In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines AG, vertegenwoordigd door mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 12 augustus 2022, naar aanleiding van een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Dubai via Zurich op 2 april 2022. De passagiers hebben hun vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp, die compensatie van € 1.200,00 heeft gevorderd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de vordering betwist en gesteld dat de vertraging minder dan drie uur was, wat de verplichting tot compensatie zou uitsluiten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de feiten van de zaak beoordeeld. AirHelp stelde dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen, terwijl de vervoerder dit betwistte en bewijs overlegde dat de vertraging minder dan drie uur was. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende bewijs had geleverd om de vordering van AirHelp te weerleggen. De vordering tot betaling van de compensatie werd afgewezen, en de proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, met de verplichting voor AirHelp om deze kosten te vergoeden.
De beslissing van de kantonrechter werd op 5 april 2023 uitgesproken, waarbij de vordering van AirHelp werd afgewezen en de proceskosten op € 264,00 werden vastgesteld, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.