ECLI:NL:RBNHO:2023:509

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
HAA 22/161
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. De aanvraag werd afgewezen omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 20 juli 2021 was vastgesteld op 2,32%. Eiseres, die lijdt aan reuma en fibromyalgie, was van mening dat haar medische situatie niet goed was beoordeeld en dat zij recht had op een uitkering. De rechtbank heeft de zaak op 5 januari 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar partner aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 20 juli 2021 niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig is uitgevoerd en dat alle relevante klachten van eiseres zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen andere medische onderbouwing heeft gepresenteerd die de conclusies van het UWV zou kunnen weerleggen. De rechtbank volgt de argumentatie van het UWV en concludeert dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming is met haar medische belastbaarheid.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde WIA-uitkering. De rechtbank benadrukt dat de wens van eiseres om meer tijd te krijgen om aan haar situatie te wennen, niet kan worden meegenomen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De uitspraak is gedaan op 19 januari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/161

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het UWV
(gemachtigde: mr. M. van der Feer).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar (hierna: het bestreden besluit) van het UWV van 24 december 2021. Het gaat om het besluit op de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV heeft de aanvraag afgewezen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 20 juli 2021 is vastgesteld op 2,32%.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van haar partner, en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft gewerkt als employee cleanroom voor gemiddeld 22,3 uur per week. Van 9 juli 2019 tot 5 september 2019 en vanaf 19 september 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld (voor dit werk) vanwege lichamelijke klachten.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek het primaire besluit van 26 juli 2021 genomen, dat in bezwaar is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 20 juli 2021 2,32% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres per die datum een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 15 december 2021
.De medische belastbaarheid van eiseres is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 december 2021
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 23 december 2021
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Eiseres geeft aan dat zij reuma en fibromyalgie heeft en hiervoor een intensief multidisciplinair traject heeft doorlopen. Volgens eiseres heeft het UWV haar kwaal niet goed beoordeeld. Haar gezondheidssituatie is verslechterd en zij heeft vreselijke pijn in haar onderrug en benen. Zij heeft geen rust gehad om aan haar situatie en beperkingen te wennen en om op zoek te gaan naar werk wat bij haar past. Eiseres voelt zich ongehoord en onbegrepen en begrijpt niet waarom zij niet geholpen wordt om even helemaal tot rust te komen en haar ziektebeeld te leren accepteren. Eiseres is doorverwezen naar een neuroloog voor haar hevige lage rugpijn. Hieruit is gebleken dat van een hernia geen sprake is. Eiseres heeft in dit verband brieven van haar behandelend neuroloog ingebracht. Eiseres heeft zich sinds 13 januari 2022 weer ziekgemeld. Per 1 juni 2022 is zij weer aan de slag gegaan, maar dat heeft maar één dag geduurd. Ter zitting heeft zij nog naar voren gebracht dat zij inmiddels in het bedrijf, waar haar partner werkt, voor totaal veertien uur in de week schoonmaakwerkzaamheden verricht. Dit is heel ongedwongen en zij kan zich, als ze zich niet goed voelt, makkelijk afmelden. De werkzaamheden kunnen in een laag tempo worden verricht maar ook deze werkzaamheden vindt zij al vermoeiend; hieruit blijkt volgens eiseres dat ze ander werk niet kan volhouden. Een andere werkgever verwacht meer van haar en aan die verwachting kan zij niet voldoen.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 20 juli 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 20 juli 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 20 juli 2021 voor 2,32% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten pijnklachten als gevolg van fibromyalgie, klachten van artrose in haar vingers en psychische klachten
,zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit lichamelijk onderzoek, de bevindingen tijdens de hoorzitting in bezwaar en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. Anders dan eiseres stelt ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de verzekeringsarts B&B de kwaal van eiseres onjuist heeft beoordeeld. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 20 juli 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij heeft daarbij de ((pijn)klachten van eiseres in verband met de) artrose en de fibromyalgie erkend en betrokken bij zijn beoordeling. Hij heeft ook onderkend dat eiseres in dit kader een multidisciplinair traject heeft gevolgd. De verzekeringsarts B&B heeft naar aanleiding van zijn bevindingen tijdens de hoorzitting in verband met de psychische klachten van eiseres nog aanvullende beperkingen opgenomen in de FML in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. In beroep heeft eiseres nog medische informatie van de neuroloog verstrekt waaruit, volgens eiseres, volgt dat geen sprake is van een hernia. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 22 juni 2022 gerapporteerd dat geen sprake is van een wortelcompressie en dat de diagnose chronisch pijnsyndroom gehandhaafd blijft. Er is volgens hem geen aanleiding om op medische gronden een andere beslissing te nemen, hetgeen de rechtbank kan volgen.
11. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiseres heeft dit niet gedaan. Bij de rechtbank werken immers geen verzekeringsartsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts tot een onjuiste medische conclusie is gekomen. Dat betekent ook dat hoe iemand zich voelt – zonder medische onderbouwing – in beginsel niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Eiseres moet op 20 juli 2021 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 15 december 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
12. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld in de FML van 15 december 2021, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige B&B heeft in (de bijlage bij) zijn rapport voldoende uitgelegd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. Hij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. In de omstandigheid dat eiseres haar nieuwe werk na één dag heeft gestaakt, ziet de rechtbank geen reden om de geduide functies als niet passend te beschouwen. Voorop staat dat niet is gebleken dat de oorzaak van het staken van het werk is gelegen in de beperkingen van eiseres. Verder betreft dit werk ander werk dan de aan eiseres voorgehouden functies. Het is niet gebleken dat dit werk aan de hand van de FML van 15 december 2021 is getoetst op geschiktheid.
13. Tot slot kan de rechtbank eiseres niet volgen in haar betoog ter zitting, dat zij haar huidige schoonmaakwerkzaamheden al moeilijk kan volhouden, zodat zij ander werk ook niet kan volhouden, en dat zij dus niet kan voldoen aan de verwachtingen van een andere werkgever. De arbeidsdeskundige B&B heeft functies geduid die passend zijn bij haar beperkingen, zoals weergegeven in de FML van 15 december 2021. Dat de schoonmaakwerkzaamheden die eiseres nu uitvoert ook passend zijn bij haar beperkingen, is niet gebleken; uit het dossier volgt ook niet dat dat is onderzocht. Dat deze werkzaamheden voor haar vermoeiend zijn en zij deze ook maar moeilijk kan volhouden, kan dus ook gelegen zijn in de omstandigheden dat deze werkzaamheden niet passend (en wellicht te zwaar) voor haar zijn. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar standpunt dat, omdat zij haar huidige schoonmaakwerkzaamheden vermoeiend vind, ander werk, zoals bijvoorbeeld de aan haar voorgehouden functies, ook niet passend is. Ook het standpunt van eiseres dat zij niet kan voldoen aan de verwachtingen van een werkgever, ook niet wanneer zij bij die werkgever werkt in passende arbeid, is niet aannemelijk geworden.
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 20 juli 2021 met de middelste van de geduide functies 97,68% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk als employee cleanroom, zodat zij voor de overige 2,32% arbeidsongeschikt is. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit. Eiseres heeft nog aangegeven dat zij graag wat rust had gekregen om aan haar situatie en haar beperkingen te wennen en om op zoek te gaan naar passend werk. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor deze wens van eiseres, kan hiermee bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling op grond van de Wet WIA geen rekening worden gehouden. Wanneer de vastgestelde (medische en arbeidskundige) feiten tot de conclusie leiden dat een betrokkene, zoals eiseres, geen recht heeft op een WIA-uitkering, komt het UWV geen bevoegdheid toe om betrokken om wat voor reden dan ook alsnog een (tijdelijke) WIA-uitkering te verstrekken.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 20 juli 2021 een WIA-uitkering toe te kennen. Zoals hiervoor is weergegeven is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit voldoende zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd. Dat het bestreden besluit binnen vijf dagen na de hoorzitting aan haar is toegestuurd, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank vindt het vervelend dat eiseres zich niet gehoord en begrepen voelt door het UWV, maar ook dat doet niet af aan de juistheid van de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
16. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden eventueel gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 januari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.