In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. De aanvraag werd afgewezen omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op 20 juli 2021 was vastgesteld op 2,32%. Eiseres, die lijdt aan reuma en fibromyalgie, was van mening dat haar medische situatie niet goed was beoordeeld en dat zij recht had op een uitkering. De rechtbank heeft de zaak op 5 januari 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar partner aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 20 juli 2021 niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig is uitgevoerd en dat alle relevante klachten van eiseres zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen andere medische onderbouwing heeft gepresenteerd die de conclusies van het UWV zou kunnen weerleggen. De rechtbank volgt de argumentatie van het UWV en concludeert dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming is met haar medische belastbaarheid.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde WIA-uitkering. De rechtbank benadrukt dat de wens van eiseres om meer tijd te krijgen om aan haar situatie te wennen, niet kan worden meegenomen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De uitspraak is gedaan op 19 januari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.