In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 mei 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de minderjarige niet langer kan worden blootgesteld aan de onveilige thuissituatie, waarin sprake is van ruzies en spanningen tussen de ouders, alsook zorgen over middelengebruik. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen en de machtiging tot uithuisplaatsing voor vier maanden verleend, onder aanhouding van het meer verzochte.
De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar kampen met relatieproblemen en zijn niet in staat om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige weg te nemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die lijdt aan een taalontwikkelingsstoornis, in een spanningsvolle omgeving opgroeit en dat de ouders onvoldoende emotionele en pedagogische ondersteuning bieden. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om in de tussenliggende periode goede afspraken te maken met de hulpverlening, zodat de minderjarige veilig kan opgroeien.
De kinderrechter heeft de Raad opgedragen om uiterlijk op 9 augustus 2023 te rapporteren over de voortgang van de situatie van de ouders en de minderjarige. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de beschikking is op schrift gesteld op 23 mei 2023.