In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc., vertegenwoordigd door mr. J.J.O. Zandt, wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De annulering vond plaats op 8 maart 2021, en AirHelp vorderde een bedrag van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de coronapandemie en de daaruit voortvloeiende overheidsmaatregelen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de annulering van de vlucht niet in geschil is. De vervoerder kon echter niet aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden zoals bedoeld in de Verordening. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd dat er beperkende maatregelen golden die de vlucht zouden rechtvaardigen. De argumenten van de vervoerder over de lage bezettingsgraad en de veiligheid van het personeel werden ook niet als voldoende geacht om de annulering te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp toegewezen en British Airways veroordeeld tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.