ECLI:NL:RBNHO:2023:4941

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
C/15/337299 / HA ZA 23-122
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering legitimaris tot verstrekken stukken en inlichtingen door executeur grotendeels toegewezen; provisionele vordering tot betalen voorschot legitieme portie afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een incident waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. Verdonk, een vordering heeft ingesteld tegen gedaagde, die pro se en in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van erflater optreedt. De eiseres vordert onder andere een voorschot op haar legitieme portie en inlichtingen en stukken van de gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde de nalatenschap heeft verworpen, maar de benoeming als executeur heeft aanvaard. De rechtbank heeft de incidentele vordering tot verstrekking van stukken grotendeels toegewezen, omdat eiseres recht heeft op informatie die nodig is voor de berekening van haar legitieme portie. De rechtbank heeft echter de vordering tot betaling van een voorschot van € 500.000,- afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 30 augustus 2023 weer op de rol komen voor een akte door eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/337299 / HA ZA 23-122
Vonnis van 31 mei 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J. Verdonk te Heerenveen,
tegen
[gedaagde] , pro se en in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.C. Kool te Amsterdam.
Partijen zullen hierna eiseres en gedaagde genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende incidentele vorderingen
  • de conclusie van antwoord in het incident
  • de akte van eiseres.

2.De feiten

Voor de beoordeling van de vorderingen in het incident zijn de volgende feiten relevant.
2.1.
Op [datum overlijden] is te [plaats] overleden [erflater] (hierna: erflater). Erflater had twee kinderen, te weten eiseres en [B.] .
2.2.
In augustus 2009 heeft erflater (al dan niet samen met gedaagde) de Lotto Jackpot groot € 14.500.000,- gewonnen.
2.3.
Op 10 juni 2010 heeft erflater een testament opgemaakt waarin hij zijn moeder [moeder van erflater] en gedaagde, zijn zus, tot erfgenamen heeft benoemd. Verder heeft hij in het testament onder meer het volgende bepaald:
“(…)
B. IN-DE-LEGITIEME-STELLING
Ik legateer ten laste van mijn gezamenlijke erfgenamen aan ieder van mijn kinderen:
mevrouw [eiseres] (…)
de heer [B.] (…)
een bedrag in geld gelijk aan de waarde van dat gedeelte van mijn vermogen waarop deze legataris als legitimaris in weerwil van door mij gedane giften en gemaakte uiterste wilsbeschikkingen aanspraak kan maken.
Op dit legaat zijn de volgende bepalingen van toepassing:
het legaat is niet vrij van rechten en kosten;
het legaat is opeisbaar binnen twaalf maanden na mijn overlijden; er is slechts sprake van verzuim na ingebrekestelling.
Indien een kind een beroep doet op zijn legitieme vervalt het legaat aan het desbetreffende kind.
(…)
H. EXECUTEUR
1.
Benoeming
Ik benoem tot executeur mevrouw [gedaagde] (…). Voor deze benoeming zijn de volgende bepalingen van toepassing.
(…)
5.
Boedelbeschrijving
De executeur moet binnen drie maanden na mijn overlijden een boedelbeschrijving (…) opmaken (…)”.
2.4.
Op 5 juni 2018 heeft erflater een notariële volmacht verleend aan gedaagde inhoudende dat hij gedaagde:
“(…)
alle nodige volmachten verleent, in het bijzonder om:
BELEGGING EN BESCHIKKING
Registergoederen, schepen, aandelen en obligaties (…) roerende zaken, schuldvorderingen, rechten ten aanzien van nalatenschappen en in het algemeen alle goederen, die ook tegen de prijs en onder de lasten en voorwaarden, die de gevolmachtigde geraden zal achten te verkrijgen, te verkopen, te ruilen en te leveren; over te gaan tot het vestigen, wijzigen of afstand doen van beperkte rechten.
Afstand te doen van alle hypotheek- en pandrechten en in het algemeen van alle zekerheden, welke dan ook, zelfs zonder betaling, toe te stemmen in subrogatie, afstand te doen van alle privileges en van het recht zich te beroepen op de vervulling van ontbindende voorwaarden.
DIVERSE BEVOEGDHEDEN
Te dien einde alle zaken, notulen, processen-verbaal en andere stukken te doen verlijden en te tekenen, (…)”
2.5.
Gedaagde heeft de nalatenschap op 6 april 2022 verworpen. De benoeming als executeur heeft gedaagde wel aanvaard. [moeder van erflater] heeft de nalatenschap ook verworpen.
2.6.
Bij brief van 7 januari 2022 heeft eiseres aan gedaagde laten weten dat eiseres aanspraak maakt op haar legitieme portie. In reactie daarop heeft gedaagde bij brief van 18 januari 2022 geschreven dat zij uit de mededeling van eiseres dat zij een beroep doet op haar legitieme afleidt dat eiseres het legaat niet aanvaardt en dus verwerpt. Na correspondentie over en weer heeft de advocaat van eiseres bij brief van 6 december 2022 het volgende geschreven:
“(…)
Cliënte heeft het legaat aanvaard. (…) Ondanks dat cliënte als legataris met een legaat gelijk aan de omvang van haar legitieme portie recht heeft op dezelfde stukken als een legitimaris ex art. 4:78 BW, en zij in zoverre nog bereid was het testament te respecteren, wenst zij discussies hierover in rechte te voorkomen.
Bij dezen doet cliënte daarom een beroep op haar legitieme portie.1 (…)
1 Voor de duidelijkheid: cliënte aanvaard het legaat en verwerpt geen enkele erfrechtelijke aanspraak. (…)
2.7.
Bij brief van 26 maart 2022 heeft gedaagde het volgende (voorlopig) overzicht van de nalatenschap aan eiseres gestuurd.
OVERZICHT NALATENSCHAP
Banktegoeden (reeds overgelegd) € 2.469.130
Uitvaartverzekeringen (reeds overgelegd) € 6.145
Onroerend goed ( [adres 1] ) stelpost € 85.680
Harley Davidson (taxatie dealer bijgevoegd) € 10.000
Volvo (ANWB koerslijst bijgevoegd) € 5.700
Vordering € 85.000
Schenkingen (overzichten bijgevoegd) €
Art. 4:67 lid 1e BWgeeft aan welke giftenin aanmerkingte nemen. Dit betreft giften die vijf jaar voor overlijden zijn gedaan.
Deze schenkingen zouden kunnen worden meegenomen, echter met inachtneming van:
Art. 4:69 lid 1b BWwaarin wordt gesproken over gebruikelijke giften dienietals giften worden beschouwd voor zover zijniet bovenmatigzijn.
Bovenmatig is een breed begrip waar verschillend over gedacht en geoordeeld kan worden. De wetgeving is niet duidelijk over het begrip “bovenmatig”.
Onder verwijzing naar bovengenoemde wetsartikelen, heb ik op basis van redelijkheid en billijkheid onderhavige schenkingen niet als bovenmatig aangemerkt. Temeer daar de bedragen, die door de belastingdienst jaarlijks als belastingvrij worden vastgesteld, mij niet als bovenmatig voorkomen. Onderhavige schenkingen zijn opgeteld samen het jaarlijks belastingvrij te schenken bedrag per persoon niet te boven gegaan.
OVERZICHT SCHULDEN NALATENSCHAP
Definitieve factuur uitvaart (bijgevoegd) € 3.799
Laatste termijn voorl. Aanslag 2021 (bijgevoegd) € 4.853
Loon executeur 1% nalatenschap €
Notariskosten €
Aanslagen erfbelasting €
Uit te betalen legaten € ”

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
Eiseres vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
I. voorwaardelijk, voor zover in het incident geen voorschot is toegewezen, gedaagde zowel in hoedanigheid van executeur als in persoon, te veroordelen tot betaling aan eiseres van € 500.000,- bij wijze van voorschot op haar legitieme portie;
II. de omvang van de legitimaire massa en de legitieme portie van eiseres vast te stellen;
III. gedaagde te veroordelen, zowel in haar hoedanigheid van executeur als in persoon, tot betaling aan eiseres van het bedrag van de legitieme portie, eventueel te verminderen met het in het incident of de hoofdzaak aan eiseres reeds toegekende voorschot daarop, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de legitieme portie vanaf 1 januari 2023 tot de datum van algehele voldoening;
IV. gedaagde te veroordelen in de beslagkosten, de buitengerechtelijke kosten, de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

4.De vorderingen in het incident

4.1.
Eiseres vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde, zowel in haar hoedanigheid van executeur als in persoon, te veroordelen tot betaling van € 500.000,- bij wijze van voorschot op haar legitieme portie,
II. gedaagde, zowel in haar hoedanigheid van executeur als in persoon, te veroordelen tot het bij akte in het geding brengen van inlichtingen en (kopieën van) bescheiden tegen een door de rechtbank te bepalen datum:
de huurovereenkomst voor de [adres 1]
bescheiden met betrekking tot de vordering groot € 85.000,-
inlichtingen met betrekking tot de winst bij de Lotto in 2009
bankafschriften ABN Amro bankrekeningen en ING bankrekeningen van erflater vanaf 2009 tot datum overlijden;
koop- en verkoopovereenkomsten, aktes van levering en taxaties van onroerend goed op naam van erflater vanaf 2009 tot datum overlijden
de notariële volmacht d.d. 10 juni 2018
aangiftes en definitieve aanslagen inkomstenbelasting van erflater vanaf 2009 tot en met 2021
de aangifte erfbelasting
een kopie van de meest recente boedelbeschrijving
belastingaangiftes dan wel aangiftes schenkingsbelasting van gedaagde vanaf 2009 tot en met 2021
inlichtingen of erflater vanaf of na 2009 een accountant, administratiekantoor of andere derde zijn administratie (deels) liet doen of bijhouden en zo ja, door wie
inlichtingen waarom en vanaf wanneer gedaagde mede-rekeninghouder was en is van de ABN AMRO bankrekening(en) van erflater
inlichtingen waarom het bij de ABN AMRO bank en de ING bank geregistreerde adres van erflater niet overeenkomt met zij sinds november 2016 nieuwe woonadres in het [adres 2]
inlichtingen of erflater in de periode augustus 2009 tot datum overlijden nog andere bankrekeningen op naam heeft gehad (naast de reeds bekende bankrekeningen betaal- en spaarrekeningen bij de ING Bank en de ABN AMRO bank)
alle overige stukken uit de administratie van erflater die mogelijk van belang zijn voor de omvang van de legitieme portie van eiseres,
III. betaling aan eiseres van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag dat zij de veroordeling onder II niet of niet tijdig nakomt, met uitzondering van het onder o. gevorderde,
IV. gedaagde in haar hoedanigheid van executeur te veroordelen in de proceskosten van het incident.

5.De beoordeling in het incident

Voorlopige voorziening?

5.1.
Eiseres vordert in het incident op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) informatie in de vorm van inlichtingen en bescheiden. Van een voorlopige voorziening als bedoeld in genoemd artikel is echter geen sprake. Het betreft een definitieve beslissing die verder reikt dan de duur van het geding. Dat de verkeerde grondslag is genoemd, is echter niet relevant. Er is geen gesloten systeem van incidenten. Elke als zodanig ervaren verwikkeling kan reden zijn tot een incidentele vordering. Een vordering tot het verstrekken van bescheiden of inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de hoofdzaak kan daarom als incidentele vordering worden ingesteld. Anders dan gedaagde betoogt, hoeft eiseres een (spoedeisend) belang in de zin van artikel 223 Rv dus niet te stellen.
Gedaagde is geen erfgenaam
5.2.
Eiseres heeft gedaagde gedagvaard in haar hoedanigheid van executeur en als erfgenaam. Dat gedaagde erfgenaam was, heeft eiseres gebaseerd op het door de rechtbank verstrekte uittreksel uit het boedelregister. Na de conclusie van antwoord in het incident is echter gebleken dat gedaagde de nalatenschap heeft verworpen en dat de registratie in het boedelregister onjuist was. Die registratie is op 18 april 2023 door de rechtbank aangepast. Gedaagde is dus geen erfgenaam en kan in die hoedanigheid ook niet worden aangesproken. De incidentele vorderingen voor zover ingesteld tegen gedaagde in persoon zullen dan ook worden afgewezen. In het vervolg van dit vonnis zal uitgegaan worden van gedaagde in haar hoedanigheid van executeur.
Geen imputatie
5.3.
Gedaagde stelt zich enerzijds op het standpunt dat de legitieme portie van eiseres door imputatie als bedoeld in artikel 4:71 van het Burgerlijk Wetboek (BW) nihil is en eiseres dus geen belang heeft bij de door haar gevorderde inlichtingen en bescheiden. Anderzijds stelt gedaagde dat de discussie over toerekening van het legaat en imputatie te complex is om in een incident te worden behandeld, zodat de incidentele vorderingen moeten worden afgewezen. De rechtbank volgt gedaagde niet in dat laatste. Het enkele feit dat de rechtbank, om een beslissing te kunnen nemen over een incidentele vordering, (eerst) moet oordelen over een complexe of ingewikkelde juridische kwestie is geen reden om de vordering reeds daarom af te wijzen, ook niet als daarmee vooruit wordt gelopen op een beslissing in de hoofdzaak. Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of de legitieme portie van eiseres door imputatie nihil is, in welk geval zij geen recht heeft op het in dit incident gevorderde voorschot en geen belang bij het verstrekken van inlichtingen en bescheiden.
5.4.
Artikel 4:71 BW bepaalt dat de waarde van al hetgeen een legitimaris krachtens erfrecht verkrijgt – waaronder krachtens legaat – in mindering komt op zijn legitieme portie. Ingevolge artikel 4:73 BW komt de waarde van een legaat van een bepaalde geldsom ook in mindering van de legitieme portie wanneer de legitimaris het legaat verwerpt. De ratio achter deze bepaling is dat de legitimaris het in dat geval louter aan zichzelf te wijten heeft dat hij minder krijgt dan hij had kunnen ontvangen.
5.5.
De rechtbank is het met gedaagde eens dat het standpunt van eiseres met betrekking tot het aanvaarden van het legaat dan wel het doen van een beroep op haar legitieme portie voorafgaand aan deze procedure wisselend en niet helder is geweest. Op meerdere momenten heeft zij gedaagde meegedeeld dat zij het legaat aanvaart, maar zij heeft tegelijk ook meerdere keren een beroep gedaan op haar legitieme. Uit het feit dat eiseres in de hoofdzaak uitsluitend vaststelling en betaling van haar legitieme portie vordert en niet van het legaat, begrijpt de rechtbank echter dat gedaagde nu uitsluitend een beroep doet op haar legitieme portie. Door dat beroep op de legitieme portie is het legaat dat erflater eiseres had toegekend op grond van het testament vervallen. Eiseres verkrijgt in dit geval het legaat dus niet en de waarde daarvan komt daarom ook niet op grond van artikel 4:71 BW in mindering op de legitieme portie. Dat artikel treedt alleen in werking bij
daadwerkelijke verkrijgingkrachtens erfrecht en niet – zoals gedaagde lijkt te veronderstellen – bij de enkele toekenning van een legaat. Van verwerping van het legaat als bedoeld in artikel 4:73 BW is ook geen sprake. In de correspondentie heeft eiseres immers nooit aangegeven dat zij het legaat verwerpt. Dat het legaat door het beroep op de legitieme portie nu is vervallen, is alleen het gevolg van de keuze van erflater om een dergelijke vervalbepaling in zijn testament op te nemen.
5.6.
Uit het vorenstaande volgt dat imputatie van het legaat niet aan de orde is. Dat betekent dat eiseres nog steeds aanspraak heeft op haar legitieme portie. De omvang daarvan moet in deze procedure worden vastgesteld. Anders dan gedaagde stelt, kan dan ook niet op voorhand gezegd worden dat eiseres geen belang heeft bij haar incidentele vordering tot het verstrekken van inlichtingen en bescheiden.
Vordering tot het verstrekken inlichtingen en bescheiden
5.7.
Eiseres vordert dat gedaagde wordt veroordeeld om de in 4.1 onder II genoemde inlichtingen en bescheiden te verstrekken en stelt dat zij die heeft nodig om objectief haar legitieme portie te kunnen berekenen. Zij is door een gebrek aan voldoende inlichtingen en kopieën van bescheiden nog onvoldoende bekend met schenkingen die erflater bij leven heeft gedaan.
5.8.
Gedaagde voert verweer en betoogt dat het recht van een legitimaris op informatie niet onbeperkt is en dat een legitimaris geen recht heeft op rekening en verantwoording over financiële gang van zaken tijdens het leven van erflater. De vele informatieverzoeken van eiseres lijken daar echter wel op. Alle documenten die eiseres nodig heeft voor de berekening van haar legitieme portie zijn echter reeds verstrekt, aldus gedaagde.
5.9.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge het bepaalde in artikel 4:78 BW de legitimaris die niet erfgenaam is tegenover de executeur aanspraak kan maken op inzage en afschrift van alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie behoeft en dat de executeur hem desverlangd alle daartoe strekkende inlichtingen moet verstrekken. Dit begrip moet, gelet op de wetgeschiedenis, zo ruim mogelijk worden uitgelegd, maar wel met de beperking dat het moet gaan om gegevens die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie. Dat betekent dat eiseres recht heeft op de bescheiden waarmee zij de omvang en de waarde van de nalatenschap op het moment van overlijden kan controleren. Voor de vaststelling van de omvang van de legitimaire massa zijn echter ook vóór het overlijden gedane giften door de erflater van belang (artikel 4:65 BW jo 4:67 e.v. BW). Eiseres heeft daarom ook een gerechtvaardigd belang bij het kunnen controleren of door de erflater aan erfgenamen of derden schenkingen zijn gedaan. Zij is niet gehouden af te moeten gaan op mededelingen van gedaagde daarover. Bedoelde informatieplicht gaat echter niet zover dat rekening en verantwoording afgelegd dient te worden over het vermogensverloop tijdens het leven van erflater. Of de door eiseres in dit incident gevorderde bescheiden onder de informatieplicht vallen, zal de rechtbank hieronder bespreken.
a.
de huurovereenkomst voor de [adres 1]
5.10.
Niet in geschil is dat tot de nalatenschap van erflater behoort onroerend goed aan de [adres 1] . Gedaagde heeft eerder bij brieven van 18 januari 2022 en 26 maart 2022 stukken aan eiseres verstrekt waaruit kan worden afgeleid dat het om een verhuurd appartement van 53 m2 gaat en dat de huur per 1 juli 2020 € 262,81 bedroeg. In de brief van 4 februari 2022 is door een potentiële koper een bod uitgebracht van € 82.000,-, welk bedrag is gebaseerd op een maandelijkse kale huurprijs van € 282,30 en € 50,- VVE kosten, waarbij rekening is gehouden met toekomstig funderingsherstel en de slechte staat van onderhoud. Gedaagde heeft het appartement voor een bedrag van € 85.680,- opgenomen in de (voorlopige) boedelbeschrijving. Zij is tot deze waarde gekomen door zelf de leegwaarderatio te berekenen, waarbij zij is uitgegaan van de WOZ-waarde van € 153.000,- op 1 januari 2020.
5.11.
Volgens eiseres bedroeg de WOZ-waarde 2021 € 163.000,- en is het onduidelijk wanneer de huurovereenkomst is gesloten, hoe de huurprijs tot stand is gekomen en of dit overeenkomt met een (onder omstandigheden) marktconforme huurprijs.
5.12.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in punt 46 van de dagvaarding (waar zij ter onderbouwing van haar vordering onder II a. naar verwijst) schrijft dat zij nadere inlichtingen over de huurovereenkomst vordert, omdat sprake kan zijn van schenkingen, alsmede een taxatie voor de vaststelling van de waarde. In de incidentele vordering onder II komen die inlichtingen en de taxatie echter niet terug. De rechtbank overweegt desondanks dat voor de waarde van het appartement per datum overlijden erflater niet kan worden uitgegaan van de (door gedaagde zelf berekende) leegwaarderatio, maar dat de marktwaarde (in verhuurde staat) moet worden vastgesteld door middel van een taxatie door een makelaar. De leegwaarderatio wordt weliswaar door de belastingdienst gehanteerd voor het bepalen van de erfbelasting, maar dat betekent niet dat die ratio kan worden gebruikt voor de vaststelling van de omvang van de nalatenschap in het kader van de verdeling en de bepaling van de legitieme porties. Gedaagde zal dus nog een taxatie moeten laten opmaken ter bepaling van de marktwaarde van het appartement aan de [adres 1] op [datum overlijden] .
5.13.
De vordering om een kopie van de huurovereenkomst te verstrekken zal worden toegewezen, omdat eiseres aan de hand daarvan kan vaststellen welke huurprijs daadwerkelijk is afgesproken met de huurder en hoe lang het appartement wordt verhuurd. Dit kan van belang zijn voor de vraag of sprake is van een gift. Gedaagde is niet gehouden om uitleg te geven over de totstandkoming van de huurprijs. Het stond erflater als eigenaar van het appartement vrij elke huurprijs af te spreken die hem goed dunkte. Gedaagde hoeft daar geen rekening en verantwoording over af te leggen. Over de vraag of de huurprijs al dan niet marktconform was, kan eiseres zelf een standpunt vormen. De vordering onder II a. zal dus worden toegewezen in die zin dat een kopie van de huurovereenkomst aan eiseres moet worden verstrekt.
b.
bescheiden met betrekking tot de vordering groot € 85.000,-
5.14.
Bij conclusie van antwoord in incident heeft gedaagde een notariële akte overgelegd waaruit blijkt dat erflater op 29 december 2020 een geldlening van € 120.000,- heeft verstrekt en de schuldenaar aan erflater een recht van hypotheek heeft verleend. Ook is overgelegd een stuk getiteld “Aflossingsnota Particuliere Hypotheek” waaruit volgt dat de na aflossingen de restschuld op [datum overlijden] € 72.041,56 bedraagt. In de akte van 19 april 2023 heeft eiseres hier geen opmerkingen overgemaakt anders dan dat gedaagde hiermee aan een deel van de vordering heeft voldaan. Bij dit deel van de vordering heeft eiseres dan ook geen belang meer, zodat de vordering onder II b. zal worden afgewezen.
c.
inlichtingen met betrekking tot de winst bij de Lotto in 2009
5.15.
Eiseres gaat er vanuit dat erflater in 2009 (toen hij 61 jaar oud was) € 14.500.000,- heeft gewonnen bij de Lotto. Van dat vermogen was op de datum van overlijden nog ongeveer € 2.600.000,- over. Eiseres stelt dat het aannemelijk is dat door erflater giften zijn gedaan.
5.16.
In de conclusie van antwoord in incident heeft gedaagde aangegeven dat zij in 2009 samen met erflater de Lotto jackpot heeft gewonnen en dat zij – na aftrek van 29% kansspelbelasting ieder € 5.147.500,- hebben ontvangen. Van dat bedrag is door de belastingdienst jaarlijks een groot bedrag aan vermogensbelasting geheven, zodat na 12 jaar nog een vermogen van € 2.600.000,- resteerde, aldus gedaagde.
5.17.
In de akte van 19 april 2023 heeft eiseres erop gewezen dat zij nooit eerder heeft gehoord dat de jackpot destijds door erflater en gedaagde samen was gewonnen en dat dat ook niet blijkt uit het persbericht van Lotto. Enige onderbouwing van de gedeelde winst van de kant van gedaagde ontbreekt, terwijl die informatie voor de vaststelling van de legitieme portie relevant kan zijn. Eiseres vordert daarom – mede onder verwijzing naar het gevorderde onder II o. – bescheiden waaruit blijkt gedaagde in 2009 samen met erflater de Lotto jackpot heeft gewonnen.
5.18.
De rechtbank overweegt dat het zowel voor de vaststelling van de omvang van de nalatenschap als voor de vaststelling of sprake is geweest van giften van belang is of erflater in 2009 een bedrag van € 5.147.500,- van Lotto heeft ontvangen of het dubbele daarvan. Gedaagde moet eiseres daarom bescheiden overleggen waaruit blijkt welk bedrag erflater in 2009 uitbetaald heeft gekregen door Lotto alsmede bescheiden waaruit blijkt dat erflater en gedaagde de jackpot destijds samen hebben gewonnen en zij de winst hebben gedeeld. Het gevorderde onder II c. zal dan ook in combinatie met het gevorderde onder II o. worden toegewezen.
d.
bankafschriften ABN Amro bankrekeningen en ING bankrekeningen van erflater vanaf 2009 tot datum overlijden
5.19.
Eiseres vordert kopieën van bankafschriften vanaf 2009 – het jaar waarin erflater de Lotto jackpot heeft gewonnen – zodat zij kan controleren of er giften door erflater zijn gedaan.
5.20.
Gedaagde stelt dat eiseres geen belang heeft bij bankafschriften over zo’n lange periode en dat gedaagde ook niet beschikt over bankafschriften vanaf 2009.
5.21.
De rechtbank is van oordeel dat bankafschriften van erflater van belang kunnen zijn voor de beantwoording van de vraag of erflater giften heeft gedaan die niet bij eiseres bekend zijn. Een legitimaris heeft er recht op en belang bij om dit te kunnen controleren. Hoewel het om bankafschriften over een lange periode gaat, acht de rechtbank dit redelijk gelet op het feit dat erflater in 2009 de Lotto jackpot heeft gewonnen en hij vanaf dat moment over een zeer groot vermogen beschikte. Voor zover gedaagde niet over deze bankafschriften beschikt, dient zij die (elektronisch) op te vragen bij de betreffende banken. Uit de nadere akte van eiseres blijkt dat dat bij de ABN AMRO Bank in ieder geval mogelijk is vanaf 2009 tot de sterfdatum. Wat betreft de bankafschriften van de ING bankrekeningen dient gedaagde in ieder geval de afschriften vanaf tien jaar terug tot aan de sterfdatum op te vragen en kopieën daarvan aan eiseres te verstrekken.
e.
koop- en verkoopovereenkomsten, aktes van levering en taxaties van onroerend goed op naam van erflater vanaf 2009 tot datum overlijden
5.22.
Eiseres stelt dat uit onderzoek bij het Kadaster is gebleken dat erflater vanaf 2009 17 onroerende zaken in eigendom heeft gehad en dat uit de aktes van levering van enkele onroerende zaken blijkt dat die in 2018 voor een aanzienlijk lagere prijs dan de WOZ-waarde zijn verkocht en geleverd aan (klein)kinderen van gedaagde.
5.23.
Gedaagde stelt dat zij niet in het bezit is van alle koop- en verkoopovereenkomsten, aktes van levering en taxaties vanaf 2009 en dat eiseres daar ook geen belang bij heeft, omdat zij zelf al onderzoek heeft gedaan en zij blijkens de bij dagvaarding overgelegde producties al beschikt over de leveringsaktes waarmee zij haar stellingen kan onderbouwen. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom zij daar nog andere stukken voor nodig heeft.
5.24.
De rechtbank overweegt dat eiseres belang heeft bij informatie over het onroerend goed dat in de periode tussen 2009 en de datum van overlijden eigendom was van erflater en weer is verkocht. Als de verkoopprijs lager was dan de waarde van het betreffende onroerend goed is mogelijk sprake geweest van een gift. Dat wil echter niet zeggen dat eiseres aanspraak kan maken op alle door haar gevorderde bescheiden. Niet valt in te zien waarom eiseres belang heeft bij bescheiden die betrekking hebben op de aankoop van het onroerend goed door erflater. Uit het onderzoek dat eiseres bij het Kadaster heeft laten doen, weet zij al welk onroerend goed erflater in de betreffende periode in eigendom heeft gehad. Tegen welke prijs hij dat heeft gekocht en of dat een reële prijs was is niet relevant voor de vraag of erflater giften heeft gedaan. Daarvoor is alleen relevant tegen welke prijs erflater het onroerend goed heeft verkocht en wat de marktwaarde daarvan was. De verkoopprijs kan blijken uit de verkoopovereenkomsten en de akten van levering en de marktwaarde uit eventueel opgemaakte taxatierapporten. Uit de bij dagvaarding overgelegde producties blijkt dat eiseres over een aantal akten van levering met betrekking tot verkopen door erflater al beschikt. Bij het nogmaals verstrekken van die akten heeft eiseres geen belang meer. Bij de overige akten van levering en ook de verkoopovereenkomsten heeft eiseres wel belang, omdat daar nadere afspraken in kunnen staan die kunnen duiden op giften. De vordering onder II e. zal dus worden toegewezen voor wat betreft de verkoopovereenkomsten, de akten van levering met betrekking tot verkopen door erflater die niet reeds in het bezit van eiseres zijn en taxatierapporten voor zover die zijn opgemaakt, alles voor zover gedaagde deze in haar bezit heeft. Voor het overige zal de vordering onder II e. worden afgewezen. Daarbij speelt mee dat afschriften van de ingeschreven akten van levering doorgaans door de notaris alleen aan de verkrijger worden verstrekt. Bovendien is eiseres zelf bij machte om afschriften van deze akten bij het kadaster op te vragen.
f.
de notariële volmacht d.d. 10 juni 2018
5.25.
Bij conclusie van antwoord in incident heeft gedaagde een notariële akte volmacht gedateerd 5 juni 2018 overgelegd. In de akte van 19 april 2023 heeft eiseres hier geen opmerkingen overgemaakt anders dan dat gedaagde hiermee aan een deel van de vordering heeft voldaan. Bij dit deel van de vordering heeft eiseres dan ook geen belang meer, zodat de vordering onder II f. zal worden afgewezen.
g.
aangiftes en definitieve aanslagen inkomstenbelasting van erflater vanaf 2009 tot en met 2021
5.26.
Eiseres stelt dat zij met de aanslagen de aangiften inkomstenbelasting kan controleren en middels de aangiften inkomstenbelasting het vermogensverloop kan worden nagegaan en worden vastgesteld of er sprake is geweest van andere vermogensbestanddelen. Ook kan deze informatie volgens eiseres bijdragen aan het vaststellen van giften rond de aanschaf van onroerend goed op naam van gedaagde.
5.27.
Gedaagde wijst erop dat zij bij brief van 18 januari 2022 al de aanslagen inkomstenbelasting 2020 en 2021 aan eiseres heeft verstrekt en dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat zij als legitimaris belang heeft bij de gevorderde informatie.
5.28.
De rechtbank stelt voorop dat de informatie die aan een legitimaris moet worden verstrekt beperkt is tot informatie die van belang is voor de berekening van de omvang van de legitieme portie. Anders dan gedaagde is de rechtbank van oordeel dat zij naast de reeds verstrekte aanslagen over 2020 en 2021 ook de daaraan ten grondslag liggende aangiften dient te verstrekken, omdat uit die aangiften informatie over de nalatenschap zou kunnen blijken, waaronder het bestaan van andere vermogensbestanddelen zoals bankrekeningen. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat zij aangiften en aanslagen van voor 2020 nodig heeft voor de berekening van haar legitieme portie. Eventuele andere vermogens-bestanddelen ten tijde van het overlijden van erflater zullen kunnen blijken uit de aangiften 2020 en 2021 en eventuele giften aan gedaagde zullen kunnen blijken uit de bankafschriften waarvan eiseres al afschriften krijgt. Eiseres heeft als legitimaris niet zonder meer recht op inzage in het vermogensverloop tijdens het leven van erflater. De vordering onder II g. zal dus worden toegewezen voor wat betreft de aangiften inkomstenbelasting over 2020 en 2021 en voor het overige worden afgewezen.
h.
de aangifte erfbelasting
5.29.
Gedaagde betwist (terecht) niet dat eiseres recht en belang heeft bij deze aangifte, maar stelt dat er nog geen aangifte kan worden gedaan, omdat eerst moet worden vastgesteld of eiseres recht heeft op een legitieme. De rechtbank zal de vordering onder II h. daarom in die zin toewijzen dat gedaagde de aangifte aan eiseres zal moeten verstrekken zodra die is gedaan.
i.
een kopie van de meest recente boedelbeschrijving
5.30.
Gedaagde stelt dat zij bij brief van 26 maart 2022 reeds een overzicht van bezittingen en schulden aan eiseres heeft verstrekt met onderliggende bijlagen en dat er dus geen reden is voor nog een boedelbeschrijving. Voor de mondelinge behandeling in de hoofdzaak zal gedaagde een aangepaste boedelbeschrijving overleggen waarin de oplopende kosten van de vereffening zullen zijn opgenomen.
5.31.
De rechtbank overweegt dat eiseres vanzelfsprekend belang heeft bij een correcte boedelbeschrijving. Gedaagde betwist dat ook niet. Het overzicht dat gedaagde bij brief van 26 maart 2022 heeft verstrekt, is achterhaald. Zo missen de notariskosten en is het loon van de executeur inmiddels opgelopen. Gedaagde zal daarom een bijgewerkte boedelbeschrijving moeten verstrekken. Eiseres hoeft daar niet op te wachten tot de mondelinge behandeling. De vordering onder II i. zal daarom worden toegewezen.
j.
belastingaangiftes dan wel aangiftes schenkingsbelasting van gedaagde vanaf 2009 tot en met 2021
5.32.
Hoewel eiseres belang kan hebben bij aangiften schenkingsbelasting van gedaagde voor zover dat schenkingen door erflater betreffen, zal dit deel van vordering worden afgewezen, omdat gedaagde heeft aangegeven dat er geen aangiften zijn gedaan. Op de belastingaangiften van gedaagde heeft eiseres geen recht.
inlichtingen of erflater vanaf of na 2009 een accountant, administratiekantoor of andere derde zijn administratie (deels) liet doen of bijhouden en zo ja, door wie
inlichtingen waarom en vanaf wanneer gedaagde mede-rekeninghouder was en is van de ABN AMRO bankrekening(en) van erflater
inlichtingen waarom het bij de ABN AMRO bank en de ING bank geregistreerde adres van erflater niet overeenkomt met zij sinds november 2016 nieuwe woonadres in het [adres 2]
5.33.
Eiseres wijst erop dat de ABN AMRO bankrekeningen van erflater bij leven vanaf enig moment mede op naam van gedaagde hebben gestaan en dat de verhuizing van erflater naar het verzorgingshuis in 2016 niet aan ABN AMRO is doorgegeven. Ook gaat zij er vanuit dat erflater zijn administratie na de winst van de Lotto jackpot heeft bewaard en advies/bijstand heeft gehad van professionals zoals een accountant of een fiscalist die nog over administratie en/of andere financiële informatie van erflater beschikken.
5.34.
Met gedaagde is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen recht heeft op de onder II k, l en m gevorderde inlichtingen, omdat niet valt in te zien dat deze informatie van belang is voor het vaststellen van haar legitieme portie. Gedaagde is bovendien niet gehouden rekening en verantwoording af te leggen over de periode waarin erflater nog leefde.
n.
inlichtingen of erflater in de periode augustus 2009 tot datum overlijden nog andere bankrekeningen op naam heeft gehad (naast de reeds bekende bankrekeningen betaal- en spaarrekeningen bij de ING Bank en de ABN AMRO bank
5.35.
Gedaagde betwist niet dat eiseres belang heeft bij de gevorderde inlichtingen, maar stelt in de conclusie van antwoord in het incident dat erflater in de periode 2009 tot de datum van overlijden geen andere bankrekeningen had. Daarmee zijn de gevorderde inlichtingen reeds verstrekt, zodat eiseres geen belang meer heeft bij het gevorderde. De vordering onder II n. zal daarom worden afgewezen.
o.
alle overige stukken uit de administratie van erflater die mogelijk van belang zijn voor de omvang van de legitieme portie van eiseres
5.36.
Bij gebrek aan zicht op welke stukken mogelijk nog meer relevant zijn, vordert eiseres veroordeling van gedaagde tot afgifte en inbreng van alle overige voor de bepaling van haar legitieme portie relevante stukken uit de administratie van erflater.
5.37.
Gedaagde stelt dat de vordering onder II o. moet worden afgewezen omdat die te ruim is geformuleerd en eiseres specifieke informatie dient te vragen.
5.38.
De rechtbank acht de vordering van eiseres niet te ruim. Zij beperkt die immers tot stukken die mogelijk relevant zijn de omvang van haar legitieme portie. Dat is waar artikel 4:78 BW haar ook recht op geeft. Het kan eiseres niet worden verweten dat zij stukken waarvan zij het bestaan niet kent niet specificeert. De vordering onder II o. zal dan ook worden toegewezen, waarbij geldt dat gedaagde in ieder geval de in 5.18 genoemde bescheiden moet overleggen. Voorts zal, om executiegeschillen te voorkomen, worden bepaald dat het gaat om stukken die van belang zijn (in plaats van
mogelijkvan belang zijn) voor de omvang van de legitieme portie van eiseres
Wijze van verstrekken stukken
5.39.
Anders dan gevorderd zal de rechtbank bepalen dat gedaagde afschriften van de toegewezen stukken aan eiseres dient te verstrekken in plaats van dat gedaagde die stukken bij akte in het geding moet brengen. Eiseres kan daarna de stukken die volgens haar relevant zijn voor haar vorderingen zelf in het geding brengen.
Termijn
5.40.
Eiseres heeft zelf geen termijn in haar vordering vermeld en de bepaling daarvan aan de rechtbank gelaten. Ook gedaagde heeft zich niet over een termijn uitgelaten. Gelet op het grote aantal stukken dat gedaagde zal moeten overleggen en het feit dat zij sommige documenten mogelijk zal moeten opvragen, zal de rechtbank de termijn waarbinnen gedaagde afschriften van de toegewezen stukken moet verstrekken bepalen op twee maanden na de datum van dit vonnis. Deze termijn geldt niet voor de aangifte belasting indien er op dat moment nog geen aangifte is gedaan.
Dwangsom
5.41.
Voor het toewijzen van de gevorderde veroordeling van gedaagde tot betaling van een dwangsom ziet de rechtbank in dit stadium van de procedure geen aanleiding. Gedaagde heeft aangegeven dat als zij bepaalde informatie nog moet verschaffen zij dat zal doen en de rechtbank heeft vooralsnog geen aanleiding daaraan te twijfelen. De gevorderde dwangsom zal dus worden afgewezen.
Voorschot legitieme portie
5.42.
Eiseres vordert in het incident betaling van een voorschot van € 500.000,- op haar legitieme portie. Zij stelt dat van haar niet verwacht kan worden dat zij een – mogelijk jarenlange – juridische strijd moet afwachten. Het bedrag van het voorschot baseert eiseres op het voorlopig saldo van de nalatenschap dat door gedaagde zelf is berekend op ongeveer 2,6 miljoen euro.
5.43.
Het verweer van gedaagde dat de legitieme portie nihil is, is hiervoor al verworpen. Gedaagde voert verder aan dat eiseres geen (spoedeisend) belang heeft bij uitbetaling van een voorschot. Er is geen sprake van een mogelijke jarenlange procedure. De mondelinge behandeling zal over enkele maanden plaatsvinden. Eiseres heeft ook niet gesteld dat zij geen inkomen of vermogen heeft en het geld nu nodig heeft. Verder is de boedelbeschrijving nog niet compleet en zal eiseres zich nog moeten uitlaten over eventuele giften aan haar die in mindering komen haar legitieme portie. Bij het afwegen van de belangen van partijen zijn onvoldoende zwaarwegende belangen aanwezig om het gevorderde voorschot in een incident toe te wijzen, aldus gedaagde.
5.44.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in het incident voldoende processueel belang heeft bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. In dit kader is vereist dat de partij die de voorlopige voorziening vordert een zodanig spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening heeft dat van hem niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht. Bij een gevorderde voorziening in de vorm van betaling van een geldsom als voorschot is voorts van belang dat, in verband met het restitutierisico, toewijzing over het algemeen alleen gerechtvaardigd is indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
5.45.
De rechtbank overweegt dat het er op lijkt dat de legitieme portie waar eiseres aanspraak op kan maken een aanzienlijk bedrag betreft, maar spoedeisend belang bij uitbetaling van een voorschot daarop ontbreekt. Gedaagde heeft er terecht op gewezen dat de mondelinge behandeling over enkele maanden kan plaatsvinden waarna in beginsel vonnis volgt. Van een jarenlange procedure zal dus geen sprake zijn. Eiseres heeft niet voldoende duidelijk gemaakt waarom van haar niet gevergd kan worden dat de uitkomst van de bodemprocedure afwacht. De vordering tot betaling van een voorschot zal daarom worden afgewezen.
Vervolg
5.46.
Gelet op de vorderingen in de hoofdzaak acht de rechtbank het gerade dat eiseres eerst in de gelegenheid wordt gesteld om zich na ontvangst van de stukken in de hoofdzaak bij akte nader uit te laten over haar vorderingen. Vervolgens krijgt gedaagde de gelegenheid voor het nemen van een conclusie van antwoord.
Proceskosten
5.47.
Hoewel gedaagde is gedagvaard in haar hoedanigheid van executeur, ziet de rechtbank aanleiding om gelet op de familierelatie en het onderwerp van het geschil de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van het incident draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
veroordeelt gedaagde, in haar hoedanigheid van executeur, om binnen twee maanden na de datum van dit vonnis kopieën van de hierna genoemde bescheiden aan eiseres te verstrekken:
de huurovereenkomst voor de [adres 1] ;
bescheiden waaruit blijkt welk bedrag erflater in 2009 uitbetaald heeft gekregen door Lotto en bescheiden waaruit blijkt dat erflater en gedaagde de jackpot destijds samen hebben gewonnen en zij de winst hebben gedeeld;
bankafschriften van ABN Amro bankrekeningen van erflater vanaf 2009 tot aan de datum van overlijden van erflater en bankafschriften van ING bankrekeningen vanaf 2009 en, als die er niet zijn, in ieder geval vanaf tien jaar terug tot aan de datum van overlijden van erflater;
verkoopovereenkomsten, ontbrekende akten van levering met betrekking tot verkopen door erflater en taxaties van onroerend goed op naam van erflater vanaf 2009 tot datum overlijden, voor zover gedaagde deze in haar bezit heeft;
aangiftes inkomstenbelasting van erflater over 2020 en 2021;
de aangifte erfbelasting, waarvoor de genoemde termijn van twee maanden niet geldt;
een recente, bijgewerkte, boedelbeschrijving;
alle overige stukken uit de administratie van erflater die van belang zijn voor de omvang van de legitieme portie van eiseres,
6.2.
compenseert de kosten van dit incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.3.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 augustus 2023voor het nemen van een akte door eiseres als hiervoor in 5.46 bedoeld,
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 977