ECLI:NL:RBNHO:2023:5034

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
C/15/338703 / JU RK 23-566
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige in verband met onveilig opvoedklimaat

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 mei 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de minderjarige niet langer kan worden blootgesteld aan de onveilige thuissituatie, waarin sprake is van ruzies en spanningen tussen de ouders, alsook zorgen over middelengebruik. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen en de machtiging tot uithuisplaatsing voor vier maanden verleend, onder aanhouding van het meer verzochte.

De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar kampen met relatieproblemen en zijn niet in staat om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige weg te nemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die lijdt aan een taalontwikkelingsstoornis, in een spanningsvolle omgeving opgroeit en dat de ouders onvoldoende emotionele en pedagogische ondersteuning bieden. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om in de tussenliggende periode goede afspraken te maken met de hulpverlening, zodat de minderjarige veilig kan opgroeien.

De kinderrechter heeft de Raad opgedragen om uiterlijk op 9 augustus 2023 te rapporteren over de voortgang van de situatie van de ouders en de minderjarige. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de beschikking is op schrift gesteld op 23 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/338703 / JU RK 23-566
Datum uitspraak: 3 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Haarlem, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J.J.C. Engels, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. T.J.E. op de Weegh, kantoorhoudende te Heiloo.
De kinderrechter merkt als informant aan: de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar, hierna te noemen: de GI.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 13 april 2023, ingekomen bij de griffie op 13 april 2023.
1.2
Op 3 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. J.J.C. Engels;
- de moeder, bijgestaan door mr. T.J.E. op de Weegh;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2
[de minderjarige] woont bij zijn ouders.

3.Het verzoek en het standpunt van de Raad

3.1
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar.
Daarnaast verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten bij zijn halfzus vaderszijde (vz) [halfzus vaderszijde] en haar partner [partner] , voor de duur van zes maanden.
3.2
De Raad heeft aan het verzoek tot ondertoezichtstelling ten grondslag gelegd dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] heeft een taalontwikkelingsstoornis en heeft daardoor meer aandacht nodig dan leeftijdsgenoten. De ouders kampen met relatieproblemen en er is sprake van drank- en mogelijk drugsgebruik bij de ouders. Hierdoor verblijft [de minderjarige] voortdurend in een spanningsvolle omgeving waar hij last van heeft. Daarnaast hebben de ouders vanwege hun eigen problematiek ook te weinig emotionele en affectieve aandacht voor [de minderjarige] en bieden zij hem te weinig pedagogische begeleiding.
Volgens de Raad zijn de ouders op dit moment voldoende bereid, maar niet in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] weg te nemen en hulpverlening te accepteren, omdat zij vastzitten in hun onderlinge strijd.
3.3
De Raad acht ook een uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk, omdat het de ouders niet lukt hun strijd te staken en [de minderjarige] niet toekomt aan zijn ontwikkeling zolang hij aan deze strijd wordt blootgesteld. De Raad acht het noodzakelijk dat de komende zes maanden onderzocht wordt of [de minderjarige] weer geheel of gedeeltelijk bij zijn ouders, of bij één van zijn ouders, kan gaan wonen.
3.4
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de Raad aan het voorgaande toegevoegd dat hij een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden te kort vindt. De ouders zitten in de knoop en geven op de zitting beide aan dat zij uit elkaar willen maar hebben allebei nog geen plan. De Raad vindt het schadelijker voor [de minderjarige] om nog langer in de huidige situatie te moeten blijven zitten dan tijdelijk bij zijn halfzus (vz) te worden geplaatst.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1
Door en namens de vader is het volgende naar voren gebracht. De vader is het eens met het verzoek tot ondertoezichtstelling. Ten aanzien van het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing vraagt de vader zich af wat daar de meerwaarde voor [de minderjarige] voor is. [de minderjarige] wordt dan uit zijn vertrouwde omgeving gehaald en dit zorgt ook voor spanning bij [de minderjarige] . De vader refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter ten aanzien van een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden, maar vindt een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden te lang.
De vader heeft verder nog aangegeven dat hij de relatie met de moeder wil verbreken, maar hij heeft al heel lang het gevoel dat hij met zijn rug tegen de muur staat. De vader vreest dat een eventuele zorgregeling voor hem ongunstig uit zou vallen omdat de moeder haar drankgebruik ontkent. De vader is bang dat [de minderjarige] daar dan de dupe van wordt. De vader heeft geen beschikking over een woonplek als hij de gezamenlijke woning zal verlaten. Hij heeft nog geen gesprekken gevoerd met de moeder over hoe het verder moet als zij elkaar gegaan en zij hebben hier samen dus ook nog geen afspraken over gemaakt.
4.2
De moeder is het eens met het verzoek tot ondertoezichtstelling, maar niet met het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] . De moeder vindt wel dat er wat aan de situatie moet veranderen. Een uithuisplaatsing levert echter alleen maar extra stress op. Het is beter om vanuit de ondertoezichtstelling te bekijken worden welke hulpverlening er in gezet moet worden om een uithuisplaatsing te kunnen voorkomen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan meer intensieve ambulante begeleiding.. De moeder ontkent dat zij een drankprobleem heeft, maar is bereid om aan alles mee te werken, bijvoorbeeld hulpverlening van de Brijder, om de zorgen over haar drankgebruik bij de vader weg te nemen. De moeder heeft nog niet met de vader gesproken over het definitief beëindigen van hun relatie.

5.De beoordeling

5.1
De kinderrechter is op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling, genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter neemt hierbij in overweging dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, omdat hij opgroeit in een onveilig opvoedklimaat waarin sprake is van ruzies met verbaal en fysiek geweld en spanningen tussen zijn ouders. Verder zijn er zorgen over middelengebruik door de ouders en hun fysieke en emotionele beschikbaarheid voor [de minderjarige] .
Bij [de minderjarige] is sprake van een taalontwikkelingsstoornis en er bestaan meerdere andere zorgen over zijn ontwikkeling. Op dit moment is onduidelijk of dit (deels) kindeigenproblematiek is of dat dit uitsluitend voortkomt uit de onveilige thuissituatie.
Voor [de minderjarige] is het belangrijk dat hier meer zicht komt zodat hij de juiste hulp kan krijgen en zijn thuissituatie verbetert. Het is niet gelukt om dit met hulpverlening vanuit het vrijwillig kader voor elkaar te krijgen. De kinderrechter acht het daarom noodzakelijk dat er een Jeugd- en gezinsbeschermer in het gedwongen kader betrokken raakt die regie gaat voeren, het belang van [de minderjarige] waarborgt en de noodzakelijke hulpverlening inzet.
5.2
Gelet op de ernst, de aard en de duur van de problematiek zal de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de verzochte duur van een jaar.
5.3
De kinderrechter is daarnaast van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.
De kinderrechter overweegt hiertoe dat de thuissituatie al heel lang onveilig is voor [de minderjarige] . Er heeft eerder, in april 2022, al een raadsonderzoek plaatsgevonden en de inzet van de hulpverlening in het vrijwillig kader heeft de situatie niet verbeterd. De ouders zeggen op de zitting voornemens te zijn om uit elkaar te gaan maar hebben elkaar daarover nog niet gesproken en hebben beiden ook geen concreet plan en andere huisvesting. De kinderrechter begrijpt dat de beslissing van de ouders om al dan niet uit elkaar te gaan ingrijpend voor hen is en dat zij zich beide zorgen maken over de gevolgen die dit voor hen zal hebben. Het is echter ook duidelijk dat de thuissituatie voor [de minderjarige] op dit moment onhoudbaar en niet in zijn belang is.
De kinderrechter is met de Raad van oordeel dat [de minderjarige] niet langer geconfronteerd mag worden met de ruzies en spanningen tussen de ouders. De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlenen in een netwerkpleeggezin, te weten bij zijn halfzus en haar partner, voor de duur van vier maanden, onder aanhouding van het meer verzochte. De kinderrechter hoopt de ouders in de tussenliggende periode in staat zullen zijn om met behulp van de Jeugd- en gezinsbeschermer goede afspraken te maken met elkaar en dat duidelijk wordt wat [de minderjarige] nodig heeft om veilig te kunnen opgroeien.
De kinderrechter draagt de Raad op om
uiterlijk op 9 augustus 2023aan te geven of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd. In geval van handhaving van het verzoek, verzoekt de kinderrechter de Raad om daarbij actuele informatie over te leggen over de situatie van de ouders en [de minderjarige] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
stelt de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
onder toezicht van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar, voor de duur van een jaar, met ingang van 3 mei 2023 tot 3 mei 2024;
6.2
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige in een netwerkpleeggezin, te weten bij zijn halfzus en haar partner ( [halfzus vaderszijde] en [partner] ) voor de duur van vier maanden, met ingang van 3 mei 2023 tot 3 september 2023;
6.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
houdt de beslissing ten aanzien van het meer verzochte inzake de machtiging tot uithuisplaatsing aan tot de
pro formadatum van
9 augustus 2023en verzoekt de Raad uiterlijk op deze datum de onder 5.3 genoemde informatie over te leggen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Kuip als griffier, en op schrift gesteld op 23 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.