ECLI:NL:RBNHO:2023:501

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
8311953
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van passagiers in hun vordering tegen vervoerder wegens vervaltermijn

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen American Airlines Inc. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hebben op 29 juli 2019 een dagvaarding uitgebracht, maar verzuimd deze in te schrijven op de rol van de rechtbank. Dit gebrek is pas hersteld met een herstelexploot op 19 november 2019, wat na de vervaltermijn van twee jaar volgens artikel 8:1835 BW is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de passagiers niet ontvankelijk is, omdat deze na de vervaldatum is ingediend. De kantonrechter heeft de passagiers veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij niet-ontvankelijk zijn verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van dagvaardingen en de gevolgen van het niet naleven van vervaltermijnen in het civiele recht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8311953 \ CV EXPL 20-1372
Uitspraakdatum: 8 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2] ,
3.
[passagier sub 3] ,
4.
[passagier sub 4] ,allen wonende te [woonplaats]
5.
[passagier sub 5] ,
6.
[passagier sub 6] ,beiden wonende te [woonplaats]
7.
[passagier sub 7] ,
8.
[passagier sub 8] ,
9.
[passagier sub 9] ,
10.
[passagier sub 10] ,allen wonende te [woonplaats]
11.
[passagier sub 11], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
American Airlines Inc.
te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 29 juli 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De passagiers hebben verzuimd het exploot van de dagvaarding in te schrijven op de rol van de rechtbank Noord-Holland. De passagiers hebben dit gebrek bij herstelexploot van 19 november 2019 hersteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan zij op 7 en 8 augustus 2019 vervoerd diende te worden.
2.2.
De passagier [passagier sub 4] is inmiddels meerderjarig geworden en heeft een zelfstandige machtiging overgelegd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 6.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 augustus 2017, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00 dan wel € 853,05 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 29 augustus 2017 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Het gaat hier om een vordering ter zake van een overeenkomst van luchtvervoer in de zin van artikel 8:1390 BW. Deze vaststelling is onder meer daarom van belang nu artikel 8:1835 BW bepaalt dat iedere vordering uit hoofde van een dergelijke overeenkomst vervalt door verloop van twee jaren, welke termijn aanvangt met de dag volgend op de dag van aankomst van het luchtvaartuig ter bestemming of de dag waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen of van de onderbreking van het luchtvervoer.
4.3.
In dit geval hadden de passagiers sub 1/m 4, sub 7 t/m 10 en sub 11 op 7 augustus 2017 op hun eindbestemming moeten arriveren. De passagiers sub 5 en sub 6 hadden op 8 augustus op hun eindbestemming moeten arriveren. De datum waarop de termijn van twee jaren gaat lopen is dus, zo blijkt uit artikel 8:1835 BW, ten aanzien van passagiers sub 1/m 4, sub 7 t/m 10 en sub 11 7 augustus 2017 en ten aanzien van de passagiers sub 5 en sub 6
8 augustus 2017. Daarmee staat vast dat de laatste dag waarop de passagiers hun vordering hadden kunnen indienen 7 augustus 2019 respectievelijk 8 augustus 2019 is. Dat is immers de laatste dag voordat de twee jarentermijn is verlopen.
4.4.
Artikel 125 lid 5 Wetboek van Rechtsvordering (hierna: Rv) bepaalt dat de aanhangigheid van het geding vervalt indien het exploot van dagvaarding niet uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie is geopend, voorafgaande aan de in de dagvaarding vermelde roldatum ter griffie is ingediend, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig herstelexploot is uitgebracht. De originele inleidende dagvaarding is op 29 juli 2019 uitgebracht. Dit exploot is echter niet ingeschreven op de rol van deze rechtbank. Het herstelexploot is vervolgens pas op 19 november 2019 uitgebracht. De aanhangigheid van het geding is hiermee komen te vervallen. Voor de beoordeling van de vervaltermijn kijkt de kantonrechter dan ook naar de datum van het uitbrengen van het herstelexploot, te weten 19 november 2019.
4.5.
Dit betekent dat de vordering ná de vervaldatum van 7 dan wel 8 augustus 2019 is ingediend. De passagiers moeten daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. De overige verweren behoeven derhalve geen bespreking.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij niet-ontvankelijk zijn in hun vordering. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart de passagiers niet-ontvankelijk in hun vordering;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 660,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 132,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter