ECLI:NL:RBNHO:2023:504

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
9744585
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van vliegticketkosten door passagiers na annulering van vlucht

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Singapore Airlines Ltd. De passagiers vorderen compensatie voor de kosten van hun vliegtickets, omdat zij van mening zijn dat de vlucht geannuleerd was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht op reguliere wijze is uitgevoerd, ondanks het inreisverbod vanwege COVID-19. De passagiers hebben nagelaten zich tijdig bij de incheckbalie te melden, waardoor zij als 'no show' worden gekwalificeerd. De kantonrechter oordeelt dat er geen recht op restitutie bestaat, omdat de vlucht niet geannuleerd was en de passagiers zelf verantwoordelijk zijn voor hun tijdige aanwezigheid. De vordering van de passagiers wordt afgewezen en zij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 15 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9744585 \ CV EXPL 22-1561
Uitspraakdatum: 15 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats] ,

2.
[passagier sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[passagier sub 3] ,wonende te [woonplaats] ,
4.
[passagier sub 4] ,wonende te [woonplaats] ,
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. M.C.A.M. van der Meer
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Singapore Airlines Ltd
gevestigd te Singapore (Singapore)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. J.J. Croon

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 8 maart 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers sub 1 t/m 3 op 19 en 20 maart 2020 diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Singapore (Singapore) naar Davao (Filipijnen) (hierna: vlucht I) en de passagiers sub 1 t/m 4 op 31 maart en 1 april 2020 van Davao (Filipijnen) via Singapore (Singapore) (terug) naar Amsterdam Schiphol Airport (hierna: vlucht II).
2.2.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.368,04, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 461,80 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers stellen dat de vervoerder tekort is geschoten in zijn verplichting de passagiers binnen 7 dagen na annulering van de vlucht(en) de ticketprijs van de ongebruikte vliegtickets te restitueren conform artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder gehouden is hen de betaalde ticketprijzen te restitueren tot een bedrag van in totaal € 3.368,04.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van vlucht II slaagt het verweer van de vervoerder dat de Verordening niet van toepassing is. Artikel 3 van de Verordening bepaalt de werkingssfeer van de Verordening. In artikel 3 lid 1 sub b staat dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals in deze zaak Davao (Filipijnen) naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam Schiphol Airport. Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b echter wel dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De vervoerder is echter geen communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De vervoerder is immers gevestigd in Singapore en dus niet in een lidstaat.
4.3.
Ten aanzien van vlucht I heeft de vervoerder aangevoerd dat de passagiers geen recht hebben op restitutie omdat de vlucht niet is geannuleerd. Zowel het eerste deel van de vlucht (van Amsterdam naar Singapore op 19 maart 2020 met vluchtnummer SQ323) als het tweede deel van de vlucht (van Singapore naar Davao op 20 maart 2020 met vluchtnummer MI562) is volgens schema uitgevoerd als commerciële vlucht (met betalende passagiers) en dus niet geannuleerd in de zin van de Verordening. De vervoerder verwijst in dit kader naar productie 1 bij antwoord. De passagiers hebben er zelf voor gekozen om niet mee te vliegen, aldus de vervoerder.
4.4.
De passagiers hebben hiertegen aangevoerd dat zij na het aankondigen van de coronamaatregelen (waaronder een algemeen negatief reisadvies) door de Nederlandse overheid op 17 maart 2020 contact hebben gezocht met zowel D-Reizen (hierna: de reisagent) als de vervoerder. De vervoerder was niet bereikbaar, zodat het voor de passagiers niet mogelijk was om te achterhalen of de vlucht wel of niet door zou gaan. Er was op dat moment bovendien een inreisverbod in de Filipijnen van kracht. De passagiers verwijzen in dat kader naar een schermafdruk van de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (productie 12 bij repliek). De passagiers stellen dat het hen om deze reden niet kan worden tegengeworpen dat zij niet op de vlucht zijn verschenen.
4.5.
De passagiers betwisten bovendien dat de vlucht op reguliere wijze is doorgegaan. De vlucht is volgens de passagiers nooit in Davao aangekomen (productie 13 bij repliek). Ook wordt betwist dat sprake zou zijn van betalende passagiers. Het laten vliegen van een vliegtuig voor een beperkt aantal passagiers kan niet worden gezien als een reguliere vlucht.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vervoerder heeft onder verwijzing naar productie 1 bij antwoord voldoende aannemelijk gemaakt dat de vlucht, weliswaar met een uitwijk naar Cebu (Filipijnen), op reguliere wijze is uitgevoerd. Het enkele feit dat er slechts een beperkt aantal (betalende) passagiers aan boord was doet daar niets aan af. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van een annulering in de zin van de Verordening. Zonder tegenbericht van de vervoerder is het aan de passagiers om zich tijdig aan de incheckbalie te melden. Het is vervolgens aan de vervoerder om te beslissen of de passagiers, in het kader van de geldende coronaregels, wel of niet mee mogen met de vlucht. De passagiers hebben nagelaten om zich tijdig bij de incheckbalie te melden. Daarmee kwalificeren zij als een ‘no show’, zodat hen geen recht op restitutie toekomt. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering wordt afgewezen. Het enkele feit dat de vervoerder, uit coulance vanwege de COVID-19 pandemie, tot restitutie aan de reisagent is overgegaan maakt het oordeel van de kantonrechter niet anders. Uit de betaling op zichzelf volgt niet de erkenning van het recht op restitutie.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze ongelijk krijgen.
4.8.
Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 528,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 132,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter