bedoelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf het verval van bedoelde termijn van voldoening.
4.2.
[eiser/verweerder] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat uit het testament van erflater volgt dat de enkele verkoop van de woning moet leiden tot afgifte van het legaat. De verplichting tot afgifte van het legaat rust daarmee op [gedaagde/eiser] (als bezwaarde) en is door haar overlijden op haar erfgenamen, [A.] c.s., komen te rusten.
Voor wat betreft de vordering tot afgifte van stukken en informatie voert [eiser/verweerder] aan dat de bezwaarde ([gedaagde/eiser]) op grond van het testament gehouden was om een boedelbeschrijving op te stellen en om deze, evenals de aangifte erfbelasting, aan [eiser/verweerder] af te geven. Verder had [gedaagde/eiser] op grond van het testament de verplichting om aan de verwachters een jaarlijkse opgave te doen van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die die goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn. Al deze verplichtingen zijn op [A.] c.s. als erfgenamen van [gedaagde/eiser] komen te rusten. [eiser/verweerder] heeft de gevorderde stukken en informatie nodig om de omvang van de nalatenschap van erflater te kunnen vaststellen.
4.3.
[A.] c.s. voeren verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
[A.] c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[eiser/verweerder] te veroordelen om aan [A.] c.s. in hun hoedanigheid van vereffenaars van de nalatenschap van [gedaagde/eiser] te vergoeden alle schade die het gevolg is van het in opdracht van [eiser/verweerder] op 8 september 2021 gelegde onrechtmatige beslag op de woning de [adres], een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling in de proceskosten.
4.6.
[A.] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat [eiser/verweerder] gelet op het door hen in conventie gevoerde verweer, volstrekt ten onrechte aanspraak heeft gemaakt op afgifte van het legaat ten laste van (de nalatenschap van) [gedaagde/eiser]. Omdat de woning al verkocht was en geleverd moest worden, zijn kosten gemaakt om het beslag tegen verstrekking van een zekerheidsstelling, opgeheven te krijgen. Gelet op het onterechte beslag komen deze kosten voor rekening van [eiser/verweerder].
4.7.
[eiser/verweerder] voert verweer.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
De rechtbank stelt voorop dat [eiser/verweerder] op de comparitie uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zij de verplichting tot afgifte van het legaat uitsluitend ziet als een verplichting die rust op de bezwaarde ([gedaagde/eiser]) althans haar erfgenamen en niet (subsidiair) als een verplichting die rust op de verwachters na vervulling van de opschortende voorwaarde door het overlijden van [gedaagde/eiser]. De rechtbank zal de vordering dan ook in dat licht beoordelen.
5.2.
Verder is van belang dat [eiser/verweerder] uitsluitend [gedaagde/eiser] heeft gedagvaard. Na haar overlijden is de procedure niet overgenomen door een andere partij, maar zijn [A.] c.s. in de procedure verschenen in hun hoedanigheid van vereffenaars van de nalatenschap van [gedaagde/eiser]. Aangezien zij die nalatenschap slechts beneficiair hebben aanvaard, zijn zij niet met hun privévermogen aansprakelijk voor de eventuele schulden van de nalatenschap van [gedaagde/eiser]. Ook deze processuele positie van [A.] c.s. is van belang voor de verdere beoordeling.
Afgifte legaat
5.3.
Het gaat hier om uitleg van het testament van erflater. [eiser/verweerder], die op grond van dat testament recht op afgifte van een legaat van € 100.000,- heeft, betoogt immers dat de bepaling betreffende dat legaat aldus moet worden uitgelegd dat zij daarop aanspraak kan maken indien en zodra de woning van erflater verkocht werd. Volgens [eiser/verweerder] is de afgifte van het legaat een verplichting die rustte op [gedaagde/eiser] als (bezwaarde) erfgenaam en rust deze thans op haar erfgenamen. Deze uitleg strookt volgens [eiser/verweerder] met de bedoeling van erflater die altijd heeft gezegd dat zij een bedrag van € 100.000,- zou krijgen bij verkoop van de woning. Het is in de visie van [eiser/verweerder] ook niet van belang of de woning al dan niet een overwaarde van € 100.000,- had en evenmin wat de omvang van de nalatenschap van erflater is, omdat het legaat hoe dan ook in volle omvang uit de nalatenschap van [gedaagde/eiser], die daartoe toereikend zou zijn, moet worden afgegeven.
5.4.
[A.] c.s. betogen daarentegen dat, gelet op de plek waarop de bepaling betreffende de afgifte van het legaat in het testament is opgenomen, het recht op afgifte pas ontstaat nadat door het overlijden van [gedaagde/eiser] de ontbindende en opschortende voorwaarden van de tweetrapsmaking in het testament zijn vervuld (en de woning is verkocht). De afgifte van het legaat is een verplichting die op de verwachters ([A.] c.s., [eiser/verweerder] en haar broer) rust en niet op [gedaagde/eiser] of haar erfgenamen. Deze uitleg sluit volgens [A.] c.s. aan bij de bedoeling van [eiser/verweerder] om zijn levenspartner verzorgd achter te laten.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat [A.] c.s. het gelijk aan hun zijde hebben. Reden daarvoor is het volgende.
Het testament is aldus opgebouwd dat onder “A” de vererving aan de bezwaarde, zijnde [gedaagde/eiser], is geregeld (de eerste trap) en onder “B” de vererving aan de verwachters, zijnde [A.] c.s., [eiser/verweerder] en haar broer (de tweede trap). De verplichting tot afgifte van het legaat is onder “B” (en dus de tweede trap) opgenomen. Bovendien is daarin vermeld dat verwachters de erfgenamen zijn “onder bezwaar van na te noemen legaat”. Daaruit kan niet anders worden afgeleid dan dat de verplichting tot afgifte van het legaat pas ontstaat na het overlijden van [gedaagde/eiser] en rust op degenen die dan erfgenaam zijn van erflater. Deze uitleg past bij de bedoeling die [eiser/verweerder] volgens [A.] c.s. had, te weten het verzorgd achter laten van zijn levenspartner. Dat [eiser/verweerder] die bedoeling had, kan ook uit het verdere testament worden afgeleid: [gedaagde/eiser] is immers als eerste erfgenaam aangewezen, met het onbeperkte recht tot vertering van de nalatenschap. Het mag zo zijn dat erflater (ook) de bedoeling had om zijn dochter een bedrag van in ieder geval € 100.000,- na te laten, maar het kan niet zijn bedoeling zijn geweest dat de afgifte van het legaat ten laste van het eigen vermogen van [gedaagde/eiser] zou komen. Dat zou in de uitleg van [eiser/verweerder] echter wel het gevolg (kunnen) zijn: de verkoop van de woning leverde een overwaarde van circa € 60.000,- op, hetgeen ertoe zou (kunnen) leiden dat [gedaagde/eiser] de betaling van de overige € 40.000,- uit eigen middelen had moeten financieren.
5.6.
De conclusie is daarom dat de verplichting tot afgifte van het legaat rust op de verwachters en niet op [gedaagde/eiser] of [A.] c.s. in hun hoedanigheid als erfgenaam/vereffenaar van de nalatenschap van [gedaagde/eiser]. Nu [A.] c.s. uitsluitend in die hoedanigheid in deze procedure, die aanvankelijk alleen tegen [gedaagde/eiser] aanhangig was gemaakt, zijn verschenen, kan de vordering jegens hen niet slagen. De vordering tot afgifte van het legaat zal moeten worden ingesteld tegen de gezamenlijke verwachters en moeten worden voldaan uit de nalatenschap van erflater, waarbij, mede gelet op de bevoegdheid van [gedaagde/eiser] om die nalatenschap te verteren, niet uitgesloten kan worden dat die nalatenschap kleiner is dan het legaat.
Afgifte stukken
5.7.
De tweede vordering van [eiser/verweerder] ziet op afgifte van stukken, waaronder een boedelbeschrijving en bankafschriften. Bij de beoordeling van de vordering geldt ook hier dat [A.] c.s. in de procedure uitsluitend als erfgenaam/vereffenaars van [gedaagde/eiser] zijn verschenen.
had op grond van het testament drie verplichtingen:
- jaarlijks beschrijven welke goederen van de nalatenschap van vader waren verteerd of vervangen etc.;
- een boedelbeschrijving van de nalatenschap van vader maken en afgeven aan (onder meer) [eiser/verweerder];
- de aangifte erfbelasting aan [eiser/verweerder] afgeven.
5.8.
Vast staat dat [gedaagde/eiser] bij leven aan geen van deze verplichtingen heeft voldaan. Overigens is niet gesteld of gebleken dat [eiser/verweerder] [gedaagde/eiser] bij leven heeft verzocht of aangemaand tot het voldoen aan deze verplichtingen, met uitzondering van het verzoek om afgifte van een boedelbeschrijving op 16 juni 2020.
5.9.
Voor wat betreft de verplichting om jaarlijks een beschrijving van de verteerde goederen te geven, geldt dat [A.] c.s. hieraan gelet op de aard van de verplichting en het verstrijken van de tijd na het overlijden van erflater niet kunnen voldoen. Voor zover de vordering daarop is gericht, zal deze dan ook worden afgewezen omdat [A.] c.s. niet veroordeeld kunnen worden tot iets waaraan zij onmogelijk kunnen voldoen.
5.10.
[gedaagde/eiser] heeft weliswaar nagelaten een boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflater op te maken, maar [A.] c.s. hebben dit (kort) na het overlijden van [gedaagde/eiser] alsnog gedaan. Die boedelbeschrijving is met de achterliggende stukken ook afgegeven aan [eiser/verweerder]. Dat die boedelbeschrijving volgens [eiser/verweerder] niet juist of onvolledig is, doet, wat daarvan ook zij, er niet aan af dat aan de verplichting tot afgifte is voldaan. Verder kan [eiser/verweerder] een beschrijving van de inboedel niet van [A.] c.s. verlangen. In de samenlevingsovereenkomst tussen [gedaagde/eiser] en erflater was immers een verblijvensbeding opgenomen, op grond waarvan alle gemeenschappelijke goederen als gevolg van het overlijden van erflater geacht worden volle eigendom te zijn geworden van [gedaagde/eiser]. Dit geldt volgens [A.] c.s. in ieder geval voor de inboedel, hetgeen door [eiser/verweerder] niet is betwist. [eiser/verweerder] heeft verder niet geconcretiseerd of toegelicht van welke andere roerende goederen erflater bij leven enig eigenaar was, zodat ook in dat opzicht niet van [A.] c.s. kan worden verlangd dat zij wat betreft de boedelbeschrijving meer doen dan zij hebben gedaan.
5.11.
Ten slotte geldt voor de verplichting tot afgifte van de aangifte erfbelasting dat deze alleen afgegeven kan worden indien die aangifte ook is gedaan. Volgens [A.] c.s. is dat niet het geval geweest, vermoedelijk omdat de vrijstelling hier van toepassing was. Omdat [eiser/verweerder] niets heeft aangevoerd dat aanleiding zou kunnen geven voor het tegendeel, zal de vordering worden afgewezen. Ook hier geldt dat [A.] c.s. niet kunnen worden veroordeeld tot iets waaraan zij niet kunnen voldoen.
5.12.
Voor wat betreft de verdere door [eiser/verweerder] verlangde informatie geldt dat het gaat om stukken die betrekking hebben op de nalatenschap van erflater. [eiser/verweerder] voert aan dat zij die informatie nodig heeft om de omvang van de nalatenschap van vader vast te kunnen stellen alsmede de omvang van het bedrag dat uit hoofde van het aan haar gegeven legaat, aan haar kan worden afgegeven. Dit strookt niet met het door [eiser/verweerder] ingenomen standpunt dat de afgifte van het legaat een verplichting van [gedaagde/eiser] is die uit haar nalatenschap moet worden afgegeven en dat het legaat hoe dan ook in volle omvang moet worden uitgekeerd.
5.13.
Los daarvan geldt dat uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het legaat, volgt dat [eiser/verweerder] als legataris uitsluitend van de verwachters afgifte van het legaat kan vorderen. Dat betekent dat, voor zover zij als legataris al recht heeft op informatie (de omvang van het legaat staat immers al vast), zij afgifte van die informatie alleen van de verwachters kan verlangen en niet van [gedaagde/eiser] of haar erfgenamen. Het zijn ook de gezamenlijk erfgenamen van erflater, waaronder [eiser/verweerder] zelf, die de omvang van de nalatenschap moeten bepalen en tot afgifte van het legaat moeten overgaan. Zoals hiervoor al overwogen, heeft [eiser/verweerder] in deze procedure uitsluitend [gedaagde/eiser] gedagvaard en zijn [A.] c.s. ook uitsluitend in hun hoedanigheid van erfgenamen van [gedaagde/eiser] verschenen. Dat betekent dat ook de vordering tot afgifte van informatie niet kan slagen.
Proceskosten
5.14.
[eiser/verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A.] c.s. worden begroot op:
- griffierecht 952,00
- salaris advocaat
3.760,00(2,0 punten × tarief € 1.880,00)
Totaal € 4.712,00
in reconventie
Onrechtmatigheid beslag?
5.15.
Gelet op hetgeen in conventie is overwogen en beslist, heeft [eiser/verweerder] jegens [gedaagde/eiser] en haar erfgenamen geen recht op afgifte van het legaat. Dat betekent dat het door [eiser/verweerder] ten laste van [gedaagde/eiser] gelegde beslag, welk beslag zag op afgifte van het legaat, ten onrechte is gelegd. Omdat [eiser/verweerder] als beslaglegger verantwoordelijk is voor haar eigen handelen, is zij op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van het (achteraf) ten onrechte gelegde beslag.
Schade
5.16.
Volgens [A.] c.s. bestaat de schade uit de kosten die zijn gemaakt om de opheffing van het beslag te kunnen realiseren tegen zekerheidstelling door middel van een depot uit de verkoopovereenkomst van de woning bij de notaris. Hiermee is een bedrag van € 1.089,- aan advocaatkosten gemoeid geweest. Verder bestaat de schade uit de aan het depot bij de notaris verbonden kosten, bestaande uit onder meer € 300,- aan bewaarloon per jaar, diverse verschotten en negatieve rente. Verder heeft de nalatenschap ook recht op vergoeding van de wettelijke rente over het bedrag van € 100.000,- voor de duur van het depot bij de notaris. Omdat de omvang van de schade nog niet exact is vast te stellen, hebben [A.] c.s. schadevergoeding nader op te maken bij staat gevorderd.
5.17.
Volgens [eiser/verweerder] is zij niet aansprakelijk voor vergoeding van voormelde schadeposten. Het beslag is immers in overleg met de toenmalige advocaat van [A.] c.s. opgeheven tegen het in depot stellen van een bedrag van € 100.000,-. Dit verweer kan niet slagen. Weliswaar is het beslag in overleg opgeheven, maar daar stond de zekerheidsstelling door middel van een depot tegenover. De aan het depot verbonden kosten vloeien dus ook voort uit het ten onrechte gelegde beslag. Door het depot is voorkomen dat de schade als gevolg van het beslag nog groter werd. De woning waarop [eiser/verweerder] beslag had gelegd, was immers al verkocht en moest zonder beslag worden geleverd. De door [A.] c.s. gevorderde kosten komen daarom voor rekening van [eiser/verweerder].
5.18.
Uitgangspunt is dat de rechtbank de zaak alleen verwijst naar de schadestaatprocedure als zij de schade niet zelf kan vaststellen of begroten. De rechtbank is van oordeel dat de schade door haar te begroten is, omdat zij er van uit gaat dat met dit vonnis het depot kan worden vrijgegeven, waardoor de lopende kosten (verschotten, negatieve rente en wettelijke rente) eindigen en een eindbedrag is vast te stellen. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol voor het nemen van een akte aan de zijde van [A.] c.s. waarbij zij een overzicht kan geven van het eindbedrag van de genoemde lopende kosten, voorzien van achterliggende bewijsstukken. [eiser/verweerder] zal daarna een antwoordakte mogen nemen. Beide aktes mogen uitsluitend betrekking hebben op voormelde kosten.
5.19.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser/verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [A.] c.s. tot op heden begroot op € 4.712,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 mei 2023voor het nemen van een akte door [A.] c.s. over hetgeen is vermeld onder 5.19, waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 703