ECLI:NL:RBNHO:2023:4830

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
9873450 \ CV EXPL 22-2798
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Restitutie van ticketprijzen wegens annulering van vlucht; geen persoonlijk recht en wettelijke rente

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door ProBe-ASP B.V. onder de naam Aviclaim, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens de annulering van hun vlucht op 25 april 2020 van Amsterdam-Schiphol naar Addis Abeba. De passagiers vorderen terugbetaling van de ticketprijzen, die door de vervoerder is geweigerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op volledige terugbetaling van de ticketprijzen op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering, met name voor de minderjarige kinderen, maar de kantonrechter oordeelde dat de wettelijke vertegenwoordigers de betalingen hebben verricht en dat er geen rechtsgeldige cessie nodig was voor de terugbetaling. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 2.822,58 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 maart 2022, en de proceskosten voor de vervoerder vastgesteld. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor de gemaakte kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9873450 \ CV EXPL 22-2798
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V. handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 april 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 25 april 2020 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Frankfurt Airport (Duitsland) naar Addis Abeba (Ethiopië), hierna: de vluchten.
2.2.
De vluchten zijn geannuleerd.
2.3.
ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim, heeft namens de passagiers terugbetaling van de ticketprijzen van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.822,58, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zeven dagen na de annulering, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 407,26 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is tot terugbetaling van de ticketprijzen conform artikel 5 lid 1 sub a in verbinding met artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening tot een bedrag van € 2.822,58.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vluchten geannuleerd zijn, zodat de passagiers op grond van artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening recht hebben op volledige terugbetaling van de ticketprijzen.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers niet-ontvankelijk moet worden verklaard in hun vordering voor zover de vordering betrekking heeft op restitutie van de vliegtickets van de minderjarige kinderen, aangezien er geen sprake is van een rechtsgeldige cessie. Nu uit de akte van cessie niet blijkt van welk minderjarig kind welke vordering wordt gecedeerd, stelt de vervoerder zich op het standpunt dat de vorderingen van de minderjarige kinderen [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3], [minderjarige 4] en [minderjarige 5] niet rechtsgeldig zijn gecedeerd aan de passagiers.
5.4.
De kantonrechter hieraan voorbij. Niet weersproken is dat de wettelijke vertegenwoordigers, de genoemde passagiers, de betaling(en) hebben verricht voor de vliegtickets. Anders dan bij een compensatieclaim op grond van de Verordening is geen sprake van een persoonlijk recht. Voor onderhavige zaak is dan ook geen cessie benodigd.
5.5.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
5.6.
De passagiers stellen dat de vervoerder op grond van artikel 8 lid 1 sub 1 van de Verordening gehouden is tot betaling van de wettelijke rente vanaf zeven dagen na annulering van de vluchten. Uit artikel 8 lid 1 sub 1 volgt:
1. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers de keuze tussen:
a.
a) - volledige terugbetaling van het ticket binnen zeven dagen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, lid 3, tegen de prijs waarvoor het gekocht was, voor het gedeelte of de gedeelten van de reis die niet zijn gemaakt en voor het gedeelte en de gedeelten die reeds zijn gemaakt indien verder reizen in het licht van het oorspronkelijke reisplan van de passagier geen zin meer heeft, alsmede in voorkomend geval,
- een retourvlucht naar het eerste vertrekpunt bij de eerste gelegenheid;
5.7.
De kantonrechter overweegt dat de Verordening is bedoeld om passagiers beter te beschermen tegen het handelen van luchtvaartmaatschappijen ten aanzien van instapweigeringen, vertragingen en annuleringen, omdat dit voor passagiers ernstige moeilijkheden en ongemak met zich mee brengt. In het onderhavige geval is de vervoerder genoodzaakt geweest om gedurende een bepaalde periode vrijwel alle vluchten te annuleren in verband met maatregelen die zijn genomen door de overheid vanwege de Covid-19 pandemie. Dit heeft zowel voor de vervoerder als de passagiers ernstige moeilijkheden en ongemak opgeleverd. De kantonrechter is van oordeel dat de Verordening niet in de onderhavige situatie heeft voorzien. Dit volgt ook uit artikel 8 van de Verordening. Immers krijgen passagiers bij annulering van een vlucht de keuze tussen terugbetaling van de vliegtickets indien verder reizen in het licht van het oorspronkelijke reisplan geen zin meer heeft of een nieuwe vlucht. Uit het artikel volgt niet op welk moment de termijn van zeven dagen begint te lopen. In geval van annulering op initiatief van de luchtvaartmaatschappij zal dit vaak dezelfde dag zijn, de dag van de vlucht.
5.8.
Aangezien de passagiers een keuze krijgen zal de termijn, zoals de vervoerder ook aanvoert, niet eerder kunnen aanvangen dan wanneer de passagiers hun keuze kenbaar hebben gemaakt bij de vervoerder. Dat de passagiers in onderhavige geval geen mogelijkheid hadden om voor een alternatieve vlucht te kiezen, doet hier niet aan af. De wettelijke rente is dan ook niet toewijsbaar vanaf zeven dagen na annulering van de vlucht. Gesteld noch gebleken is op welk moment de passagiers voor het eerst expliciet hebben verzocht om restitutie van de vliegtickets.
5.9.
De passagiers vorderen subsidiair om de wettelijke rente toe te wijzen vanaf de datum van ingebrekestelling. Uit de door Aviclaim verzonden sommatiebrief van 8 maart 2022 volgt dat de passagiers restitutie van de ticketprijzen verzochten, zodat naar het oordeel van de kantonrechter in ieder geval vanaf dat moment voor de vervoerder duidelijk was dat de passagiers restitutie van de ticketprijzen verlangden. De wettelijke rente over het toewijsbare bedrag zal dan ook worden toegewezen vanaf 22 maart 2022, zijnde de dag nadat de termijn van 14 dagen in de sommatiebrief van de gemachtigde van de passagiers van 8 maart 2022 is verstreken. Daarbij wordt ook een betalingstermijn van veertien dagen – de betaaltermijn zoals gegeven in de aanmaning – nadat de vervoerder bekend is geworden met de keuze van de passagiers, onder de bovengenoemde omstandigheden redelijk geacht.
5.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze grotendeels ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.12.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.822,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 133,48;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 464,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 116,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter