ECLI:NL:RBNHO:2023:4993

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
10311326 \ WM VERZ 23-108
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de doorgetrokken streep en de gevolgen voor de boete in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het overschrijden van een doorgetrokken streep. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 7 maart 2023, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig waren.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het overschrijden van de doorgetrokken streep terwijl er een file stond te wachten voor de Zaanbrug. Betrokkene erkende de gedraging, maar voerde aan dat hij dit deed om de file te passeren en geen gevaar of hinder voor het overige verkeer te veroorzaken. De kantonrechter overwoog echter dat het verbod op het overschrijden van de doorgetrokken streep geldt ongeacht of er gevaar of hinder wordt veroorzaakt, en dat dit verbod is ingesteld ter bescherming van het tegemoetkomende verkeer.

De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, omdat betrokkene wel degelijk gevaar of hinder had kunnen veroorzaken, ondanks zijn argumenten. Ook het beroep van betrokkene dat hij had moeten worden staande gehouden, werd verworpen. De kantonrechter stelde vast dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, waardoor de boete terecht aan de kentekenhouder was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10311326 \ WM VERZ 23-108
CJIB-nummer : 248962020
Uitspraakdatum : 17 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder de doorgetrokken streep overschrijden (verkeer in beide richtingen).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene erkent de gedraging, zodat deze vast staat, maar doet een beroep op de omstandigheden van het geval. Betrokkene stelt dat op het moment van de gedraging de Zaanbrug open stond en er een kleine file met auto’s stond te wachten voor de brug. De brug ligt kort na de kruising met de Merckenrif, waar betrokkene woont. Betrokkene besloot de doorgetrokken streep naar links te overschrijden om de file te passeren en vervolgens via het lege kruisingsvlak de Merckenrif in te rijden. Betrokkene stelt daarbij geen gevaar of hinder voor het overige verkeer te hebben veroorzaakt omdat er vanwege de openstaande brug geen tegemoetkomend verkeer aan kwam. Betrokkene stelt daarnaast dat er ter hoogte van de betreffende doorgetrokken streep geen sprake is van een ‘blinde bocht’. Tevens stelt betrokkene dat hij door de verbalisant had moeten worden staande gehouden.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“…Betrokkene overschreed de doorgetrokken streep met het volledig voertuig. Betrokkene haalde 10 voertuig(en) in. Ik heb wel bijzonderheden waargenomen ik zag dat de betrokkene in de file stond voor de Zaanbrug. Ik zag dat de betrokkene uit de file reed, de doorgetrokken streep tussen de rijstroken naar links overschreed en op de rijstrook voor tegengesteld verkeer de stilstaande file, links voorbijreed. Ik zag dat de doorgetrokken streep overging in een verdrijvingsvlak voor een vluchtheuvel. Ik zag dat de betrokkene stil ging staan op het verdrijvingsvlak. Vervolgens zag ik dat de betrokkene een gelegenheid afdwong om rechtsaf te slaan naar de Bruijnvisweg en deze inreed. (…) Ik, verbalisant zag geen mogelijkheid om achter de betrokkene aan de rijden en staande te houden, daarvoor zou ik dezelfde gedragingen moeten plegen om de staandehouding te effectueren en tevens op een blinde bocht af moeten rijden met gevaar voor het hinderen van tegenliggers…“.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft naar aanleiding van het beroepschrift van betrokkene een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant en dit proces-verbaal ter zitting overgelegd. Dit proces-verbaal is gehecht aan deze uitspraak.
De kantonrechter overweegt dat het verbod van overschrijding van de doorgetrokken streep geldt ongeacht of het overschrijden daarvan gevaar of hinder veroorzaakt. Het verbod neergelegd in artikel 76 RVV 1990 is bij uitstek gegeven ter bescherming van het tegemoetkomende verkeer. De hoogte van de daaraan verbonden boete is met name daaraan gerelateerd.
Betrokkene stelt dat hij de hoogte van de boete niet in verhouding vind staan tot de gepleegde overtreding in samenhang met de omstandigheden van dat moment.
De kantonrechter is van oordeel dat met name uit de verklaring van de verbalisant in aangehecht aanvullend proces-verbaal is gebleken dat betrokkene wel degelijk gevaar of hinder had kunnen veroorzaken met betrekking tot eventueel tegemoetkomend verkeer. Anders dan betrokkene stelt brengt de omstandigheid dat de brug open stond niet mee dat er geen tegemoetkomend verkeer zou (kunnen) zijn, gelet op de vóór de brug gelegen zijweg(en). Naar het oordeel van de kantonrechter is de boete terecht opgelegd en is er geen sprake van feiten of omstandigheden op grond waarvan de boete behoort te worden gematigd. Betrokkene had een andere keuze moeten maken.
Betrokkene heeft nog gesteld dat hij had moeten worden staande gehouden. De kantonrechter overweegt dat uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens het aanvullend proces-verbaal in burger gekleed en vrij van dienst was, in een privévoertuig reed (waarin doorgaans geen middelen aanwezig zijn om een stopteken te geven) [1] en hij met dit privévoertuig niet een gelijke gedraging wilde plegen mede gelet op de situatie ter plaatse en het gevaar van tegemoetkomend verkeer. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 oktober 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2020:8844.